DEEL 1: THEORETISCHE ACHTERGRONDEN
HOOFDSTUK 1: SITUERING
Halverwege 20ste eeuw: aandacht voor het gezin. Men kreeg meer en meer oog voor
de interacties tussen gezinsleden à systeemtheorieën en systeemtherapie werden
geboren.
De laatste 60-70 jaar: verschillende systeemtheorieën gaat uit van de basisassumptie
dat mensen pas werkelijk begrepen kan worden in de context van zijn relaties.
à Moderne stromingen:
Algemene systeemtheorie
Structurele benadering van Minuchin
Communicatietheorie van Watzlawich
à Postmodern perspectief:
Narratieve therapie
Collaboratieve benadering
Oplossingsgerichte benadering
MODERN VS. POSTMODERN
Moderne kader: een objectieve kennis van de realiteit en de wereld is mogelijk. Er
bestaat 1 waarheid of werkelijkheid die te ontdekken valt.
One way screen: therapeuten formuleerden achter de spiegel eenzijdige hypothesen
omtrent mogelijke disfuncties of disfunctionele patronen, om deze dan om te keren in
interventies.
Postmoderne kader: er is geen objectieve waarheid of kennis. Een veelheid aan
perspectieven, een paraplu aan verschillende invalshoeken, theorieën en ideeën.
Constructivisme: werkelijkheid wordt geconstrueerd. Als we iets meemaken, iets
waarnemen, … voelen en denken we daar iets over en reageren we op de betekenis die
we aan de situatie of ervaring geven.
Bateson: je bent altijd betrokken partij en kan het gezin nooit zien zoals het is als jij er
niet bij bent.
- De begeleider wordt een gelijkwaardige partner, gericht op dialoog en
samenwerking. Men richt zich meer op mogelijkheden dan op pathologie.
Modernisme Postmodernisme
- Werkelijkheid is kenbaar. - Wereld zelf is niet kenbaar.
- Waarnemer staat buiten het gekende. - Waarnemer staat zelf in het te kennen
- Objectief object.
- Waardevrij - Subjectief
- Universeel - Waardegebonden
- Tijdloos - Individueel
- Diagnose is een wetenschappelijke - Tijdelijke constructie
uitspraak - Diagnose is een taalconstructie
- Kennis = een afspiegeling van de - Kennis is taal en ontstaat door taal.
wereld.
1
,HET KIND MET HET BADWATER?
Het postmoderne kader waarschuwt ons dat elke indeling die we zullen zien in de
theorieën in deze cursus 1 MANIER van kijken is.
Ad Goos: “draag een komma in je oor”.
- Hij geeft aan dat we als mens geneigd zijn om snel te oordelen over anderen en
om achter dat oordeel een punt te plaatsen.
- Ad Goos wil mensen stimuleren om vastzettende en sluitende punten uit te
rekken tot komma’s. Dit veronderstelt oprechte nieuwsgierigheid naar de ander.
à Postmoderne stromingen stellen een niet wetende positie van de begeleider of
therapeut voorop. Het perspectief van de ander proberen begrijpen en niet vastzetten is
belangrijk maar soms is confronteren, begrenzen en je eigen expertise inbrengen ook
noodzakelijk.
2
,HOOFDSTUK 2: DE ALGEMENE SYSTEEMTHEORIE (AST)
2.1. INLEIDING: HET VERHAAL VAN MARCUS
Lees in de cursus (pg. 8).
2.2. MET WELKE BRIL KIJKEN WE NAAR HET VERHAAL VAN MARCUS?
Vroegste geschiedenis van de hulpverlening: accent op het behandelen van het
individu.
Op basis van waarneembaar gedrag bij het individu definiëren we het probleem
om het vervolgens op te lossen.
Jaren 50: meer aandacht voor de context van de cliënt. Ook de omgeving heeft een
invloed op het gedrag van de cliënt.
