Samenvatting SMW
MODULE 1: SOCIAL CASEWORK
HOUDING VAN NIET WETEN:
Not-knowing houding bij hulpverleners
De niet-wetende houding betekent dat een hulpverlener erkent niet alle antwoorden te
hebben. Deze open, nieuwsgierige en bescheiden houding maakt het mogelijk om écht te
luisteren zonder vooroordelen of snelle oplossingen. De cliënt is expert van zijn eigen
leven; de hulpverlener begeleidt het proces en stimuleert betekenisgeving.
Kernidee:
De hulpverlener laat zich informeren door de cliënt en ontdekt samen met hem het
‘onbekende landschap’ van diens ervaringen.
Toepassing:
Vragen stellen i.p.v. verklaren: open vragen die de cliënt laten reflecteren.
Actief luisteren zonder oordeel.
Samenwerken in plaats van sturen.
Bewustzijn van eigen gedachten en deze transparant delen vanuit
gelijkwaardigheid.
Naar jezelf als hulpverlener:
Wees nieuwsgierig en reflectief: wat weet ik écht, en wat vul ik zelf in?
Gebruik je expertise om het proces te begeleiden, niet om oplossingen op te
leggen.
Niet-weten ≠ niet-kunnen: je blijft professioneel bekwaam.
Naar de cliënt:
De cliënt bepaalt mee richting en inhoud van het gesprek.
De autonomie en eigen betekenisgeving van de cliënt staan centraal.
Uitdagingen:
1. Moeite met controle loslaten en niet vertrekken vanuit eigen expertise.
2. Sommige cliënten kunnen de houding verwarren met een gebrek aan kennis of
richting.
JOINEN
Wat is joinen?
,Joinen betekent dat de hulpverlener aansluit bij de leefwereld van de cliënt.
Het is een bewuste verbinding met de emoties, ervaringen en taal van de cliënt, zodat
deze zich gezien, gehoord en begrepen voelt.
Doel: een vertrouwensrelatie en samenwerking creëren, in plaats van tegenover elkaar
te staan.
Tweeledige betekenis
1. Verbinden met de cliënt – je stapt in zijn/haar belevingswereld.
2. Context creëren waarin de cliënt zich laat beïnvloeden – de basis voor
samenwerking.
Joinen in de praktijk
Vooral belangrijk bij de opstart of wanneer de samenwerking stroef loopt.
Gebruik neutrale, niet-confronterende interventies.
Luister actief, gebruik de taal en metaforen van de cliënt en toon empathie.
Manieren om te joinen:
Oogcontact, open lichaamstaal, aansluiten bij emoties
Erkenning geven (steunen)
Taal van de cliënt overnemen (tracking)
Namen en details onthouden
Rustig tempo, juiste afstand, afstemmen op toon en houding
Kleine aandachtige gebaren (complimenten, herinneren van data, enz.)
Uitdagingen
Balans vinden: respect tonen zonder altijd akkoord te gaan.
Eigen aannames loslaten: open en oordeelvrij blijven.
Authenticiteit behouden: oprechte betrokkenheid is essentieel.
Verschil tussen joinen en empathie
Empathie = meeleven (kan innerlijk en onzichtbaar zijn).
Joinen = empathie zichtbaar maken via woorden en daden.
→ Je toont begrip door actief aan te sluiten bij de cliënt.
Voorbeeld:
Cliënt: “Ik ben nu eenmaal zo, dat verandert nooit.”
Hulpverlener: “Ik hoor dat het voor jou voelt alsof het altijd zo zal blijven. Dat klinkt
zwaar.”
Kernzin
,Gesprekken leren voeren is niet leren praten, maar leren luisteren.
GENOGRAM & ECOGRAM
ALGEMEEN
Deze werkinstrumenten (genogram, ecogram, life-eventlijn) zijn vormen van
erkenning en helpen om het leven van de cliënt inzichtelijk te maken.
Ze vragen zorgvuldigheid, deskundigheid en respect voor de timing en emoties
van de cliënt.
De hulpverlener moet bewust zijn van de impact van het gebruik.
De cliënt moet zich veilig en niet verplicht voelen om zich kwetsbaar op te stellen.
GENOGRAM
Een visuele weergave van familierelaties over drie generaties.
Richtlijnen:
Gebruik vaste symbolen (man = □, vrouw = ○, overleden = X, huwelijk = H,
scheiding = S, samenwonend = stippellijn).
Noteer leeftijden, geboorte- en overlijdensjaren.
Vermeld datum van opmaak.
Kinderen: oudste links, jongste rechts.
Samenwonende gezinsleden: omkaderen met stippellijn.
Relatielijnen worden niet aangeduid (binnen SMW); eventueel wel in kleur of kopie
bij stages.
ECOGRAM
Toont het sociaal netwerk en de steunfiguren van de cliënt.
