Inleiding in de filosofie met inbegrip van wetenschapsleer
Les 1: Inleiding, mythos&logos , natuurfilosofen
Preliminaria (theoretisch)(= inleidende zaken, zaken die je moet weten
alvorens we aan de geschiedenis van de filosofie beginnen)
▪ Plato’s grot (=Plato, leefde in de 4e à 5e eeuw voor christus, hij schreef een omvangrijk
dialoog de staat → 10 boeken en in het 7e boek daarvan is hij zelf niet aan het woord
maar Socrates neemt het woord)
→Socrates doet beroep op een allegorie (=iets op een andere manier zeggen) waarbij hij
dus beroep doet op een veraanschouwelijking om een moeilijke, abstracte theorie
duidelijk te maken voor een breder publiek. Hij gaat een aantal zaken die je voor ogen
kan hebben, zintuiglijk gebruiken om iets wat eigenlijk niet zintuiglijk waarneembaar is
uit te leggen. Hij doet dat aan de hand van een beeld van een grot.
→allegorie van de grot: Socrates zegt beeld je het volgende in: je hebt een grot en daar
zitten een aantal mensen gevangen, geboeid en vastgeketend, met hun rug tegen een
muurtje en ze zitten daar al zo lang vastgeketend en geboeid dat ze daar zelf geen besef
meer van hebben want ze zijn dat gewoon geworden. Ze kijken naar een wand waar
allerlei schaduwen op komen, afschaduwingen van beelden die boven dat muurtje,
achter hen worden rondgedragen door andere mensen.
→Nu zegt Socrates van stel je vraagt aan een van die mensen van wat is de realiteit, wat
is echt, wat is de werkelijkheid? Socrates zegt dat 9/10 zullen beweren dat de
schaduwen die zij zien dus de kopieën, dat dat de echte werkelijkheid is.
→Er komt dan op een gegeven moment iemand binnen en die neemt één van die
gevangenen mee met geweld, die gevangene wordt meegesleurd naar buiten de grot (die
gevangene wist niet dat er een wereld buiten de grot bestond) en de gevangene kijkt naar
boven en staart recht in de zon (hij raakt verblind, kan dat niet vatten) en na een korte
aanpassingsperiode beseft die persoon dat alles wat hij daar ziet de echte realiteit is. En
dus dat alles wat hij heel zijn leven voor waar of voor echt heeft gehouden, dat dat
gewoon een stomme afschaduwing, kopie, mimesis(=afspiegeling, zou Plato zeggen)
was.
→Die gevangene gaat terug met zijn nieuwe kennis en gaat zijn vrienden in de grot
overtuigen van dat nieuwe inzicht, maar Plato zegt ter monde van Socrates van de
mensen willen dat niet horen, ze willen niet horen dat wat ze heel hun leven voor waar
hebben genomen dat dat fake is en dat er zelfs een risico zal bestaan dat ze die persoon
in kwestie zullen vermoorden (het loopt niet zo goed af met de bevrijde gevangenen die
een nieuw inzicht heeft gekregen).
1
,→Dit leert ons iets over de oorsprong van de filosofie op een aantal manieren:
1)Je ziet dat het inzicht geboren wordt op een bepaalde manier. Het heeft te maken met
een bevrijdt worden uit een bepaalde situatie die je ervoor als vanzelfsprekend aannam.
In die zin is het een ervaring van betekenisverlies of vervreemding. Het opmerkelijke in
het verhaal van Plato is dat dit betekenisverlies gedwongen is (het komt omdat iemand
de gevangene in kwestie bevrijdt met geweld) dus het hoeft niet een actieve keuze te zijn
maar kan ook iets zijn dat je overkomt. Een moment van vervreemding kan dramatisch
zijn, dat kan een weerslag hebben op u leven, u kan door een trieste periode gaan als
gevolg,… MAAR je kan er ook theoretisch mee omgaan (=filosofische houding) en dat
betekent vanop een afstand erover nadenken en trachten die verwondering te begrijpen,
er een uitleg aan te geven en datgene dat evident leek te onderzoeken op de evidentie
ervan.
▪ filosofie en ideologie
▪ historiciteit van de filosofie
▪ een filosofische canon?
