FAMILIAAL VERMOGENSRECHT
DEEL 1: RELATIEVERMOGENSRECHT
INLEIDING
Regelt de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen de partners onderling of tussen de partners en derden.
Valt uiteen in huwelijksvermogensrecht en samenwoningsvermogensrecht.
3 basisvragen:
‘niets’: wat als het koppel niets hebben geregeld?
‘bob de bouwer’: over welke contractuele vrijheid beschikt het koppel om hun vermogensrechtelijke
verhoudingen zelf te regelen?
‘muur’: zijn er beperkingen aan de contractuele vrijheid wanneer het koppel hun
vermogensrechtelijke verhoudingen zelf wensen te regelen?
HUWELIJKSVERMOGENSRECHT
INLEIDING
= geheel van rechtsregels dat, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan, de vermogensrechtelijke
verhoudingen regelt van de echtgenoten, zowel tegenover elkaar als tegenover derden.
We hebben huwelijksvermogensrecht nodig, omdat het gemene recht is ontworpen voor vreemden, die
minstens met elkaar geen affectieve relatie hebben en die kunnen onderhandelen en voor zichzelf kunnen
opkomen. HVR is een lex specialis.
HVR heeft zowel interne als externe werking, maar deze laatste ligt onder vuur.
Primair HVR (art. 212-224 oud BW) + secundair HVR (boek 2 titel 3 BW)
HET PRIMAIR STELSEL
Regelt op eenvormige en dwingende wijze de rechten en verplichtingen van de echtgenoten onderling,
alsmede hun verhouding tegenover derden echtgenoten mogen hier niet van afwijken.
ALGEMENE KENMERKEN
‘minimum minimorum’: basisprincipes
Eenvormig en dwingend recht
Wederkerig en krachtens de wet: toepassing ENAC-principes niet mogelijk
TOEPASSINGSGEBIED
Alle echtgenoten
Gedurende de hele duur van het huwelijk
o Nuance: echtelijke moeilijkheden
Principe: primair stelsel blijft gelden
Bij een feitelijke scheiding kunnen bepaalde regels van het primair stelsel worden
uitgehold.
1
,KRACHTLIJNEN VAN HET PRIMAIR STELSEL
Evenwicht tussen 3 basisprincipes: gelijkheid, solidariteit en zelfstandigheid
1. Principieel uitgangspunt: gelijkheid
o Art. 212, §3 oud BW: tast de principiële handelingsbekwaamheid niet aan
≠ het huwelijk kan de handelingsbevoegdheid niet aantasten, als dat wel doet is dat in gelijke
mate voor beide echtgenoten
o Art. 219 oud BW: echtgenoten kunnen elkaar volmachten geven
gevolg van feit dat handelingsbekwaamheid niet wordt aangetast
2. Solidariteit en bescherming van het gezinsleven
o Hulp- en bijdrageverplichting (art. 213, 217 en 221 oud BW)
Hulpplicht
Bijdrageverplichting (moet niet 50/50 zijn, zie cf. materiële en financiële bijdrage)
i. Lasten van het huwelijk (ruim begrip) zie Cassatiearrest
o Bescherming van de gezinswoning (art. 215 oud BW)
o Hoofdelijkheid van de huishoudelijke schulden (art. 222 oud BW)
o Handhavingsmaatregelen: art. 223 en 224 oud BW
3. Zelfstandigheid en autonomie
o Beroepsuitoefening: art. 216 oud BW
i. Recht van verzet verbod of beroepsuitoefening onder voorwaarde
o Inning en besteding van de inkomsten: art. 217 oud BW
i. Zie volgorde in artikel
o Opening van een bankrekening of kluis: art. 218 oud BW
SECUNDAIR STELSEL
Regelt de verdere VMR verhoudingen van de echtgenoten, zowel onderling als tegenover derden (elk VMR-
element dat al dan niet in het primair recht is geregeld. wel vatbaar voor autonomie!!
