Sociologisch perspectief 2 samenvatting
Sociale ongelijkheid
Belang Sociale ongelijkheid betreft verschillen tussen individuen die een maatschappelijke betekenis hebben,
omdat ze aanleiding geven tot verschillende mogelijkheden op allerlei maatschappelijke domeinen en
hierdoor een sociaal-structurerende kracht vormen.
Sociale ongelijkheid zijn maatschappelijk relevante verschillen tussen groepen en individuen die leiden
tot ongelijke toegang tot schaarse middelen en levenskansen — bv. inkomen, onderwijs, gezondheid,
politieke invloed. Het begrip omvat objectieve indicatoren (inkomen, bezit) en subjectieve dimensies
(prestige, status).
Het begrip "sociaal-structurerende kracht" verwijst naar een factor of mechanisme in de samenleving
die de sociale structuur vormgeeft, beïnvloedt of in stand houdt.
Met andere woorden: het zijn krachten die bepalen hoe mensen zich tot elkaar verhouden,
wie toegang heeft tot middelen, macht, status, en hoe ongelijkheid ontstaat of wordt
bestendigd.
Voorbeelden van sociaal-structurerende krachten:
Onderwijs:
Bepaalt wie toegang krijgt tot kennis, vaardigheden en kansen. Kan ongelijkheid verminderen, maar ook
versterken als de toegang ongelijk verdeeld is.
Economie en arbeidsmarkt
Wie werk heeft, hoeveel men verdient, en welke beroepen status hebben, beïnvloedt de sociale positie.
Globalisering, automatisering en flexibilisering zijn recente krachten die structuren veranderen.
Wetgeving en beleid
Overheidsmaatregelen zoals belastingen, sociale zekerheid en onderwijsbeleid structureren kansen en
ongelijkheid.
Cultuur en normen
Ideeën over gender, etniciteit, klasse en identiteit bepalen wie als “normaal” of “afwijkend” wordt gezien.
Media en religie spelen hier ook een rol.
4 definities van ongelijkheid en dan beste eruit kiezen, geen openvraag definitie.
Gevolgen Minder welzijn:
Mensen in armoede verlaten de arbeidsmarkt in slechte gezondheid en halen vaak hun pensioen niet.
Sociale problemen:
Armoede en ongelijkheid kunnen leiden tot criminaliteit, dakloosheid en minder verbondenheid in de
samenleving.
Minder goede gezondheid:
Financiële en sociale stress verhoogt het risico op ziektes en verkort de levensverwachting.
Politiek wantrouwen:
Ongelijkheid veroorzaakt gevoelens van onrecht en uitsluiting, waardoor vertrouwen in overheid en
politiek afneemt.
Er is dus ook impact op de economische groei wat discussie onder economen en sociologen veroorzaakt.
Objectieve Rendement op kapitaal > groei nationaal inkomen
vaststellingen Oude rijkdom groeit sneller dan nieuwe rijkdom (De maatschappij evolueert laatste jaren)
Vermogen wordt van generatie op generatie geaccumuleerd en overgedragen (mensen die het goed
hebben, kunnen dat overdragen naar hun kinderen, starten met grotere voorsprong dan iemand die
niks krijgt en is armoede leeft zoals zijn ouders.)
Tussen 1910 en 1975 werd die wetmatigheid doorbroken
Bezorgdheden: OESO (organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling), IMF
1
, (Internationaal Monetair Fonds) … publiceren rapporten en uiten hun bezorgdheid. Economist, Financial
Times, De Tijd, …
Inleiding Maatschappij als geheel van verschillende klassen, standen, rangen
Liberté, égalité et fraternité
Egalité
Sociale ongelijkheid is van alle tijden vroeger en nu
Bijvoorbeeld: ongelijkheid doorheen de tijd:
In beschavingen zoals het oude Egypte, Griekenland en Rome waren er duidelijke klassenverschillen
tussen bijvoorbeeld slaven, boeren, ambachtslieden en de elite.
