Fonetiek en psycholinguïstiek
Psycholinguïstiek
Communicatie
Verbaal vs non-verbaal
vb. lied zingen, lezingen, verveeld kijken
Mondeling vs schriftelijk
vb. fluiten, spreken, krant, poster
Eenzijdig vs tweezijdig
vb. telefoongesprek, speech
Productie en comprehensie
Communicatie:
- Productief of comprehensie
- Symbolisch gehalte
- Communicatiewijze
Decoderen = woorden omzetten
Encoderen= denken omzetten in woorden
= ruis à fouten
- Interne ruis: dubbelzinnigheid
- Externe ruis: fouten in coderen
McGurkeffect = ogen en gehoor zorgen voor spraak
Boodschap coderen: relatie tussen voorwerp en code
1
, - 1 = relatie tussen het ding en het mentale concept is gevolg van cognitieve
ontwikkeling
- 2 = relatie tussen mentale concept en teken is gevolg van taalontwikkeling
- 3 = relatie tussen voorwerp en teken is willekeurig (uitzondering!!!)
Vorm, inhoud en gebruik
Taal = 3 dimensies
- Inhoudelijke dimensie
- Vormelijke dimensie
- Utilitaire dimensie
Soorten taaldaden:
- Directief = anderen moeten iets doen
- Representatief = een meedelende zin waarbij geen actie van de andere wordt
verwacht
- Expressief = eigen emotie of die van de luisteraar proberen zichtbaar te maken
- Commissieve = jezelf iets opleggen
- Declaratieve = performatief = verandering in situatie proberen teweeg te brengen
door situatie veranderd voor te stellen
Prgmatische vaardigheden = de mate waarin men in de sociale omgang taal als instrument
gebruikt kan worden à meer kans op succesvolle taaldaden
Deiktische terminologie = woorden waarvan de betekenis veranderd als de context
veranderd
Interferenties = betekenissen die niet gezegd worden maar wel meer uitleg geven
Anaforen = woorden die slaan op woorden of begrippen die al aanbod geweest zijn
Deixis = verwijzingen naar taalsituaties van woorden die zonder de verwijzing betekenisloos
zijn (die, daar, zijn, …)
Presuppositie = de kennis die je moet hebben nover de andere zijn kennis
2
,Spreken en verstaan
3 verwerkingscomponenten à kennisbronnen
Deel 1:
Communicatief doel = taaldaad
Wat gebeurt ertussen?
Bewegingen spraakmotoriek
1. Conceptualisator
Gebeurt inwendiig, geen geluid
Stap 1: gegevens op rij zetten aan de hand van kennisbronnen
Stap 2: rekening houden met kennis
Stap 3: sequentiëren
à pre-verbale boodschap
3
, 2. Formulator
- Grammaticaal coderen
à oppervlakte structuur klaar
- Fonologisch coderen
In het lexicon zitten lemma’s en lexemen
Lemma’s = woordbetekenis à grammaticaal
Lexemen = woordvorm à fonologisch
Hoe?