Voorbeeld Marcus
o De school begaat de fout de oorzaak van het probleemgedrag louter en
alleen bij Marcus te zoeken.
o Gedrag wordt op een of andere manier uitgelokt in de omgeving waar een
persoon zich bevindt en door de manier waarop anderen op het gedrag
reageren.
Probleemgedrag = het resultaat van een interactie!
2.3. GESCHIEDENIS VAN DE ALGEMENE SYSTEEMTHEORIE
à Ludwig Von Bertalanffy (jaren 40)
MECHANISTISCHE-ANALYTISCHE VISIE
Om fenomenen te kunnen begrijpen of te verklaren, gaat men op zoek naar de
oorzaak, of om een probleem op te lossen, moet men eerst de oorzaak kennen:
de uitlokkende factor.
Nieuw uitgangspunt: een geheel is meer dan de som van de delen.
SYSTEEMTHEORIE VISIE
Men plaatst objecten in een breder kader, namelijk in hun context.
Men ziet objecten als onderdelen van en beïnvloed door het systeem waar ze deel
van uit maken.
Systeemtheoretische stroming = Palo Alto School.
Conclusie: de oorzaken van gedragingen worden niet meer in de persoon zelf gelegd,
maar wel in de werking van het systeem en de wisselwerking tussen personen
(deindividualiserend karakter van de AST).
2.4. HET BEGRIP “SYSTEEM”
2.4.1. DEFINITIE VAN “SYSTEEM”
3
, Systeem: samenstel van elementen dat als geheel functioneert door de onderlinge
afhankelijkheid van de elementen en dat voor de betrokken elementen bepaalde functies
vervult.
Aandacht hebben voor:
o Wisselwerking tussen een persoon en zijn sociale context.
o Interpersoonlijke processen.
o Leren zien en herkennen van ‘systeemeigenschappen’ van interacties.
o Voortdurende invloed van actuele omstandigheden en interactiepatronen
(hier en nu).
2.4.2. GRENZEN ROND EN IN HET SYSTEEM
Open systeem: staat in relatie tot de omgeving, de omgeving is het samenstel.
Sociale systemen zijn per definitie steeds open systemen.
Gesloten systeem: de omgeving heeft geen enkele invloed op wat in een gesloten
systeem gebeurt. Er zijn ook interne grenzen in het systeem en zo ontstaan er in een
systeem subsystemen.
2.4.3. SYSTEMEN OP VERSCHILLENDE NIVEAUS
Wordt bepaald door de belangstelling en de invalshoek van degene die het syteem
beschrijft of bestudeert.
à Voorbeeld cursus (pg. 12)
Hij maakt deel uit van verschillende systemen, die zich kunnen bevinden op een
ander niveau; micro-, meso-, en macroniveau.
2.4.4. HET TIJDSELEMENT VAN SYSTEMEN
à Een systeem zal niet een alleen een bepaalde onderliggende afhankelijkheid, maar ook
een bepaalde onderlinge structuur hebben.
à Een systeem moet dus tot ontwikkeling komen. Ook teams met veel interne
spanningen zijn systemen waarop de systeemeigenschappen van toepassing zijn.
2.5. BELANGRIJKSTE UITGANGSPUNTEN VAN DE SYSTEEMTHEORIE
1. HET GEHEEL IS MEER DAN DE SOM VAN DELEN
Synoniem: “niet-optelbaarheid” of “meer dan optelbaarheid”
Een systeem heeft een eigen karakter en is niet te herleiden tot de
eigenschappen van de delen. (Gestalt-waarneming)
Als begeleider moet je ervan bewust zijn dat er ook systeemeigenschappen
aanwezig zijn in het gezin. Deze systeemeigenschappen geven het gezin een
eigen, unieke kleur, die evenwel niet onmiddellijk zichtbaar is.
2. BINNEN HET SYSTEEM ZIJN DE DELEN VAN ELKAAR AFHANKELIJK
Synoniem: “totaliteit” of “systeemsamenhang”
4