▪ wereldbeelden
▪ canon
Plato’s grot
▪ filosofie vertrekt vanuit de verwondering
▪ actief opzoeken (dit is ook wat een filosoof doet, het bewuste in vraag stellen en vragen
stellen die zo evident lijken dat niemand ze stelt of dat ze misschien op één of andere
manier vergeten zijn ze te stellen) en passief zijn
→ één van de meest fundamentele vragen ,vraag centraal in verhaal Plato: Wat is echt,
wat is realiteit?
→De kans is groot dat mensen zeggen van wat je kan zien en wat je kan aanraken en wat
je niet kan zien dat is niet echt. Maar het antwoord van Plato is anders, hij zegt van dit is
niet echt, deze wereld is schaduw, deze wereld is kopie en de echte werkelijkheid
bevindt zich op een andere ”plaats”. →antwoord van Plato dus 4e à 5e eeuw voor
christus.
→ één van de meest fundamentele vragen ,Wat is de wereld? Antwoord door andere
filosoof: Vb: Sloveense filosoof (Slavoj Zizek) en hij zegt: “mensen worden niet geboren
in de realiteit/werkelijkheid (dit noemt hij de Real), maar mensen worden geboren in de
symbolische orde (=de wereld die al geordend is)”
→Je wordt geboren in een wereld die al vorm heeft, een wereld met woorden, waarin
zaken al aanwezig zijn en die bepalen meteen ook de manier waarop jij de wereld ziet.
2
,→Het antwoord van Zizek is: Wat je ziet en waarin je je beweegt= de symbolische orde is
NIET de realiteit, maar een soort laag/weefsel dat wij hebben aangebracht.
→Er zijn ook momenten waarop de realiteit naar voor komt.
▪ voorwerp van verwondering = alles
▪ Wereld is vooraf geordende structuur, wij gaan de symbolische orde onderzoeken. De
wereld is dus een vooraf geordende structuur en wij zijn eigenlijk vergeten dat wij die
structuur of andere voor ons die structuur hebben vormgegeven.
▪ De structuur of wereld is een tweede natuur geworden en we voelen hem niet als
vreemd aan. ‘tweede natuur’ wordt het voorwerp van kritische reflectie
→Wij gaan dat evidente onderzoeken.
▪ “waarom?” “daarom!” vs. de blik van het kind→Wij gaan die blik aannemen en zaken in
vraag stellen.
Filosofie en ideologie
▪ filosofie = wetenschap (atypische wetenschap want heeft geen definitieve
verworvenheid zoals andere wetenschappen wordt gekenmerkt door kritiek en
discussie):
→niet zomaar een stelling poneren maar ook argumentatie en argumenten moeten
logische geldigheid hebben en ook de toets van tegenargumenten moeten kunnen
weerstaan
→ het is als een taal leren ,technisch vocabularium, termen zijn belangrijk want kunnen
ons precies uitdrukking geven over bepaalde problematieken
▪ verwondering blijft in het spel:
→ filosofie stelt zich open, verwondering te blijven cultiveren en blijven in vraag stellen;
een filosoof kan een bepaalde theorie formuleren en nog altijd zeggen van dit is maar
een theorie en dit is iets dat altijd weerlegt kan worden
→ filosofie wordt gekenmerkt door inherente ruimte/openheid voor kritiek en vragen, het
is nooit een discussie die gesloten is of die af is
→Betekent dat dan ook dat de filosofie eigenlijk niet vooruit gaat? Als het maar een
voorlopig iets is waarbij er tegenargumenten en kritiek blijft zijn, is er dan wel
progressie? Er zijn wel degelijk stappen die wij niet anders kunnen aanvoelen dan
vooruitgang. Filosofie heeft bepaalde verfijning en vooruitgang teweeggebracht in zekere
zin. De filosofie kan ten opzichte van die ideologie wel degelijk een motor zijn in
vooruitgang en verandering in de samenleving.
