Anatomische nomenclatuur:
1. Inleiding anatomie:
anatomische nomenclatuur systeem van namen voor anatomische structuren,
gebaseerd op het lichaam in een anatomische
positie.
→• rechtstaand
• armen naast lichaam
• handpalmen en tenen naar voor gericht
• ogen kijken recht naar voor
2. Oriëntatie vlakken:
- superior of craniaal => boven
- inferior of caudaal => onder
- anterior of ventraal => vooraan
- posterior of dorsaal => achteraan
-
apex tip of punt van conische structuur
vb. apex v/d tong (tip van tong), tand apex (worteltop)
3. Vlakken:
- mediaan vlak of midsagittaal vlak
=> verdeeld lichaam in 2 ogenschijnlijk gelijke delen
- sagittaal vlak of para-sagittaal vlak
=> vlak evenwijdig aan het mediaanvlak
- horizontaal vlak of axiaal vlak of transversaal vlak
=> verdeeld lichaam in superior en inferior deel
- frontaal vlak of coronaal vlak
=> verdeeld lichaam in anterior en posterior deel
- axiaal vlak = horizontaal vlak
=> van onder naar boven kijkend georiënteerd
- sagittaal vlak = door het mediane vlak
=> zijaanzicht
- coronaal vlak = frontale vlak
=> vooraanzicht
,4. Andere oriëntatie termen:
- mediaal
=> dichter bij mediane vlak gelegen
- lateraal
=> verder van het mediane vlak gelegen
- proximaal
=> dichter bij het aanhechtingspunt gelegen (vb. spier aan bot)
- distaal
=> verder van het aanhechtingspunt gelegen
- ipsilateraal
=> aan dezelfde zijde van het mediane vlak gelegen
vb. rechter duim en rechter grote teen liggen ipsilateraal
- contralateraal
=> aan de tegenovergestelde zijde van het mediane vlak gelegen
vb. rechter hand ligt contralateraal van linker hand
- superficiaal
=> oppervlakkiger
- profundiaal
=> dieper
- intern
=> binnin gelegen, binnenzijde
- extern
=> buitenaf gelegen, buitenzijde
5. Extra termen:
- hypertrofisch / hypertrofie
=> groter dan (in vgl met andere structuur vlakbij)
- hypotrofisch / hypotrofie
=> kleiner dan (in vgl met andere structuur vlakbij)
- macro
=> groter
vb. macrodont (grote tand)
- micro
=> kleiner
microdont (kleine tand)
,6. Specifiek voor tandheelkunde:
- vestibulair / buccaal
=> naarwang toegekeerd
- vestibulair / labiaal
=> naar lip toegekeerd
- linguaal
=> naar tong toegekeerd
- palataal
=> naar palatum toegekeerd
- mesiaal
=> naar de middenlijn toe gericht
- distaal
=> van middellijn weg gericht
- coronaal
=> naar kroon van tand toe gericht
- apicaal
=> naar worteluiteinde van tand toe gericht
- peri-apicaal
=> voorbij de apex van de tand
- occlusaal
=> kauwvlak van tand
- incisaal
=> snijrand van tand
- cervicaal
=> tandhals regio van tand
- radiculair
=> met betrekking tot de wortel van de tand
- peri-radiculair
=> voorbij de wortel / apex van tand
- approximaal
=> mesiaal of distaal vlak van tand
- interproximaal
=> raakvlakken tussen 2 tanden
, _______________________________________Het menselijk gebit:
Kenmerken van het menselijk gebit:
1. FDI: standaard nummeringssysteem:
→ 2 cijfers om elke tand te identificeren
→ • eerste cijfer: welk kwadrant te tand zich bevindt (1,2,3,4 - 5,6,7,8)
• tweede cijfer: tandsoort
1) centrale incisief ⇔ centrale melkincisief
2) laterale incisief ⇔ laterale melkincisief
3) hoektand ⇔ melkhoektand
4) 1e premolaar ⇔ 1e melkmolaar
5) 2e premolaar ⇔ 2e melkmolaar
6) 1e molaar
7) 2e molaar
8) 3e molaar
blijvend gebit melkgebit
2. Tand:
→ • incisieven en hoektanden => incisale rand (snijrand)
• premolaren en molaren => occlusaal vlak (kauwvlak)
→ tand:
Gebitswisseling:
1. Melkgebit:
→ 20 tanden (2 melkincisieven, 1 melkhoektand, 2 melkmolaren per kwadrant)
→ ontstaan melktanden:
soort tijdsperiode
centrale melkincisieven onderaan 6 maanden
centrale melkincisieven boven 8 - 9 maanden
laterale melkincisieven (eerst BK) 12 maanden
eerste melkmolaar (BK en OK) 16 maanden
melkhoektanden (BK en OK) 20 maanden
tweede melkmolaar 24 - 30 maanden