Hoofdstuk 3: histologie van de cormus
3.1. Inleiding
Hogere plant bestaat slechts uit 3 basisdelen:
Bladeren
Stengels
Wortels
Cormus: geheel van bebladerde stengel en wortel
Deze plantenvorm is het resultaat van een evolutionair proces
Ontstaan
Eerste leven ontstond in de zee → zag er heel anders uit dan de huidige landplanten.
De verovering van het land → een aantal bijzondere uitdagingen aan verbonden
Eerste landplanten (420 miljoen jaar geleden) waren aangespoelde wieren of overleefden in de bedding van
uitdrogende meren of rivieren → hadden geen wortel, stengels of bladeren → platte structuren in modder
→ naarmate er meer en meer van deze primitieve landplanten waren bleek dat bepaalde exemplaren die steviger
en meer rechtop gericht waren meer licht konden opvangen en ook schaduwen wierpen op de lagere planten, die
op hun beurt minder licht konden opvangen → elke plant die een mutatie had die hem toeliet rechtop te groeien
en zo boven andere uitstak had een selectief voordeel → meer zonlicht opvangen → meer fotosynthese
Plant die rechtop staat moet een aantal uitdagingen overwinnen:
Delen die opgericht zijn → geen contact met vocht in de bodem → een watertransportsysteem is nodig
→ bescherming tegen uitdroging: zelfs bij een hoge relatieve luchtvochtigheid is lucht nog altijd droger dan
een levende cel en zal verdamping optreden.
Ze kunnen makkelijker omwaaien → moeten extra verstevigd worden → bij waterplanten worden hun
weefsels door water gedragen.
Onderste delen → liggen in de schaduw → kunnen niet aan fotosynthese doen → fotosyntheseproducten
transporteren naar deze cellen.
Vorming van gespecialiseerde weefsels en organen, als aanpassing aan al deze verschillende uitdagingen.
Gespecialiseerde weefsels:
Afschermingsweefsels als bescherming tegen droogte
Steunweefsels om rechtop te kunnen staan in de lucht
Absorptieweefsels om water uit de bodem te kunnen opnemen (ook absorptie licht)
Transportweefsels om water naar hoger gelegen delen te kunnen transporteren en om
fotosyntheseproducten naar lager gelegen delen te kunnen brengen
Het ontstaan van deze verschillende weefsels binnen één organisme zijn al deze celtypes afkomstig van de zygote, die
zich deelt → Differentiatie: cellen ondergaan geleidelijk fysiologisch en structurele veranderingen waardoor ze geschikt
worden voor het vervullen van een welbepaalde functie
Bij hogere planten → celdeling op bepaalde plaatsen en op bepaalde tijdstippen → groepering van cellen die zich
kunnen delen noemt men een meristeem.
Delingsactiviteit van gevormde cellen zal verminderen → over het algemeen ontwikkelt zich een centrale vacuole en
de celwand wordt in de meeste gevallen dikker → vaak treedt er ook een gespecialiseerd metabolisme op → zolang er
een levend protoplasma behouden blijft, kunnen gedifferentieerde cellen zich in bepaalde gevallen opnieuw delen.
, Differentiatie verloopt volgens een bepaald ruimtelijk patroon zodat er weefsels ontstaan, d.w.z. groeperingen van
gelijkaardige cellen, of geordende groeperingen van enkele celtypes
Idioblasten: als één cel van een weefsel zich duidelijk kan onderscheiden van de omliggende cellen door grootte, vorm
of inhoud
Transdifferentiatie: als een gedifferentieerde cel getransformeerd wordt in een ander celtype zonder dat er
celdelingen optreden
Dedifferentiatie: als een gedifferentieerde cel opnieuw celdelingen ondergaat en in een ander celtype wijzigt
3.2. De meristemen (= bron van cellen)
Meristematische cellen:
Klein
Sluiten tegen elkaar aan zonder intercellulaire kanalen
Dunne celwanden hoofdzakelijk bestaande uit pectine
Geen vacuolen zichtbaar met de lichtmicroscoop
Kern neemt groot volume in → meristemen worden intenser gekleurd bij basische kleurstoffen.
Indeling van meristemen volgens plaats in plant
Apicale meristemen:
Primaire meristemen, al van in embryo aanwezig
Werkzaam vanaf de eerste ontwikkelingsfasen en blijven actief zolang de
plant leeft
aan de top (of apex) van stengels en wortels
maakt primaire weefsels aan
primaire groei (= lengtegroei)
Laterale meristemen:
secundaire meristemen, ontstaan door dedifferentiatie van reeds gedifferentieerde cellen
Meestal holcilindrische meristemen
Gelegen onder het oppervlak van stengel en wortel
Hiertoe behoren het cambium en het fellogeen
In oudere plantendelen volgt na de primaire groei vaak een secundaire groei (= diktegroei) die het gevolg is
van de werking van het cambium. Tegelijk vormt het fellogeen nieuwe afschermingsweefsel → secundaire
weefsels
Intercalaire meristemen:
in de bladeren, onderste stengeldelen en knopen van vele monocotylen
geven aanleiding tot verdere lengtegroei, terwijl andere cellen al gedifferentieerd zijn
ook verantwoordelijk voor de strekking van bloem- of vruchtstelen
Meristemoïden:
groepen van meristematische cellen omgeven door gedifferentieerde cellen
door celdeling aanleiding geven tot anders gedifferentieerde structuren zoals huidmondje en haren
kunnen tot op enige afstand een remming uitoefenen op de celdeling → huidmondjes en
epidermisharen worden volgens bepaald patroon aangelegd en niet willekeurig verspreid over het
bladoppervlak.