3
, ▪ vs. Ideologie (=systemen waarbij in tegenstelling tot bij de filosofie wel kennisclaims
worden gemaakt een waarbij geen discussie getolereerd wordt)
→ definitieve zekerheden, geen discussie getolereerd en geen zaken in vraag stellen
→ conservatief
→vaak de hoekstenen van totalitaire regimes
▪ ‘verfijning’
Historiciteit van de filosofie
-(helpen ons inzicht te krijgen in een bepaalde filosofische manier van denken)
→vragen die mensen zich stellen worden bepaalt door de tijd en de plaats waarin en
waarop ze leven
▪ spatio-temporele context (=filosofie is afhankelijk van de plaats waar ze zich bevind)
vragen en antwoorden veranderen voortdurend (de tijdsgeest bepaalt het soort vragen
en bepaalt tot op zekere hoogte ook het antwoord dat daarop wordt gegeven)
▪ filosofie is wezenlijk historisch
→Hegel: “Die Philosophie ist ihre Zeit in Gedanken erfasst.” Hegel zegt dat elk
filosofisch systeem een uitdrukking is van de tijdsgeest waarin ze tot stand is gekomen.
→Hegel beweerd bovendien dat zonder een goed begrip van de historiciteit/
geschiedenis, dat je eigenlijk niet tot een begrip van de werkelijkheid kan komen. Dus
het kennen van de geschiedenis is essentieel om de werkelijkheid te doorgronden. Hegel
beweert dat heel de geschiedenis een proces is van een these, beweging met een
tegenbeweging,… een dialectisch ontwikkeling (wordt later verduidelijkt)
→Hegel zegt dat als je een object hebt je dat enkel kan begrijpen in de historische
context waarin het tot stand is gekomen bv als je naar een schilderij van Rubens kijkt
dan moet je iets kennen van de barok om te begrijpen waar dat allemaal vandaan komt.
▪ Ook de interpretatie is historisch bepaald, niet enkel wat geïnterpreteerd wordt is
historisch bepaald. Dus we moeten zien dat ook de interpretatie van die filosofieën dat
de uitdrukking zijn van hun tijd, dat die interpretatie zelf bepaalt is door de tijd waarin ze
tot stand komt.
▪ historisch object én subject: als het object enkel historisch zou zijn en degene die het
object bepaalt niet, dan zou de interpretatie van een ding eigenlijk altijd hetzelfde zijn
doorheen de geschiedenis.
geen objectieve maatstaf
Wereldbeelden (niemand heeft gekozen om bv in een bepaald politiek
systeem te leven, we hebben die allemaal meegekregen)
4
Les 1: Inleiding, mythos&logos , natuurfilosofen
Preliminaria (theoretisch)(= inleidende zaken, zaken die je moet weten
alvorens we aan de geschiedenis van de filosofie beginnen)
▪ Plato’s grot (=Plato, leefde in de 4e à 5e eeuw voor christus, hij schreef een omvangrijk
dialoog de staat → 10 boeken en in het 7e boek daarvan is hij zelf niet aan het woord
maar Socrates neemt het woord)
→Socrates doet beroep op een allegorie (=iets op een andere manier zeggen) waarbij hij
dus beroep doet op een veraanschouwelijking om een moeilijke, abstracte theorie
duidelijk te maken voor een breder publiek. Hij gaat een aantal zaken die je voor ogen
kan hebben, zintuiglijk gebruiken om iets wat eigenlijk niet zintuiglijk waarneembaar is
uit te leggen. Hij doet dat aan de hand van een beeld van een grot.
→allegorie van de grot: Socrates zegt beeld je het volgende in: je hebt een grot en daar
zitten een aantal mensen gevangen, geboeid en vastgeketend, met hun rug tegen een
muurtje en ze zitten daar al zo lang vastgeketend en geboeid dat ze daar zelf geen besef
meer van hebben want ze zijn dat gewoon geworden. Ze kijken naar een wand waar
allerlei schaduwen op komen, afschaduwingen van beelden die boven dat muurtje,
achter hen worden rondgedragen door andere mensen.
→Nu zegt Socrates van stel je vraagt aan een van die mensen van wat is de realiteit, wat
is echt, wat is de werkelijkheid? Socrates zegt dat 9/10 zullen beweren dat de
schaduwen die zij zien dus de kopieën, dat dat de echte werkelijkheid is.
→Er komt dan op een gegeven moment iemand binnen en die neemt één van die
gevangenen mee met geweld, die gevangene wordt meegesleurd naar buiten de grot (die
gevangene wist niet dat er een wereld buiten de grot bestond) en de gevangene kijkt naar
boven en staart recht in de zon (hij raakt verblind, kan dat niet vatten) en na een korte
aanpassingsperiode beseft die persoon dat alles wat hij daar ziet de echte realiteit is. En
dus dat alles wat hij heel zijn leven voor waar of voor echt heeft gehouden, dat dat
gewoon een stomme afschaduwing, kopie, mimesis(=afspiegeling, zou Plato zeggen)
was.
