Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Resume

Korte kwalitatieve en gemengde methoden samenvatting

Note
-
Vendu
1
Pages
50
Publié le
07-07-2025
Écrit en
2024/2025

Dit document bevat een samenvatting van alle lessen van het vak Kwalitatieve & Gemengde methoden (aan de KUL), gegeven door prof De Leersnyder & Dekeyzer. Onder deze lessen valt ook een gastcollege gegeven door Dr. de Smet over participatief onderzoek. Daarnaast zijn de laatste 2 pagina's een samenvatting van alle voorbeeldexamenvragen, die gegeven werden in de les + hun antwoord. (in de samenvatting staat er genoeg uitleg om te begrijpen waarom een bepaald antwoord juist is) 1e zit erdoor met 15/20

Montrer plus Lire moins















Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

Infos sur le Document

Publié le
7 juillet 2025
Fichier mis à jour le
7 juillet 2025
Nombre de pages
50
Écrit en
2024/2025
Type
Resume

Aperçu du contenu

Samenvatting kwalitatieve methoden:
1) Inleiding tot de kwalitatieve & gemengde methoden
1.1. Kwalitatief versus kwanitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek onderscheid zich op 3 manieren van kwantitatief
1. De manier waarop men naar de wereld kijkt: de kennistheorie
2. De manier van data-collectie & analyse (gebruiken elk andere tools)
3. Beide focussen op andere plekken in de empirische cyclus  ander onderzoeksproces

1.1.1. Kennistheorieën
Kennistheorieën zijn de brillen waarmee je naar de wereld kijkt & wat onderzoek is in die
wereld, bril waaruit je een antwoord gaat vormuleren. Ook wel epistemologie, kenleer of
wetenschapsfilosofie genoemd.
Deze kennistheorie houdt in hoe kennis vergaard wordt & wat de waarde is van wat we weten.
Daarnaast werpt hij een blik op:
 De staat vd wereld
 Het doel vd wetenschap
 De rol vd onderzoeker
Kwalitatief Kwantitatief
Staat vd wereld DE waarheid bestaat niet, er bestaan DE waarheid bestaat
enkel verschillende perspectieven om
naar de wereld te kijken
Doel vd Onderzoek is bedoelt om de Iets te weten komen over DE
wetenschap interpretaties van mensen over de wereld via een representatieve
WH te achterhalen  vullen elkaar steekproef
aan als een bouwproject
Rol vd Het perspectief van de onderzoeker Neutraal, vooroordelen vd
onderzoeker telt, onderzoek kan nooit neutraal onderzoeker staan los vh
zijn onderzoek
Kennistheorieën Sociaal constructivisme Logisch positivisme

Kennistheorieën zelf:
Kwantitatief: Logisch Positivisme Kwalitatief: sociaal constructivisme
 Objectieve kennis bestaat, bepaald dr  Géén objectieve kennis, wel meerdere
externe wereld manieren om naar de wereld te kijken
 Meer onderzoek  dichter bij  Onderzoek leidt tot waardevolle
“waarheid” (objectieve realiteit) interpretaties
 Neutrale onderzoeker  Onderzoeker beïnloed: theoretisch
 Metafoor: wetenschap = persepctief, sociaal, cultureel...
ondekkingsreis: realiteit bestaat, moet  Metafoor: wetenschap = bouwproject:
enkel ontdekt worden iedereen verschillende perspectieven
 op elkaar gelegd, wat overeen komt
= waardevolle interpretatie
LET OP: kwalitatieve onderzoekers zeggen dat neutraliteit onmogelijk is, omdat je je sociale &
culturele achtergrond, je theoretische vooroordelen etc. onbewust zult verwerken in de
onderzoeksvraag, de manier dat je je data analyseert & interpreteert  neutraliteit is
onmogelijk, daarom moet je transparant zijn!
2 onderzoeksstijlen vr kwalitatief onderzoek
Agency Focus op interactie (microniveau)  visie op de wereld wordt bepaald dr
persoonlijke interacties
Structur Focus op maatschappij (macroniveau)  visie wordt bepaald dr sociale structuren
e

Doel van de wetenschap
Positivisme Post-modernisme

, Realisme: De waarheid Relativisme: een perspectief laten zien (aandacht voor
kennen perspectief vd minder machtigen)
Sociaal constructivisme: meerdere perspectieven combineren
in een dialoog (laat zien hoe mensen samen de WH kunnen
veranderen)