Middeleeuwen: De feodale samenleving kende een strikte hiërarchie met koningen, adel, geestelijkheid
en horigen. Industriële revolutie: De opkomst van fabrieken leidde tot nieuwe vormen van ongelijkheid
tussen arbeiders en fabriekseigenaars
Sociale ongelijkheid betreft verschillen tussen individuen die een maatschappelijke betekenis hebben,
omdat ze aanleiding geven tot verschillende mogelijkheden op allerlei maatschappelijke domeinen en
hierdoor een sociaal-structurende kracht hebben
Verschillen kunnen van velerlei aard zijn
Sekse, Etnie, Sociaal milieu, Gender, Seksuele voorkeur, Fysieke of mentale paraatheid,
Activiteitsstatus, Verblijfsstatus.
Het gaat over verschillen waardoor de ene meer mogelijkheden heeft op allerlei
maatschappelijke domeinen dan de andere.
Sociale differentiatie versus sociale stratificatie
Differentiatie = verschillen tussen mensen zonder hiërarchie. Stratificatie = hiërarchische ordening van
posities met systematische ongelijke toegang tot middelen.
Vier basisprincipes van stratificatie:
- Institutionele verankering,
- Universeel maar contextueel,
- Legitimatie/ideologie ondersteunt de ordening,
- Invloed op sociale mobiliteit.
Sociale differentiatie duidt op de verscheidenheid aan posities die onze samenleving kenmerkt
Sociale stratificatie duidt op de ordening van die verschillende posities in termen van rang en
wijst op het bestaan van boven- of ondergeschikte posities
Sociale stratificatie = optelsom van sociale differentiatie en een hiërarchisch mechanisme
waardoor ene positie hoger of lager dan andere positie wordt gewaardeerd
Voor- of nadelen voor de positiebekleder op allerhande maatschappelijke domeinen
Interpretatie sociale stratificatie:
- Aanvankelijk: sociale stratificatie afgeleid uit de geologie =>lagen
- Heden: sociale stratificatie in termen van een ladder => “sporten”
Sociale stratificatie => 4 basisprincipes
- Kenmerk van een samenleving, niet van een individu
- Universeel
- Verantwoording voor ordening
- Sociale mobiliteit
Sociale Sociale mobiliteit = beweging van een persoon van de ene positie naar de andere, hoger of lager.
mobiliteit Horizontale sociale mobiliteit versus verticale sociale mobiliteit
(Horizontaal: zelfde sociale laag, andere positie. Verticaal: omhoog of omlaag in sociale lagen.)
Verticale sociale mobiliteit => meeste aandacht in de sociologie
- Individu gewijs => intergenerationeel of intragenerationeel
Intragenerationeel: sociale mobiliteit binnen iemands eigen leven.
Intergenerationeel: sociale mobiliteit tussen generaties (bijv. kind vs. ouders).
2
, - Positie gewijs
Horizontaal = verandering van positie zonder verandering in rang;
Verticaal = op- of neerwaartse beweging. Intergenerationele mobiliteit vergelijkt ouders en kinderen;
intragenerationele betreft loopbanen binnen iemands leven.
Positiegewijs: verandering in waardering van posities in de samenleving (bv. beroep verliest prestige).