Richtlijnen:
Noteer datum + auteur.
In het midden: de naam van de cliënt in een cirkel.
Rondom: steunfiguren en hulpbronnen (personen of organisaties).
Vier kwadranten (onzichtbaar):
1. Familie/gezinsrelaties
2. Persoonlijke, niet-familiale relaties
3. Functionele relaties
4. Institutionele contacten
Partner of vriend(in) komt in kwadrant 1 of 2, afhankelijk van hoe de cliënt de
relatie ziet.
Relatie-aanduidingen:
o Steunend: _______
o Neutraal: -------
o Conflictueus: -/-/-/-/-/-
Pijlen tonen richting van de relatie (wederzijds of eenzijdig).
, Functies (op de lijn):
o E = emotionele steun
o P = praktische steun
o G = gezelschap
o A = advies
Overleden personen kunnen ook worden opgenomen als ze nog betekenisvol zijn.
Belangrijk: de cliënt bepaalt wie in het ecogram komt, niet de hulpverlener.
LIFE-EVENTLIJN
Een chronologische tijdlijn van belangrijke levensgebeurtenissen.
Richtlijnen:
Vermeld jaartallen en gebeurtenissen (positief én negatief).
Start vanuit de beleving van de cliënt.
Kan horizontaal of verticaal worden weergegeven.
Mag creatief worden uitgewerkt:
o Kleurcodes (bv. groen = positief, rood = negatief)
o Gebruik van foto’s, woorden, tekeningen, emoticons, …
SMART PRINCIPE
SMART staat voor:
S – SPECIFIEK
Het doel moet duidelijk en concreet zijn.
Wat wil je precies bereiken? Wie is betrokken? Waar gaat het over?
Voorbeeld:
❌ “Ik wil gezonder leven.”
✅ “Ik wil drie keer per week 30 minuten wandelen.”
M – MEETBAAR
Je moet kunnen zien of het doel bereikt is.
Hoeveel, hoe vaak, hoe weet ik dat ik geslaagd ben?
Voorbeeld:
✅ “Ik wil 300 euro per maand sparen.”
A – ACCEPTABEL / ACHIEVABLE (HAALBAAR)
Het doel moet realistisch en haalbaar zijn binnen jouw mogelijkheden, tijd en
middelen.
Is dit haalbaar met wat ik nu heb? Kan ik dit volhouden?
Voorbeeld:
✅ “Ik wil mijn huur op tijd betalen met hulp van budgetbeheer.”
MODULE 1: SOCIAL CASEWORK
HOUDING VAN NIET WETEN:
Not-knowing houding bij hulpverleners
De niet-wetende houding betekent dat een hulpverlener erkent niet alle antwoorden te
hebben. Deze open, nieuwsgierige en bescheiden houding maakt het mogelijk om écht te
luisteren zonder vooroordelen of snelle oplossingen. De cliënt is expert van zijn eigen
leven; de hulpverlener begeleidt het proces en stimuleert betekenisgeving.
Kernidee:
De hulpverlener laat zich informeren door de cliënt en ontdekt samen met hem het
‘onbekende landschap’ van diens ervaringen.
Toepassing:
Vragen stellen i.p.v. verklaren: open vragen die de cliënt laten reflecteren.
Actief luisteren zonder oordeel.
Samenwerken in plaats van sturen.
Bewustzijn van eigen gedachten en deze transparant delen vanuit
gelijkwaardigheid.
Naar jezelf als hulpverlener:
Wees nieuwsgierig en reflectief: wat weet ik écht, en wat vul ik zelf in?
Gebruik je expertise om het proces te begeleiden, niet om oplossingen op te
leggen.
Niet-weten ≠ niet-kunnen: je blijft professioneel bekwaam.
Naar de cliënt:
De cliënt bepaalt mee richting en inhoud van het gesprek.
De autonomie en eigen betekenisgeving van de cliënt staan centraal.
Uitdagingen:
1. Moeite met controle loslaten en niet vertrekken vanuit eigen expertise.
2. Sommige cliënten kunnen de houding verwarren met een gebrek aan kennis of
richting.
JOINEN
Wat is joinen?
,Joinen betekent dat de hulpverlener aansluit bij de leefwereld van de cliënt.
Het is een bewuste verbinding met de emoties, ervaringen en taal van de cliënt, zodat
deze zich gezien, gehoord en begrepen voelt.
Doel: een vertrouwensrelatie en samenwerking creëren, in plaats van tegenover elkaar
te staan.
Tweeledige betekenis
1. Verbinden met de cliënt – je stapt in zijn/haar belevingswereld.
2. Context creëren waarin de cliënt zich laat beïnvloeden – de basis voor
samenwerking.
Joinen in de praktijk
Vooral belangrijk bij de opstart of wanneer de samenwerking stroef loopt.
Gebruik neutrale, niet-confronterende interventies.