3.1. Inleiding
Hogere plant bestaat slechts uit 3 basisdelen:
Bladeren
Stengels
Wortels
Cormus: geheel van bebladerde stengel en wortel
Deze plantenvorm is het resultaat van een evolutionair proces
Ontstaan
Eerste leven ontstond in de zee → zag er heel anders uit dan de huidige landplanten.
De verovering van het land → een aantal bijzondere uitdagingen aan verbonden
Eerste landplanten (420 miljoen jaar geleden) waren aangespoelde wieren of overleefden in de bedding van
uitdrogende meren of rivieren → hadden geen wortel, stengels of bladeren → platte structuren in modder
→ naarmate er meer en meer van deze primitieve landplanten waren bleek dat bepaalde exemplaren die steviger
en meer rechtop gericht waren meer licht konden opvangen en ook schaduwen wierpen op de lagere planten, die
op hun beurt minder licht konden opvangen → elke plant die een mutatie had die hem toeliet rechtop te groeien
en zo boven andere uitstak had een selectief voordeel → meer zonlicht opvangen → meer fotosynthese
Plant die rechtop staat moet een aantal uitdagingen overwinnen:
Delen die opgericht zijn → geen contact met vocht in de bodem → een watertransportsysteem is nodig
→ bescherming tegen uitdroging: zelfs bij een hoge relatieve luchtvochtigheid is lucht nog altijd droger dan
een levende cel en zal verdamping optreden.
Ze kunnen makkelijker omwaaien → moeten extra verstevigd worden → bij waterplanten worden hun
weefsels door water gedragen.
Onderste delen → liggen in de schaduw → kunnen niet aan fotosynthese doen → fotosyntheseproducten
transporteren naar deze cellen.
Vorming van gespecialiseerde weefsels en organen, als aanpassing aan al deze verschillende uitdagingen.
Gespecialiseerde weefsels:
Afschermingsweefsels als bescherming tegen droogte
Steunweefsels om rechtop te kunnen staan in de lucht
Absorptieweefsels om water uit de bodem te kunnen opnemen (ook absorptie licht)
Transportweefsels om water naar hoger gelegen delen te kunnen transporteren en om
fotosyntheseproducten naar lager gelegen delen te kunnen brengen
Het ontstaan van deze verschillende weefsels binnen één organisme zijn al deze celtypes afkomstig van de zygote, die
zich deelt → Differentiatie: cellen ondergaan geleidelijk fysiologisch en structurele veranderingen waardoor ze geschikt
worden voor het vervullen van een welbepaalde functie
Bij hogere planten → celdeling op bepaalde plaatsen en op bepaalde tijdstippen → groepering van cellen die zich
kunnen delen noemt men een meristeem.
Delingsactiviteit van gevormde cellen zal verminderen → over het algemeen ontwikkelt zich een centrale vacuole en
de celwand wordt in de meeste gevallen dikker → vaak treedt er ook een gespecialiseerd metabolisme op → zolang er
een levend protoplasma behouden blijft, kunnen gedifferentieerde cellen zich in bepaalde gevallen opnieuw delen.
, Differentiatie verloopt volgens een bepaald ruimtelijk patroon zodat er weefsels ontstaan, d.w.z. groeperingen van
gelijkaardige cellen, of geordende groeperingen van enkele celtypes
Idioblasten: als één cel van een weefsel zich duidelijk kan onderscheiden van de omliggende cellen door grootte, vorm
of inhoud
Transdifferentiatie: als een gedifferentieerde cel getransformeerd wordt in een ander celtype zonder dat er
celdelingen optreden
Dedifferentiatie: als een gedifferentieerde cel opnieuw celdelingen ondergaat en in een ander celtype wijzigt
3.2. De meristemen (= bron van cellen)
Meristematische cellen:
Klein
Sluiten tegen elkaar aan zonder intercellulaire kanalen
Dunne celwanden hoofdzakelijk bestaande uit pectine
Geen vacuolen zichtbaar met de lichtmicroscoop
Kern neemt groot volume in → meristemen worden intenser gekleurd bij basische kleurstoffen.
Indeling van meristemen volgens plaats in plant
Apicale meristemen:
Primaire meristemen, al van in embryo aanwezig
Werkzaam vanaf de eerste ontwikkelingsfasen en blijven actief zolang de
plant leeft
aan de top (of apex) van stengels en wortels
maakt primaire weefsels aan
primaire groei (= lengtegroei)
Laterale meristemen:
secundaire meristemen, ontstaan door dedifferentiatie van reeds gedifferentieerde cellen
Meestal holcilindrische meristemen
Gelegen onder het oppervlak van stengel en wortel
Hiertoe behoren het cambium en het fellogeen
In oudere plantendelen volgt na de primaire groei vaak een secundaire groei (= diktegroei) die het gevolg is
van de werking van het cambium. Tegelijk vormt het fellogeen nieuwe afschermingsweefsel → secundaire
weefsels
Intercalaire meristemen:
in de bladeren, onderste stengeldelen en knopen van vele monocotylen
geven aanleiding tot verdere lengtegroei, terwijl andere cellen al gedifferentieerd zijn
ook verantwoordelijk voor de strekking van bloem- of vruchtstelen
Meristemoïden:
groepen van meristematische cellen omgeven door gedifferentieerde cellen
door celdeling aanleiding geven tot anders gedifferentieerde structuren zoals huidmondje en haren
kunnen tot op enige afstand een remming uitoefenen op de celdeling → huidmondjes en
epidermisharen worden volgens bepaald patroon aangelegd en niet willekeurig verspreid over het
bladoppervlak.