Factoren die mobiliteit beïnvloeden: onderwijs, discriminatie, arbeidsmarktstructuur, sociaal kapitaal
Vier mechanismen van sociale mobiliteit
- Economische activiteit
- Partnerschap
- Opleiding
- Politieke activiteit
Moderne Maatschappij: toegenomen sociale mobiliteitskansen onder meer door:
- Automatisering van het productieproces
- Democratisering van het onderwijs
- Demografische aspecten inzake geboorten
Meer sociale mobiliteit, meer open Maatschappij: bevordert de stabiliteit van de Maatschappij
- Klassenbewustzijn en strijdbaarheid neemt af (Marx)
- Individuele competitie neemt toe (Dahrendorf)
- Sociale mobiliteit is geen bedreiging voor het maatschappelijk evenwicht, eerder een
“veiligheidsklep” die de kans op doorgedreven solidariteitsgevoel binnen een klasse en bijgevolg
de kans op klassenconflicten vermindert
- Statusincongruentie
(Ouders met diploma zullen meer de kans hebben dat hun kinderen ook gaan studeren)
Nuancering:
Individu gewijze verticale sociale mobiliteit in opwaartse zin wordt afgeremd
- Door de macht van diegenen die hoger op de maatschappelijke ladder staan (“indringers”, rees
voor neerwaartse positie gewijze verticale mobiliteit door doorgedreven toegankelijkheid)
-
- Door Mattheuseffect (Deleeck): "Aan wie heeft zal gegeven worden en hij zal overvloed hebben;
maar aan wie niets heeft zal ook het weinige afgenomen worden van wat hij bezit. “ => sociale
overheidsuitgaven zijn ongelijk verdeeld en komen niet altijd ten goede van de meest behoeftige
mensen.
Verklaring: sociaal-culturele en sociaal-politieke factoren (en niet de bewuste wil of het
onvermogen van de overheid) => “programs for the poor become poor programs”
Operationaliser Hoe bepalen we iemands positie op de maatschappelijke ladder?
ing van sociale Beroep
stratificatie - Twee soorten metingen
Discrete indelingen (in categorieën van laag naar hoog)
Continue schalen (getal op een schaal)
Prestigeschaal (subjectief)
S.E.S. schaal (objectief)
- Nadeel: niet-werkenden zijn uitgesloten => aparte categorie nodig
Opleiding
Geen beschikbare gegevens
Geen vergelijkbare gegevens
Meerdimensionale schalen => beroepenladders die culturele en economische status weergeven
Systemen van Slavernij: mensen zijn eigendom van anderen.
sociale Kasten: positie bij geboorte, bijna geen mobiliteit.
stratificatie Standen: deels erfelijk, deels door bezit/beroep.
Klassen: gebaseerd op inkomen/bezit, meer mobiliteit.
3
Sociale ongelijkheid
Belang Sociale ongelijkheid betreft verschillen tussen individuen die een maatschappelijke betekenis hebben,
omdat ze aanleiding geven tot verschillende mogelijkheden op allerlei maatschappelijke domeinen en
hierdoor een sociaal-structurerende kracht vormen.
Sociale ongelijkheid zijn maatschappelijk relevante verschillen tussen groepen en individuen die leiden
tot ongelijke toegang tot schaarse middelen en levenskansen — bv. inkomen, onderwijs, gezondheid,
politieke invloed. Het begrip omvat objectieve indicatoren (inkomen, bezit) en subjectieve dimensies
(prestige, status).
Het begrip "sociaal-structurerende kracht" verwijst naar een factor of mechanisme in de samenleving
die de sociale structuur vormgeeft, beïnvloedt of in stand houdt.
Met andere woorden: het zijn krachten die bepalen hoe mensen zich tot elkaar verhouden,
wie toegang heeft tot middelen, macht, status, en hoe ongelijkheid ontstaat of wordt
bestendigd.
Voorbeelden van sociaal-structurerende krachten:
Onderwijs:
Bepaalt wie toegang krijgt tot kennis, vaardigheden en kansen. Kan ongelijkheid verminderen, maar ook
versterken als de toegang ongelijk verdeeld is.
Economie en arbeidsmarkt
Wie werk heeft, hoeveel men verdient, en welke beroepen status hebben, beïnvloedt de sociale positie.
Globalisering, automatisering en flexibilisering zijn recente krachten die structuren veranderen.
Wetgeving en beleid
Overheidsmaatregelen zoals belastingen, sociale zekerheid en onderwijsbeleid structureren kansen en
ongelijkheid.
Cultuur en normen
Ideeën over gender, etniciteit, klasse en identiteit bepalen wie als “normaal” of “afwijkend” wordt gezien.
Media en religie spelen hier ook een rol.