→Die gevangene gaat terug met zijn nieuwe kennis en gaat zijn vrienden in de grot
overtuigen van dat nieuwe inzicht, maar Plato zegt ter monde van Socrates van de
mensen willen dat niet horen, ze willen niet horen dat wat ze heel hun leven voor waar
hebben genomen dat dat fake is en dat er zelfs een risico zal bestaan dat ze die persoon
in kwestie zullen vermoorden (het loopt niet zo goed af met de bevrijde gevangenen die
een nieuw inzicht heeft gekregen).
1
,→Dit leert ons iets over de oorsprong van de filosofie op een aantal manieren:
1)Je ziet dat het inzicht geboren wordt op een bepaalde manier. Het heeft te maken met
een bevrijdt worden uit een bepaalde situatie die je ervoor als vanzelfsprekend aannam.
In die zin is het een ervaring van betekenisverlies of vervreemding. Het opmerkelijke in
het verhaal van Plato is dat dit betekenisverlies gedwongen is (het komt omdat iemand
de gevangene in kwestie bevrijdt met geweld) dus het hoeft niet een actieve keuze te zijn
maar kan ook iets zijn dat je overkomt. Een moment van vervreemding kan dramatisch
zijn, dat kan een weerslag hebben op u leven, u kan door een trieste periode gaan als
gevolg,… MAAR je kan er ook theoretisch mee omgaan (=filosofische houding) en dat
betekent vanop een afstand erover nadenken en trachten die verwondering te begrijpen,
er een uitleg aan te geven en datgene dat evident leek te onderzoeken op de evidentie
ervan.
▪ filosofie en ideologie
▪ historiciteit van de filosofie
▪ een filosofische canon?
▪ wereldbeelden
▪ canon
Plato’s grot
▪ filosofie vertrekt vanuit de verwondering
▪ actief opzoeken (dit is ook wat een filosoof doet, het bewuste in vraag stellen en vragen
stellen die zo evident lijken dat niemand ze stelt of dat ze misschien op één of andere
manier vergeten zijn ze te stellen) en passief zijn
→ één van de meest fundamentele vragen ,vraag centraal in verhaal Plato: Wat is echt,
wat is realiteit?
→De kans is groot dat mensen zeggen van wat je kan zien en wat je kan aanraken en wat
je niet kan zien dat is niet echt. Maar het antwoord van Plato is anders, hij zegt van dit is
niet echt, deze wereld is schaduw, deze wereld is kopie en de echte werkelijkheid
bevindt zich op een andere ”plaats”. →antwoord van Plato dus 4e à 5e eeuw voor
christus.
→ één van de meest fundamentele vragen ,Wat is de wereld? Antwoord door andere
filosoof: Vb: Sloveense filosoof (Slavoj Zizek) en hij zegt: “mensen worden niet geboren
in de realiteit/werkelijkheid (dit noemt hij de Real), maar mensen worden geboren in de
symbolische orde (=de wereld die al geordend is)”
→Je wordt geboren in een wereld die al vorm heeft, een wereld met woorden, waarin
zaken al aanwezig zijn en die bepalen meteen ook de manier waarop jij de wereld ziet.
2
,→Het antwoord van Zizek is: Wat je ziet en waarin je je beweegt= de symbolische orde is
NIET de realiteit, maar een soort laag/weefsel dat wij hebben aangebracht.
→Er zijn ook momenten waarop de realiteit naar voor komt.
▪ voorwerp van verwondering = alles
▪ Wereld is vooraf geordende structuur, wij gaan de symbolische orde onderzoeken. De
wereld is dus een vooraf geordende structuur en wij zijn eigenlijk vergeten dat wij die
structuur of andere voor ons die structuur hebben vormgegeven.
▪ De structuur of wereld is een tweede natuur geworden en we voelen hem niet als
vreemd aan. ‘tweede natuur’ wordt het voorwerp van kritische reflectie
→Wij gaan dat evidente onderzoeken.