Keuze Belgische wetgever: wettelijk stelsel (scheiding goederen met gemeenschap van aanwinsten)
Balans tussen solidariteit en autonomie van het primair stelsel wordt verder uitgewerkt in de regels
van het wettelijk stelsel
Rol van het wettelijk stelsel: art. 2.3.12 BW
o Aanvullend karakter
o Gemeenrechtelijk karakter
o Statutair karakter
WETTELIJK STELSEL
STATUUT VAN DE GOEDEREN
ALGEMEEN
3 vermogens
‘sui generis’-statuut
o Geen rechtspersoonlijkheid
o Geen onverdeeldheid
o Geen mede-eigendom
Algemeen uitgangspunt: sponswerking (art. 2.3.22, §3 BW)
2
, o Vermoeden van gemeenschappelijkheid, behalve wanneer dat goed vermeld wordt in de
bepalingen van de eigen goederen (art. 2.3.17-19 en 2.3.21 BW)
Bewijslast ligt bij degene die beweert dat een goed toch eigen is
Bewijsmiddelen:
o Tussen echtgenoten en door derden tov echtgenoten: vrij bewijs
o Door echtgenoten tov derden: beperkt aantal middelen
ACTIEF
Eigen door hun oorsprong
o Omwille van het ogenblik van de verwerving
Principe: al wat de echtgenoot al had voor het huwelijk blijft eigen
Uitzondering: anticipatieve inbreng (art. 2.3.53, §2 BW)
o Goederen verkregen via nalatenschap of gift
Principe: komt in eigen vermogen terecht, want heeft niets met dat huwelijk te
maken
Uitzondering: via gift wanneer degene die het gegeven heeft zegt dat het voor de
gemeenschap is OF schenking aan de twee echtgenoten samen
Eigen door hun aard
o Accessoria van eigen goederen (art. 2.3.18 BW)
o 4°
Zaakvervanging
Belegging (goed 1 goed 2)
Wederbelegging (goed 1 tussenstap goed 2)
Onroerende (weder)belegging
o Materiële voorwaarde
Een goed kan blijven na belegging wanneer meer dan de helft van
dat goed wordt verworven met eigen middelen
o Formele voorwaarde
In de akte van eigendomsverwerving van het ORG moet ik formeel
verklaren dat ik aankoop ten titel van (weder)belegging
Roerende (weder)belegging
o Enkel materiële voorwaarde
Vervroegd onroerend wederbeleggen (kopen met middelen van de gemeenschap en
binnen de 2j na aankoop minstens de helft van die middelen terug aan de
gemeenschap betalen)
o 5° en 6°
De ontbinding van het stelsel is voor het verloop van de levensverzekering niet
relevant: dan keren wet uit aan echtgenoot-verzekeringnemer, maar als hij die
premies heeft betaald met gemeensch. gelden dan vergoeding
De verzekering moet ingevolge de ontbinding van het stelsel uitgekeerd worden
Art. 2.3.18, 6° BW: vergoeding verschuldigd bij zgn. egoïstische
levensverzekering
Art. 2.3.19, §2, lid 1 BW: zonder vergoeding bij zgn. altruïstische
levensverzekering
Levensverzekering is al uitbetaald tijdens het stelsel: art. 2.3.22, §2 BW
o Strikt persoonlijke goederen (art. 2.3.19 BW)
§1: rechten (opsplitsing titre en finance)
4°: vergoeding voor herstel van de persoonlijke ongeschiktheid = eigen
(huishoudelijke of economische = gemeenschappelijk)
3
, 5°: vermogenswaarde die aan de aandelen gekoppeld is gemeenschappelijk
6°: vermogenswaarde van het goed is gemeenschappelijk (niet igv gezamenlijk
beroep/bedrijf)
7°: economische waarde is gemeenschappelijk
§2: goederen
Restbepaling uit art. 2.3.22, §3 BW: vermoeden van gemeenschappelijkheid
PASSIEF
Definitief passief (welk vermogen de schuld definitief moet dragen?)
o Kerngedachte: ubi emolumentum, ibi onus (wanneer op niveau van het actief een goed tot de
gemeenschap behoort, dan geldt als algemene regel dat de daaraan gekoppelde schuld tot hetzelfde
vermogen behoort) vermogen van gemeenschappelijkheid (art. 2.3.25, §2 BW)
o Eigen schulden
Eigen door hun oorsprong (art. 2.3.23)
Uitz.: als gift aan beide echtgenoten is gedaan (2.3.25, §1, 4°)
Eigen door hun aard (art. 2.3.24)
3°: sanctie op het niveau van het secundair stelsel afwijking van ubi
emolumentum, ibi onus (maar de inkomsten uit dat beroep komen wel nog
in de gemeenschap)
o Gemeenschappelijke schulden
Restbepaling uit art. 2.3.25, §2 BW: vermoeden van gemeenschappelijkheid
Specifieke gemeensch. schulden: §1 BW
Voorlopig passief (op welk(e) vermogen(s) een SE zich kan verhalen?)