- Klanken in juiste volgorde
- Fonologische regels aftoetsen
- Klemtoon en intonatie
à fonetisch plan: innerlijke spraak
3. Articulator
Alvorens het hier aankomt wordt alles nog eens overlopen
à spierpakket werkt
Modules zijn wel en niet succesief
à zijn vaak tegelijk bezig maar kan ook bewust zijn
Spraakklanken
= geluiden die we maken
bv. /r/ en /R/
Foneem = klank die alleen een betekenisverschil kan maken in een minimaal paar
Minimaal paar = 2 woorden die maar in 1 klank verschillen
bv. Mat en kat
Letters = schriftelijke voorstelling om klanken te gaan weergeven
Grafemen = zijn letters of combiinaties van letters ide fonomen weergeven in gesproken taal
bv. ng, ch, oe, …
Allofonen = variaties tussen een klank
- Varianten van een foneem (bv. tongpunt r en huig R)
- Plaatsvariaties van een spraakklank
à heel belangrijk in de fonetiek
4
Psycholinguïstiek
Communicatie
Verbaal vs non-verbaal
vb. lied zingen, lezingen, verveeld kijken
Mondeling vs schriftelijk
vb. fluiten, spreken, krant, poster
Eenzijdig vs tweezijdig
vb. telefoongesprek, speech
Productie en comprehensie
Communicatie:
- Productief of comprehensie
- Symbolisch gehalte
- Communicatiewijze
Decoderen = woorden omzetten
Encoderen= denken omzetten in woorden
= ruis à fouten
- Interne ruis: dubbelzinnigheid
- Externe ruis: fouten in coderen
McGurkeffect = ogen en gehoor zorgen voor spraak
Boodschap coderen: relatie tussen voorwerp en code
1
, - 1 = relatie tussen het ding en het mentale concept is gevolg van cognitieve
ontwikkeling
- 2 = relatie tussen mentale concept en teken is gevolg van taalontwikkeling
- 3 = relatie tussen voorwerp en teken is willekeurig (uitzondering!!!)
Vorm, inhoud en gebruik
Taal = 3 dimensies
- Inhoudelijke dimensie
- Vormelijke dimensie
- Utilitaire dimensie
Soorten taaldaden:
- Directief = anderen moeten iets doen
- Representatief = een meedelende zin waarbij geen actie van de andere wordt
verwacht
- Expressief = eigen emotie of die van de luisteraar proberen zichtbaar te maken
- Commissieve = jezelf iets opleggen
- Declaratieve = performatief = verandering in situatie proberen teweeg te brengen
door situatie veranderd voor te stellen
Prgmatische vaardigheden = de mate waarin men in de sociale omgang taal als instrument
gebruikt kan worden à meer kans op succesvolle taaldaden
Deiktische terminologie = woorden waarvan de betekenis veranderd als de context
veranderd
Interferenties = betekenissen die niet gezegd worden maar wel meer uitleg geven
Anaforen = woorden die slaan op woorden of begrippen die al aanbod geweest zijn
Deixis = verwijzingen naar taalsituaties van woorden die zonder de verwijzing betekenisloos
zijn (die, daar, zijn, …)
Presuppositie = de kennis die je moet hebben nover de andere zijn kennis
2
,Spreken en verstaan
3 verwerkingscomponenten à kennisbronnen
Deel 1:
Communicatief doel = taaldaad
Wat gebeurt ertussen?
Bewegingen spraakmotoriek
1. Conceptualisator
Gebeurt inwendiig, geen geluid
Stap 1: gegevens op rij zetten aan de hand van kennisbronnen
Stap 2: rekening houden met kennis
Stap 3: sequentiëren
à pre-verbale boodschap
3
, 2. Formulator
- Grammaticaal coderen
à oppervlakte structuur klaar
- Fonologisch coderen
In het lexicon zitten lemma’s en lexemen
Lemma’s = woordbetekenis à grammaticaal
Lexemen = woordvorm à fonologisch
Hoe?
- Klanken in juiste volgorde
- Fonologische regels aftoetsen
- Klemtoon en intonatie
à fonetisch plan: innerlijke spraak
3. Articulator
Alvorens het hier aankomt wordt alles nog eens overlopen
à spierpakket werkt
Modules zijn wel en niet succesief
à zijn vaak tegelijk bezig maar kan ook bewust zijn
Spraakklanken
= geluiden die we maken
bv. /r/ en /R/
Foneem = klank die alleen een betekenisverschil kan maken in een minimaal paar
Minimaal paar = 2 woorden die maar in 1 klank verschillen
bv. Mat en kat
Letters = schriftelijke voorstelling om klanken te gaan weergeven
Grafemen = zijn letters of combiinaties van letters ide fonomen weergeven in gesproken taal
bv. ng, ch, oe, …
Allofonen = variaties tussen een klank
- Varianten van een foneem (bv. tongpunt r en huig R)
- Plaatsvariaties van een spraakklank
à heel belangrijk in de fonetiek
4