Hoofdstuk 11: break-evenanalyse
1. Break-evenpunt
- Totale opbrengst = totale verkoop
Totale opbrengst = totale variabele kosten + totale constante kosten
Verkoopprijs * hoeveelheid break −even = variabele kost per eenheid *
hoeveelheid break −even + totale constante kosten
(verkoopprijs - variabele kosten per eenheid) * hoeveelheid break −even = totale
constante kosten
totale constante kosten
hoeveelheid break −even =
verkoopprijs−variabele kosten per eenheid
o Contributiemarge = verkoopprijs – variabele kosten per eenheid
Wat blijft er over van de omzet om de vaste kosten te dekken
o Contributiemargeratio: (verkoopprijs – variabele kosten per eenheid)/
verkoopprijs
Gelijk aan:
- TO = TK
- TO = TVK + TCK
- VP * Q BE = GVK * Q BE + TCK
- (VP – GVK) * QBE = TCK
TCK
- Q BE =
VP−GVK
- Kritische afzet = Q BE
- Kritische omzet = Q BE * VP
Break-evenpunt: omzet snijdt
totale kosten
- Rechts van het punt = winst
- Links van het punt = verlies
Totale contributie: omzet –
variabele kosten
1
,2. Toepassingsmogelijkheden
2.1. Veiligheidsmarge
= hoeveel van de huidige omzet mag je verliezen voordat er verlies wordt
gemaakt?
- Uitgedrukt in procent
omzet −break evenomzet
=
omzet
2.2. Capaciteitsbenutting in break-evenpunt
= hoe hoger het percentage, hoe moeilijker de onderneming het heeft om winst
te maken.
- Vb. 90% van de capaciteit wordt benut voor het produceren van break-
evenafzet. 10% van de capaciteit kan voor winst zorgen.
breakevenafzet
=
afzetcapaciteit
2.3. Winstobjectief
= wat is de omzet of -afzetniveau bij een bepaalde winst
= hoeveel stuks moeten we verkopen om een bepaalde winst na te streven
- Omzet=winstobjectief +variabele kosten+ vaste kosten
vaste kosten+ winstobjectief
- Q=
contributiemarge
winst na belasting
- winst voor belasting=
1−belastingvoet
- winst na belasting=winst voor belasting∗(1−belastingvoet )
2.4. Sensitiviteitsanalyse
= er wordt nagegaan in welke mate het resultaat verandert als er iets wordt
aangepast
- What if scenario’s
- Vb. wat als de kosten 5% hoger zouden zijn, wat als de verkoopprijs lager
zou zijn, best/ worst case scenario…
- Optimistische = best case scenario
- Pessimistische versie = worst case scenario
2
,3
, 3. Impliciete veronderstellingen
Veronderstellingen die worden gemaakt bij de break-evenanalyse
- Lineaire opbrengstenverloop
o De omzet stijgt lineair ten opzichte van het volume.
o De verkoopprijs per eenheid verandert dus niet als het volume
verandert
- Lineaire kostenverloop
o Vaste kosten blijven gelijk bij een verschillend volume
o Variabele kosten stijgen lineair bij een stijgend volume
o Hoe meer je verkoopt, hoe meer je produceert waardoor de
variabele kosten gaan afvlakken (vb. door kortingen)
- Alle kosten zijn op te delen in vaste en variabele kosten
o De verdeling is niet altijd gemakkelijk: er gaan vaste kosten zijn die
lijken op variabele kosten)
- Geen onderscheid tussen productie en verkoop
o Bij de break-evenanalyse veronderstellen we dat alles wat
geproduceerd wordt ook verkocht wordt dat is vaak niet het geval
- Enkel volume beïnvloed de kosten en de opbrengsten
o Naast het volume bepalen ook andere factoren de hoogte van de
kosten en opbrengsten (vb. gebruikte productietechnologie,
mogelijke stakingen…)
- Constante productiemix
o bij elke productiemix komt een ander break-evenpunt overeen
(productiemix: de verschillende producten die je bekijkt in je
analyse)
Kijk Excel bestand ‘Oefeningen 11.”
4