Heeft betrekking op de verhouding tussen de echtgenoten enerzijds en de SEs anderzijds.
2 algemene regels:
Eigen schulden zijn verhaalbaar op eigen vermogen en de inkomsten van de echtgenoot-SA
Gemeenschappelijke schulden verhaalbaar op 3 vermogens
o Verhaalsrecht voor de eigen schulden
Principe: verhaal op EV + inkomsten (art. 2.3.26, §1 BW)
Uitzondering: ruimer verhaalsrecht (art. 2.3.26, §2-4 BW)
Beperkte verhaalsmogelijkheid: §2-4
Ruimere verhaalsmogelijkheid: §4, lid 2
Integrale verhaalsmogelijkheid: 2.3.27 BW
o Verhaalsrecht voor gemeenschappelijke schulden
Principe: verhaal op 3 vermogens: 2.3.28, lid 1 BW (volmaakt gemeenschappelijke
schulden)
Uitzondering: beperkter verhaalsrecht (lid 2) onvolmaakte gemeenschappelijke
schulden
Vrijwaring van het EV van echtgenoot-niet-contractant
BESTUUR OVER DE GOEDEREN (ART. 2.3.29-2.3.40 BW)
Regels zijn van dwingend recht: 2.3.52 BW
Toepassingsgebied ratione temporis van de bestuursregels:
Feitelijke scheiding: in principe geen wijzigingen (is eigenlijk HVrechtelijk neutraal)
o HvB Gent: als men gedurende zo’n lange tijd feitelijk gescheiden leeft, dan gaat men er
eigenlijk van uit dat elke handeling die elk van beiden stelt met impliciete toestemming
gebeurt van de andere echtgenoot. (creatieve rechtspraak)
4
, Echtscheidingsprocedure: regels van wettelijk stelsel gelden van het ogenblik van het sluiten van het
huwelijk tot het ogenblik van het instellen van de echtscheidingseis maar feitelijk gezien zal er nog
rekening worden gehouden met de regels van het gemeen recht en de regels van het HVR en dus ook
wettelijk stelsel.
Bestuur van het eigen vermogen:
Principe: alleenbestuur (art. 2.3.39 BW)
Uitzonderingen: beperkingen
o Specifieke beperking: regels van het primair stelsel
o Algemene beperking: belang van het gezin als negatieve gedragsnorm (art. 2.3.29 BW)
Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen:
Principe: concurrent bestuur (art. 2.3.30 BW)
o Daarbij moeten ze elkaars handelingen respecteren
o Geldt zelfs bij handelingen die intentioneel onverenigbaar zijn (kan ook materieel
onverenigbaar zijn)
o Algemene beperking: belang van het gezin
Uitzonderingen:
o Alleenbestuur: art. 2.3.31 BW
o Gezamenlijk bestuur: art. 2.3.32-2.3.33 BW
2.3.32, 1°-3°: vernietigbaar zodra niet aan de voorschriften van het gezamenlijk
bestuur is voldaan
2.3.32, 4°-8°: voor andere RH is de vernietiging slechts mogelijk wanneer het bewijs
van een benadeling voorligt
2.3.33: enkel van toepassing voor schenkingen, niet voor legaten!
Handhaving bestuursregeling:
Bescherming tegen onrechtmatige weigering tot medewerking: machtiging (art. 2.3.34 BW)
Bescherming tegen onrechtmatig optreden
o Preventief: art. 2.3.35 en 2.3.40 BW
o Repressief: art. 2.3.36-37 en 2.3.44, lid 3 BW
ONTBINDING, VEREFFENING EN VERDELING
ONTBINDING
Gevolg voor het verleden: het bestaande stelsel houdt op te bestaan en het moet vereffend en
verdeeld worden
Gevolg voor de toekomst: het bestaande stelsel wordt vervangen door een ander regime
! het stelsel kan ontbonden worden zonder dat het huwelijk ontbonden hoeft te worden !
Gronden tot ontbinding van het stelsel: art. 2.3.41 BW
Limitatieve lijst
Dus feitelijke scheiding is geen grond tot ontbinding, en kan ook niet leiden tot een gerechtelijke
scheiding van goederen!