▪ “waarom?” “daarom!” vs. de blik van het kind→Wij gaan die blik aannemen en zaken in
vraag stellen.
Filosofie en ideologie
▪ filosofie = wetenschap (atypische wetenschap want heeft geen definitieve
verworvenheid zoals andere wetenschappen wordt gekenmerkt door kritiek en
discussie):
→niet zomaar een stelling poneren maar ook argumentatie en argumenten moeten
logische geldigheid hebben en ook de toets van tegenargumenten moeten kunnen
weerstaan
→ het is als een taal leren ,technisch vocabularium, termen zijn belangrijk want kunnen
ons precies uitdrukking geven over bepaalde problematieken
▪ verwondering blijft in het spel:
→ filosofie stelt zich open, verwondering te blijven cultiveren en blijven in vraag stellen;
een filosoof kan een bepaalde theorie formuleren en nog altijd zeggen van dit is maar
een theorie en dit is iets dat altijd weerlegt kan worden
→ filosofie wordt gekenmerkt door inherente ruimte/openheid voor kritiek en vragen, het
is nooit een discussie die gesloten is of die af is
→Betekent dat dan ook dat de filosofie eigenlijk niet vooruit gaat? Als het maar een
voorlopig iets is waarbij er tegenargumenten en kritiek blijft zijn, is er dan wel
progressie? Er zijn wel degelijk stappen die wij niet anders kunnen aanvoelen dan
vooruitgang. Filosofie heeft bepaalde verfijning en vooruitgang teweeggebracht in zekere
zin. De filosofie kan ten opzichte van die ideologie wel degelijk een motor zijn in
vooruitgang en verandering in de samenleving.
3
, ▪ vs. Ideologie (=systemen waarbij in tegenstelling tot bij de filosofie wel kennisclaims
worden gemaakt een waarbij geen discussie getolereerd wordt)
→ definitieve zekerheden, geen discussie getolereerd en geen zaken in vraag stellen
→ conservatief
→vaak de hoekstenen van totalitaire regimes
▪ ‘verfijning’
Historiciteit van de filosofie
-(helpen ons inzicht te krijgen in een bepaalde filosofische manier van denken)
→vragen die mensen zich stellen worden bepaalt door de tijd en de plaats waarin en
waarop ze leven
▪ spatio-temporele context (=filosofie is afhankelijk van de plaats waar ze zich bevind)
vragen en antwoorden veranderen voortdurend (de tijdsgeest bepaalt het soort vragen
en bepaalt tot op zekere hoogte ook het antwoord dat daarop wordt gegeven)
▪ filosofie is wezenlijk historisch
→Hegel: “Die Philosophie ist ihre Zeit in Gedanken erfasst.” Hegel zegt dat elk
filosofisch systeem een uitdrukking is van de tijdsgeest waarin ze tot stand is gekomen.
→Hegel beweerd bovendien dat zonder een goed begrip van de historiciteit/
geschiedenis, dat je eigenlijk niet tot een begrip van de werkelijkheid kan komen. Dus
het kennen van de geschiedenis is essentieel om de werkelijkheid te doorgronden. Hegel
beweert dat heel de geschiedenis een proces is van een these, beweging met een
tegenbeweging,… een dialectisch ontwikkeling (wordt later verduidelijkt)
→Hegel zegt dat als je een object hebt je dat enkel kan begrijpen in de historische
context waarin het tot stand is gekomen bv als je naar een schilderij van Rubens kijkt
dan moet je iets kennen van de barok om te begrijpen waar dat allemaal vandaan komt.
▪ Ook de interpretatie is historisch bepaald, niet enkel wat geïnterpreteerd wordt is
historisch bepaald. Dus we moeten zien dat ook de interpretatie van die filosofieën dat
de uitdrukking zijn van hun tijd, dat die interpretatie zelf bepaalt is door de tijd waarin ze
tot stand komt.
▪ historisch object én subject: als het object enkel historisch zou zijn en degene die het
object bepaalt niet, dan zou de interpretatie van een ding eigenlijk altijd hetzelfde zijn
doorheen de geschiedenis.
geen objectieve maatstaf
Wereldbeelden (niemand heeft gekozen om bv in een bepaald politiek
systeem te leven, we hebben die allemaal meegekregen)
4