4 definities van ongelijkheid en dan beste eruit kiezen, geen openvraag definitie.
Gevolgen Minder welzijn:
Mensen in armoede verlaten de arbeidsmarkt in slechte gezondheid en halen vaak hun pensioen niet.
Sociale problemen:
Armoede en ongelijkheid kunnen leiden tot criminaliteit, dakloosheid en minder verbondenheid in de
samenleving.
Minder goede gezondheid:
Financiële en sociale stress verhoogt het risico op ziektes en verkort de levensverwachting.
Politiek wantrouwen:
Ongelijkheid veroorzaakt gevoelens van onrecht en uitsluiting, waardoor vertrouwen in overheid en
politiek afneemt.
Er is dus ook impact op de economische groei wat discussie onder economen en sociologen veroorzaakt.
Objectieve Rendement op kapitaal > groei nationaal inkomen
vaststellingen Oude rijkdom groeit sneller dan nieuwe rijkdom (De maatschappij evolueert laatste jaren)
Vermogen wordt van generatie op generatie geaccumuleerd en overgedragen (mensen die het goed
hebben, kunnen dat overdragen naar hun kinderen, starten met grotere voorsprong dan iemand die
niks krijgt en is armoede leeft zoals zijn ouders.)
Tussen 1910 en 1975 werd die wetmatigheid doorbroken
Bezorgdheden: OESO (organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling), IMF
1
, (Internationaal Monetair Fonds) … publiceren rapporten en uiten hun bezorgdheid. Economist, Financial
Times, De Tijd, …
Inleiding Maatschappij als geheel van verschillende klassen, standen, rangen
Liberté, égalité et fraternité
Egalité
Sociale ongelijkheid is van alle tijden vroeger en nu
Bijvoorbeeld: ongelijkheid doorheen de tijd:
In beschavingen zoals het oude Egypte, Griekenland en Rome waren er duidelijke klassenverschillen
tussen bijvoorbeeld slaven, boeren, ambachtslieden en de elite.
Middeleeuwen: De feodale samenleving kende een strikte hiërarchie met koningen, adel, geestelijkheid
en horigen. Industriële revolutie: De opkomst van fabrieken leidde tot nieuwe vormen van ongelijkheid
tussen arbeiders en fabriekseigenaars
Sociale ongelijkheid betreft verschillen tussen individuen die een maatschappelijke betekenis hebben,
omdat ze aanleiding geven tot verschillende mogelijkheden op allerlei maatschappelijke domeinen en
hierdoor een sociaal-structurende kracht hebben
Verschillen kunnen van velerlei aard zijn
Sekse, Etnie, Sociaal milieu, Gender, Seksuele voorkeur, Fysieke of mentale paraatheid,
Activiteitsstatus, Verblijfsstatus.
Het gaat over verschillen waardoor de ene meer mogelijkheden heeft op allerlei
maatschappelijke domeinen dan de andere.
Sociale differentiatie versus sociale stratificatie
Differentiatie = verschillen tussen mensen zonder hiërarchie. Stratificatie = hiërarchische ordening van
posities met systematische ongelijke toegang tot middelen.
Vier basisprincipes van stratificatie:
- Institutionele verankering,
- Universeel maar contextueel,
- Legitimatie/ideologie ondersteunt de ordening,
- Invloed op sociale mobiliteit.
Sociale differentiatie duidt op de verscheidenheid aan posities die onze samenleving kenmerkt
Sociale stratificatie duidt op de ordening van die verschillende posities in termen van rang en
wijst op het bestaan van boven- of ondergeschikte posities
Sociale stratificatie = optelsom van sociale differentiatie en een hiërarchisch mechanisme
waardoor ene positie hoger of lager dan andere positie wordt gewaardeerd
Voor- of nadelen voor de positiebekleder op allerhande maatschappelijke domeinen
Interpretatie sociale stratificatie:
- Aanvankelijk: sociale stratificatie afgeleid uit de geologie =>lagen
- Heden: sociale stratificatie in termen van een ladder => “sporten”
Sociale stratificatie => 4 basisprincipes
- Kenmerk van een samenleving, niet van een individu
- Universeel
- Verantwoording voor ordening
- Sociale mobiliteit
Sociale Sociale mobiliteit = beweging van een persoon van de ene positie naar de andere, hoger of lager.
mobiliteit Horizontale sociale mobiliteit versus verticale sociale mobiliteit
(Horizontaal: zelfde sociale laag, andere positie. Verticaal: omhoog of omlaag in sociale lagen.)