5
DEEL 1: RELATIEVERMOGENSRECHT
INLEIDING
Regelt de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen de partners onderling of tussen de partners en derden.
Valt uiteen in huwelijksvermogensrecht en samenwoningsvermogensrecht.
3 basisvragen:
‘niets’: wat als het koppel niets hebben geregeld?
‘bob de bouwer’: over welke contractuele vrijheid beschikt het koppel om hun vermogensrechtelijke
verhoudingen zelf te regelen?
‘muur’: zijn er beperkingen aan de contractuele vrijheid wanneer het koppel hun
vermogensrechtelijke verhoudingen zelf wensen te regelen?
HUWELIJKSVERMOGENSRECHT
INLEIDING
= geheel van rechtsregels dat, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan, de vermogensrechtelijke
verhoudingen regelt van de echtgenoten, zowel tegenover elkaar als tegenover derden.
We hebben huwelijksvermogensrecht nodig, omdat het gemene recht is ontworpen voor vreemden, die
minstens met elkaar geen affectieve relatie hebben en die kunnen onderhandelen en voor zichzelf kunnen
opkomen. HVR is een lex specialis.
HVR heeft zowel interne als externe werking, maar deze laatste ligt onder vuur.
Primair HVR (art. 212-224 oud BW) + secundair HVR (boek 2 titel 3 BW)
HET PRIMAIR STELSEL
Regelt op eenvormige en dwingende wijze de rechten en verplichtingen van de echtgenoten onderling,
alsmede hun verhouding tegenover derden echtgenoten mogen hier niet van afwijken.
ALGEMENE KENMERKEN
‘minimum minimorum’: basisprincipes
Eenvormig en dwingend recht
Wederkerig en krachtens de wet: toepassing ENAC-principes niet mogelijk
TOEPASSINGSGEBIED
Alle echtgenoten
Gedurende de hele duur van het huwelijk
o Nuance: echtelijke moeilijkheden
Principe: primair stelsel blijft gelden
Bij een feitelijke scheiding kunnen bepaalde regels van het primair stelsel worden
uitgehold.
1
,KRACHTLIJNEN VAN HET PRIMAIR STELSEL
Evenwicht tussen 3 basisprincipes: gelijkheid, solidariteit en zelfstandigheid
1. Principieel uitgangspunt: gelijkheid
o Art. 212, §3 oud BW: tast de principiële handelingsbekwaamheid niet aan
≠ het huwelijk kan de handelingsbevoegdheid niet aantasten, als dat wel doet is dat in gelijke
mate voor beide echtgenoten
o Art. 219 oud BW: echtgenoten kunnen elkaar volmachten geven
gevolg van feit dat handelingsbekwaamheid niet wordt aangetast
2. Solidariteit en bescherming van het gezinsleven
o Hulp- en bijdrageverplichting (art. 213, 217 en 221 oud BW)
Hulpplicht
Bijdrageverplichting (moet niet 50/50 zijn, zie cf. materiële en financiële bijdrage)
i. Lasten van het huwelijk (ruim begrip) zie Cassatiearrest
o Bescherming van de gezinswoning (art. 215 oud BW)
o Hoofdelijkheid van de huishoudelijke schulden (art. 222 oud BW)
o Handhavingsmaatregelen: art. 223 en 224 oud BW
3. Zelfstandigheid en autonomie
o Beroepsuitoefening: art. 216 oud BW
i. Recht van verzet verbod of beroepsuitoefening onder voorwaarde
o Inning en besteding van de inkomsten: art. 217 oud BW
i. Zie volgorde in artikel
o Opening van een bankrekening of kluis: art. 218 oud BW
SECUNDAIR STELSEL
Regelt de verdere VMR verhoudingen van de echtgenoten, zowel onderling als tegenover derden (elk VMR-
element dat al dan niet in het primair recht is geregeld. wel vatbaar voor autonomie!!
