Bindweefsel en bot
→ Basisweefsels bestaan niet op zichzelf maar vormen combinaties
1. Bindweefsel structuur en cellen
2. Opbouw en structuur van bot
3. Hematopoeise
4. Gewrichten
Opbouw organen
→ Parenchym: cellen voor de specifieke orgaanfunctie
Alveoli in de longen
Hepatocyten in de lever
→ Stroma: Ondersteunend en voedend netwerk
Bindweefsel
Bloedvaten
Immuuncellen
1. Bindweefsel structuur en cellen
Gespecialiseerde bindweefsels verbinden en bieden steun
→ Meest verspreid en divers weefseltype (van hoofd tot aan de voeten)
→ Bindweefsel bestaat uit 3 componenten:
(Steun)cellen verspreid in netwerk van:
Vezels
Grondsubstantie
→ Vezels + grondsubstantie = extracellulaire matrix (ECM) (hier zitten extra
cellen in ingebed)
Elastische vezels
Chondrocyten
Elementair bindweefsel
→ Meest verspreid en divers weefseltype
1
, → Relatief weinig cellen en veel extracellulaire matrix
→ Losmazig bindweefsel (vetweefsel; reticulair bindweefsel)
→ Dicht bindweefsel
→ Bestaat uit verschillende soorten cellen en extracellulaire matrix
componenten
Extracellulaire matrix: vezels
→ Gemaakt van eiwitpolymeren
→ 3 soorten vezels:
Collagene
Reticuliene (gemaakt van collageen)
Elastische
→ ECM bestaat uit combinatie van verschillende
vezels
Collageen
→ Familie van eiwitten
→ Meest voorkomende eiwit in het lichaam (30%
droog gewicht)
→ Voornamelijk aangemaakt door fibroblasten
→ Vezels georganiseerd in fibrillen (zie les 1)
Flexibel
Hoge treksterkte
Niet elastisch
→ Hoofdbestanddeel van pezen en ligament
Lage turnover
Reticulaire vezels
→ Bestaan uit collagen type III
→ Fijnmazig netwerk van dunne vezels in organen
Lymfeweefsel, beenmerg, lever, nier
→ Uitwisseling van componenten tussen weefsel en
bloed
→ Geassocieerd met andere collagen types en
proteoglycan en
Elastische vezels
→ Rekbare vezels van elastine
Verbonden door chemische bruggen
→ Desmosine en isodesmosine
→ In relaxte staat geen specifieke structuur
“Random coils”
Extracellulaire matrix: grondsubstantie
2
, → Tussen cellen en vezels
→ Viskeuze barrière die water opneemt
→ Korrelig aspect na fixatie
→ Bestaat uit:
Glycosaminoglycanen
Adhesieve glycoproteinen
Proteoglycanen
Glycosaminoglycanen
Grote onvertakte polysaccharideketens met
herhaalde disaccharide units
» Hexose - Hexosamine
Zeer negatief geladen
Variatie in lading en ruimtelijke organisatie
Gekoppeld aan eiwitten in proteoglycanen
Gehydrateerde gelmatrix
Adhesieve glycoproteinen
Globulaire eiwitten met vertakte oligosaccharide
ketens
Fibronectine bindt cellen, collageen en
glycosaminoglycanen
» Dimeer van eiwitten gekoppeld door disulfidebrug
»
Laminin bindt epitheelcellen aan de basale lamina
» Eiwit trimer in de vorm van een kruis
» Laminin in basale membraan van epitheel, endotheel, spier
en zenuwvezels van de tong
»
Proteoglycanen
Proteine kern met glycosamonoglycan ketens
Kunnen veel water vasthouden
Syndecan en fibroglycan
3
→ Basisweefsels bestaan niet op zichzelf maar vormen combinaties
1. Bindweefsel structuur en cellen
2. Opbouw en structuur van bot
3. Hematopoeise
4. Gewrichten
Opbouw organen
→ Parenchym: cellen voor de specifieke orgaanfunctie
Alveoli in de longen
Hepatocyten in de lever
→ Stroma: Ondersteunend en voedend netwerk
Bindweefsel
Bloedvaten
Immuuncellen
1. Bindweefsel structuur en cellen
Gespecialiseerde bindweefsels verbinden en bieden steun
→ Meest verspreid en divers weefseltype (van hoofd tot aan de voeten)
→ Bindweefsel bestaat uit 3 componenten:
(Steun)cellen verspreid in netwerk van:
Vezels
Grondsubstantie
→ Vezels + grondsubstantie = extracellulaire matrix (ECM) (hier zitten extra
cellen in ingebed)
Elastische vezels
Chondrocyten
Elementair bindweefsel
→ Meest verspreid en divers weefseltype
1
, → Relatief weinig cellen en veel extracellulaire matrix
→ Losmazig bindweefsel (vetweefsel; reticulair bindweefsel)
→ Dicht bindweefsel
→ Bestaat uit verschillende soorten cellen en extracellulaire matrix
componenten
Extracellulaire matrix: vezels
→ Gemaakt van eiwitpolymeren
→ 3 soorten vezels:
Collagene
Reticuliene (gemaakt van collageen)
Elastische
→ ECM bestaat uit combinatie van verschillende
vezels
Collageen
→ Familie van eiwitten
→ Meest voorkomende eiwit in het lichaam (30%
droog gewicht)
→ Voornamelijk aangemaakt door fibroblasten
→ Vezels georganiseerd in fibrillen (zie les 1)
Flexibel
Hoge treksterkte
Niet elastisch
→ Hoofdbestanddeel van pezen en ligament
Lage turnover
Reticulaire vezels
→ Bestaan uit collagen type III
→ Fijnmazig netwerk van dunne vezels in organen
Lymfeweefsel, beenmerg, lever, nier
→ Uitwisseling van componenten tussen weefsel en
bloed
→ Geassocieerd met andere collagen types en
proteoglycan en
Elastische vezels
→ Rekbare vezels van elastine
Verbonden door chemische bruggen
→ Desmosine en isodesmosine
→ In relaxte staat geen specifieke structuur
“Random coils”
Extracellulaire matrix: grondsubstantie
2
, → Tussen cellen en vezels
→ Viskeuze barrière die water opneemt
→ Korrelig aspect na fixatie
→ Bestaat uit:
Glycosaminoglycanen
Adhesieve glycoproteinen
Proteoglycanen
Glycosaminoglycanen
Grote onvertakte polysaccharideketens met
herhaalde disaccharide units
» Hexose - Hexosamine
Zeer negatief geladen
Variatie in lading en ruimtelijke organisatie
Gekoppeld aan eiwitten in proteoglycanen
Gehydrateerde gelmatrix
Adhesieve glycoproteinen
Globulaire eiwitten met vertakte oligosaccharide
ketens
Fibronectine bindt cellen, collageen en
glycosaminoglycanen
» Dimeer van eiwitten gekoppeld door disulfidebrug
»
Laminin bindt epitheelcellen aan de basale lamina
» Eiwit trimer in de vorm van een kruis
» Laminin in basale membraan van epitheel, endotheel, spier
en zenuwvezels van de tong
»
Proteoglycanen
Proteine kern met glycosamonoglycan ketens
Kunnen veel water vasthouden
Syndecan en fibroglycan
3