Verticale sociale mobiliteit => meeste aandacht in de sociologie
- Individu gewijs => intergenerationeel of intragenerationeel
Intragenerationeel: sociale mobiliteit binnen iemands eigen leven.
Intergenerationeel: sociale mobiliteit tussen generaties (bijv. kind vs. ouders).
2
, - Positie gewijs
Horizontaal = verandering van positie zonder verandering in rang;
Verticaal = op- of neerwaartse beweging. Intergenerationele mobiliteit vergelijkt ouders en kinderen;
intragenerationele betreft loopbanen binnen iemands leven.
Positiegewijs: verandering in waardering van posities in de samenleving (bv. beroep verliest prestige).
Factoren die mobiliteit beïnvloeden: onderwijs, discriminatie, arbeidsmarktstructuur, sociaal kapitaal
Vier mechanismen van sociale mobiliteit
- Economische activiteit
- Partnerschap
- Opleiding
- Politieke activiteit
Moderne Maatschappij: toegenomen sociale mobiliteitskansen onder meer door:
- Automatisering van het productieproces
- Democratisering van het onderwijs
- Demografische aspecten inzake geboorten
Meer sociale mobiliteit, meer open Maatschappij: bevordert de stabiliteit van de Maatschappij
- Klassenbewustzijn en strijdbaarheid neemt af (Marx)
- Individuele competitie neemt toe (Dahrendorf)
- Sociale mobiliteit is geen bedreiging voor het maatschappelijk evenwicht, eerder een
“veiligheidsklep” die de kans op doorgedreven solidariteitsgevoel binnen een klasse en bijgevolg
de kans op klassenconflicten vermindert
- Statusincongruentie
(Ouders met diploma zullen meer de kans hebben dat hun kinderen ook gaan studeren)
Nuancering:
Individu gewijze verticale sociale mobiliteit in opwaartse zin wordt afgeremd
- Door de macht van diegenen die hoger op de maatschappelijke ladder staan (“indringers”, rees
voor neerwaartse positie gewijze verticale mobiliteit door doorgedreven toegankelijkheid)
-
- Door Mattheuseffect (Deleeck): "Aan wie heeft zal gegeven worden en hij zal overvloed hebben;
maar aan wie niets heeft zal ook het weinige afgenomen worden van wat hij bezit. “ => sociale
overheidsuitgaven zijn ongelijk verdeeld en komen niet altijd ten goede van de meest behoeftige
mensen.
Verklaring: sociaal-culturele en sociaal-politieke factoren (en niet de bewuste wil of het
onvermogen van de overheid) => “programs for the poor become poor programs”
Operationaliser Hoe bepalen we iemands positie op de maatschappelijke ladder?
ing van sociale Beroep
stratificatie - Twee soorten metingen
Discrete indelingen (in categorieën van laag naar hoog)
Continue schalen (getal op een schaal)
Prestigeschaal (subjectief)
S.E.S. schaal (objectief)
- Nadeel: niet-werkenden zijn uitgesloten => aparte categorie nodig
Opleiding
Geen beschikbare gegevens
Geen vergelijkbare gegevens
Meerdimensionale schalen => beroepenladders die culturele en economische status weergeven
Systemen van Slavernij: mensen zijn eigendom van anderen.
sociale Kasten: positie bij geboorte, bijna geen mobiliteit.
stratificatie Standen: deels erfelijk, deels door bezit/beroep.
Klassen: gebaseerd op inkomen/bezit, meer mobiliteit.
3