Keuze Belgische wetgever: wettelijk stelsel (scheiding goederen met gemeenschap van aanwinsten)
Balans tussen solidariteit en autonomie van het primair stelsel wordt verder uitgewerkt in de regels
van het wettelijk stelsel
Rol van het wettelijk stelsel: art. 2.3.12 BW
o Aanvullend karakter
o Gemeenrechtelijk karakter
o Statutair karakter
WETTELIJK STELSEL
STATUUT VAN DE GOEDEREN
ALGEMEEN
3 vermogens
‘sui generis’-statuut
o Geen rechtspersoonlijkheid
o Geen onverdeeldheid
o Geen mede-eigendom
Algemeen uitgangspunt: sponswerking (art. 2.3.22, §3 BW)
2
, o Vermoeden van gemeenschappelijkheid, behalve wanneer dat goed vermeld wordt in de
bepalingen van de eigen goederen (art. 2.3.17-19 en 2.3.21 BW)
Bewijslast ligt bij degene die beweert dat een goed toch eigen is
Bewijsmiddelen:
o Tussen echtgenoten en door derden tov echtgenoten: vrij bewijs
o Door echtgenoten tov derden: beperkt aantal middelen
ACTIEF
Eigen door hun oorsprong
o Omwille van het ogenblik van de verwerving
Principe: al wat de echtgenoot al had voor het huwelijk blijft eigen
Uitzondering: anticipatieve inbreng (art. 2.3.53, §2 BW)
o Goederen verkregen via nalatenschap of gift
Principe: komt in eigen vermogen terecht, want heeft niets met dat huwelijk te
maken
Uitzondering: via gift wanneer degene die het gegeven heeft zegt dat het voor de
gemeenschap is OF schenking aan de twee echtgenoten samen
Eigen door hun aard
o Accessoria van eigen goederen (art. 2.3.18 BW)
o 4°
Zaakvervanging
Belegging (goed 1 goed 2)
Wederbelegging (goed 1 tussenstap goed 2)
Onroerende (weder)belegging
o Materiële voorwaarde
Een goed kan blijven na belegging wanneer meer dan de helft van
dat goed wordt verworven met eigen middelen
o Formele voorwaarde
In de akte van eigendomsverwerving van het ORG moet ik formeel
verklaren dat ik aankoop ten titel van (weder)belegging
Roerende (weder)belegging
o Enkel materiële voorwaarde
Vervroegd onroerend wederbeleggen (kopen met middelen van de gemeenschap en
binnen de 2j na aankoop minstens de helft van die middelen terug aan de
gemeenschap betalen)
o 5° en 6°
De ontbinding van het stelsel is voor het verloop van de levensverzekering niet
relevant: dan keren wet uit aan echtgenoot-verzekeringnemer, maar als hij die
premies heeft betaald met gemeensch. gelden dan vergoeding
De verzekering moet ingevolge de ontbinding van het stelsel uitgekeerd worden
Art. 2.3.18, 6° BW: vergoeding verschuldigd bij zgn. egoïstische
levensverzekering
Art. 2.3.19, §2, lid 1 BW: zonder vergoeding bij zgn. altruïstische
levensverzekering
Levensverzekering is al uitbetaald tijdens het stelsel: art. 2.3.22, §2 BW
o Strikt persoonlijke goederen (art. 2.3.19 BW)
§1: rechten (opsplitsing titre en finance)
4°: vergoeding voor herstel van de persoonlijke ongeschiktheid = eigen
(huishoudelijke of economische = gemeenschappelijk)
3
, 5°: vermogenswaarde die aan de aandelen gekoppeld is gemeenschappelijk
6°: vermogenswaarde van het goed is gemeenschappelijk (niet igv gezamenlijk
beroep/bedrijf)
7°: economische waarde is gemeenschappelijk
§2: goederen
Restbepaling uit art. 2.3.22, §3 BW: vermoeden van gemeenschappelijkheid
PASSIEF
Definitief passief (welk vermogen de schuld definitief moet dragen?)
o Kerngedachte: ubi emolumentum, ibi onus (wanneer op niveau van het actief een goed tot de
gemeenschap behoort, dan geldt als algemene regel dat de daaraan gekoppelde schuld tot hetzelfde
vermogen behoort) vermogen van gemeenschappelijkheid (art. 2.3.25, §2 BW)
o Eigen schulden
Eigen door hun oorsprong (art. 2.3.23)
Uitz.: als gift aan beide echtgenoten is gedaan (2.3.25, §1, 4°)
Eigen door hun aard (art. 2.3.24)
3°: sanctie op het niveau van het secundair stelsel afwijking van ubi
emolumentum, ibi onus (maar de inkomsten uit dat beroep komen wel nog
in de gemeenschap)
o Gemeenschappelijke schulden
Restbepaling uit art. 2.3.25, §2 BW: vermoeden van gemeenschappelijkheid
Specifieke gemeensch. schulden: §1 BW
Voorlopig passief (op welk(e) vermogen(s) een SE zich kan verhalen?)