Luister actief, gebruik de taal en metaforen van de cliënt en toon empathie.
Manieren om te joinen:
Oogcontact, open lichaamstaal, aansluiten bij emoties
Erkenning geven (steunen)
Taal van de cliënt overnemen (tracking)
Namen en details onthouden
Rustig tempo, juiste afstand, afstemmen op toon en houding
Kleine aandachtige gebaren (complimenten, herinneren van data, enz.)
Uitdagingen
Balans vinden: respect tonen zonder altijd akkoord te gaan.
Eigen aannames loslaten: open en oordeelvrij blijven.
Authenticiteit behouden: oprechte betrokkenheid is essentieel.
Verschil tussen joinen en empathie
Empathie = meeleven (kan innerlijk en onzichtbaar zijn).
Joinen = empathie zichtbaar maken via woorden en daden.
→ Je toont begrip door actief aan te sluiten bij de cliënt.
Voorbeeld:
Cliënt: “Ik ben nu eenmaal zo, dat verandert nooit.”
Hulpverlener: “Ik hoor dat het voor jou voelt alsof het altijd zo zal blijven. Dat klinkt
zwaar.”
Kernzin
,Gesprekken leren voeren is niet leren praten, maar leren luisteren.
GENOGRAM & ECOGRAM
ALGEMEEN
Deze werkinstrumenten (genogram, ecogram, life-eventlijn) zijn vormen van
erkenning en helpen om het leven van de cliënt inzichtelijk te maken.
Ze vragen zorgvuldigheid, deskundigheid en respect voor de timing en emoties
van de cliënt.
De hulpverlener moet bewust zijn van de impact van het gebruik.
De cliënt moet zich veilig en niet verplicht voelen om zich kwetsbaar op te stellen.
GENOGRAM
Een visuele weergave van familierelaties over drie generaties.
Richtlijnen:
Gebruik vaste symbolen (man = □, vrouw = ○, overleden = X, huwelijk = H,
scheiding = S, samenwonend = stippellijn).
Noteer leeftijden, geboorte- en overlijdensjaren.
Vermeld datum van opmaak.
Kinderen: oudste links, jongste rechts.
Samenwonende gezinsleden: omkaderen met stippellijn.
Relatielijnen worden niet aangeduid (binnen SMW); eventueel wel in kleur of kopie
bij stages.
ECOGRAM
Toont het sociaal netwerk en de steunfiguren van de cliënt.
Richtlijnen:
Noteer datum + auteur.
In het midden: de naam van de cliënt in een cirkel.
Rondom: steunfiguren en hulpbronnen (personen of organisaties).
Vier kwadranten (onzichtbaar):
1. Familie/gezinsrelaties
2. Persoonlijke, niet-familiale relaties
3. Functionele relaties
4. Institutionele contacten
Partner of vriend(in) komt in kwadrant 1 of 2, afhankelijk van hoe de cliënt de
relatie ziet.
Relatie-aanduidingen:
o Steunend: _______
o Neutraal: -------
o Conflictueus: -/-/-/-/-/-
Pijlen tonen richting van de relatie (wederzijds of eenzijdig).
, Functies (op de lijn):
o E = emotionele steun
o P = praktische steun
o G = gezelschap
o A = advies
Overleden personen kunnen ook worden opgenomen als ze nog betekenisvol zijn.
Belangrijk: de cliënt bepaalt wie in het ecogram komt, niet de hulpverlener.
LIFE-EVENTLIJN
Een chronologische tijdlijn van belangrijke levensgebeurtenissen.
Richtlijnen:
Vermeld jaartallen en gebeurtenissen (positief én negatief).
Start vanuit de beleving van de cliënt.
Kan horizontaal of verticaal worden weergegeven.
Mag creatief worden uitgewerkt:
o Kleurcodes (bv. groen = positief, rood = negatief)
o Gebruik van foto’s, woorden, tekeningen, emoticons, …
SMART PRINCIPE
SMART staat voor:
S – SPECIFIEK
Het doel moet duidelijk en concreet zijn.
Wat wil je precies bereiken? Wie is betrokken? Waar gaat het over?
Voorbeeld:
❌ “Ik wil gezonder leven.”
✅ “Ik wil drie keer per week 30 minuten wandelen.”
M – MEETBAAR
Je moet kunnen zien of het doel bereikt is.
Hoeveel, hoe vaak, hoe weet ik dat ik geslaagd ben?
Voorbeeld:
✅ “Ik wil 300 euro per maand sparen.”
A – ACCEPTABEL / ACHIEVABLE (HAALBAAR)
Het doel moet realistisch en haalbaar zijn binnen jouw mogelijkheden, tijd en
middelen.
Is dit haalbaar met wat ik nu heb? Kan ik dit volhouden?
Voorbeeld:
✅ “Ik wil mijn huur op tijd betalen met hulp van budgetbeheer.”