Heeft betrekking op de verhouding tussen de echtgenoten enerzijds en de SEs anderzijds.
2 algemene regels:
Eigen schulden zijn verhaalbaar op eigen vermogen en de inkomsten van de echtgenoot-SA
Gemeenschappelijke schulden verhaalbaar op 3 vermogens
o Verhaalsrecht voor de eigen schulden
Principe: verhaal op EV + inkomsten (art. 2.3.26, §1 BW)
Uitzondering: ruimer verhaalsrecht (art. 2.3.26, §2-4 BW)
Beperkte verhaalsmogelijkheid: §2-4
Ruimere verhaalsmogelijkheid: §4, lid 2
Integrale verhaalsmogelijkheid: 2.3.27 BW
o Verhaalsrecht voor gemeenschappelijke schulden
Principe: verhaal op 3 vermogens: 2.3.28, lid 1 BW (volmaakt gemeenschappelijke
schulden)
Uitzondering: beperkter verhaalsrecht (lid 2) onvolmaakte gemeenschappelijke
schulden
Vrijwaring van het EV van echtgenoot-niet-contractant
BESTUUR OVER DE GOEDEREN (ART. 2.3.29-2.3.40 BW)
Regels zijn van dwingend recht: 2.3.52 BW
Toepassingsgebied ratione temporis van de bestuursregels:
Feitelijke scheiding: in principe geen wijzigingen (is eigenlijk HVrechtelijk neutraal)
o HvB Gent: als men gedurende zo’n lange tijd feitelijk gescheiden leeft, dan gaat men er
eigenlijk van uit dat elke handeling die elk van beiden stelt met impliciete toestemming
gebeurt van de andere echtgenoot. (creatieve rechtspraak)
4
, Echtscheidingsprocedure: regels van wettelijk stelsel gelden van het ogenblik van het sluiten van het
huwelijk tot het ogenblik van het instellen van de echtscheidingseis maar feitelijk gezien zal er nog
rekening worden gehouden met de regels van het gemeen recht en de regels van het HVR en dus ook
wettelijk stelsel.
Bestuur van het eigen vermogen:
Principe: alleenbestuur (art. 2.3.39 BW)
Uitzonderingen: beperkingen
o Specifieke beperking: regels van het primair stelsel
o Algemene beperking: belang van het gezin als negatieve gedragsnorm (art. 2.3.29 BW)
Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen:
Principe: concurrent bestuur (art. 2.3.30 BW)
o Daarbij moeten ze elkaars handelingen respecteren
o Geldt zelfs bij handelingen die intentioneel onverenigbaar zijn (kan ook materieel
onverenigbaar zijn)
o Algemene beperking: belang van het gezin
Uitzonderingen:
o Alleenbestuur: art. 2.3.31 BW
o Gezamenlijk bestuur: art. 2.3.32-2.3.33 BW
2.3.32, 1°-3°: vernietigbaar zodra niet aan de voorschriften van het gezamenlijk
bestuur is voldaan
2.3.32, 4°-8°: voor andere RH is de vernietiging slechts mogelijk wanneer het bewijs
van een benadeling voorligt
2.3.33: enkel van toepassing voor schenkingen, niet voor legaten!
Handhaving bestuursregeling:
Bescherming tegen onrechtmatige weigering tot medewerking: machtiging (art. 2.3.34 BW)
Bescherming tegen onrechtmatig optreden
o Preventief: art. 2.3.35 en 2.3.40 BW
o Repressief: art. 2.3.36-37 en 2.3.44, lid 3 BW
ONTBINDING, VEREFFENING EN VERDELING
ONTBINDING
Gevolg voor het verleden: het bestaande stelsel houdt op te bestaan en het moet vereffend en
verdeeld worden
Gevolg voor de toekomst: het bestaande stelsel wordt vervangen door een ander regime
! het stelsel kan ontbonden worden zonder dat het huwelijk ontbonden hoeft te worden !
Gronden tot ontbinding van het stelsel: art. 2.3.41 BW
Limitatieve lijst
Dus feitelijke scheiding is geen grond tot ontbinding, en kan ook niet leiden tot een gerechtelijke
scheiding van goederen!
5