1.1.2. Empirische cyclus

Onderzoekscyclus gaat constant van theorieën naar data & omgekeerd.
Deducti Algemeen  specifiek: theorie testen dr toetsbare hypothesen af te leiden & hier
e data uit te halen  ondersteunt je data je hypothesen of niet
Inductie Specifiek  algemeen: adhv data theorie opstellen of aanpassen

Kwantitatief: Kwalitatief:
Nadruk op deductie (inductie is ook mogelijk, Nadruk op inductie (deductie is ook mogelijk,
maar minder belangrijk) maar * minder belangrijk)
Gebruikt nummeriek data (los vd  Rijke data gebruikt om nieuwe theorie op
context) om theorie te ondersteunen of te stellen  geeft veel mogelijkheden
weerleggen om theorieën te ontdekken
= hypothetisch-deductief Context is het belangrijkst
 Rijke data: data dat aansluit bij de WH
vh individu, gedetailleerde
beschrijvingen
 Geen beperkte antwoord mogelijkheden
 alles moet bepreekbaar zijn (soms
dingen besproken waar onderzoeker niet aan
dacht)
 Niet veralgemenen naar groep, maar
individu is uniek
 Dagdagelijkse leven bestuderen 
context belangrijk
= theoretische interpretatie
Kritiek vd kwalitatieve onderzoekers op deductie van kwantitatief onderzoek: Hoe kom je aan
nieuwe inzichten & theorieën?
 Antwoord: ze halen hun theorieën uit de kwalitatieve methoden (bv via rijke data)
Let op: meeste onderzoek & theorieën gebasseerd op WEIRD (rijke elite)  geen rekening
gehouden met minder machtigen en niet-WEIRD culturen

1.1.3. Kwalitatieve & kwantitatieve vragen
Kwalitatieve vragen Kwantitatieve vragen
 Géén analytische vragen
HOE & WAAROM  subjectieve belevenis Frequentie  dingen waarmee je analyse
 Perspectief individu: betekenis vd kunt doen (%, correlatie, gemiddelde...)
ervaring
WIE, WAT, WANNEER  onstaan & verloop Verschillen: meer/minder, stijgend/dalen...
 Levert rijke data
Belevenis & ervaring Algemene verbanden
WAAR, WANNEER  specifieke context Oorzaak-gevolg
 Dagelijkse & natuurlijke setting

1.2. Conclusie
Kwalitatief onderzoek
1. Kennistheorie: sociaal constructivisme
2. Methoden: rijke data, persoonlijk perspectief, natuurlijke setting
3. Onderzoeksproces: nadruk op inductie


2) Zelfrapportage

,Fout voor kwantitatieve methoden (mensen kunnen veel te makkelijk liegen, proberen sociaal
wenselijk te zijn...), maar dit is DE manier voor kwalitatieve methoden  enkel zo kun je weten
hoe mensen iets ervaren, wat er zich in hun hoofd afspeelt
Zelf- Informatie die een persoon zélf geeft over zijn gevoelens, gedachten,
rapportage ervaring... op een bepaald moment (hangt dus af van context & tijdstip) (bv hoe
vind je je ouders na een gezellig familie moment ≠ na een ruzie)
Let op: de manier van vragen kan het antwoord beïnvloeden! (bv haat je je
moeder tov wat vindt je van je moeder)
4 vormen: vragenlijsten, dagboeken, interviews, narratieven

2.1. Wanneer zelfrapportage gebruiken
Met zelfrapportage wilt men:
1. Achtergrond informatie vd 2. Intenties & verwachtingen
deelnemer
3. Gevoelens 4. Kennis
5. Attitudes & meningen 6. Gedrag
LET OP: kennis en gedrag moeten op de juiste manier bevraagd worden, sociale wenselijkheid
mag geen rol spelen, ...  soms weten mensen niet waarom ze bepaald gedrag gesteld hebben of
kunnen ze hun eigen kennis niet goed inschatten

Je kunt NIET toekomstige gevoelens of verbanden bevragen met zelf-rapportage!

2.2. Zelf-rapportage & de kennistheorieën
Kennistheorie Zelf-rapportage binnen die theorie
KWA Logisch positivisme Kijkt neer op zelf-rapportage, want het is veel te
N  Wél objectieve kennis gekleurd
 Neutrale onderzoeker  Gaat in tegen DE werkelijkheid
 Ontdekken van ‘DE
waarheid’
KWAL Post-modernisme DE werkelijkheid bestaat níét, dus is onderzoek
 Geen objectieve kennis op zoek naar verschillende perspectieven
 Perspectief vd  Zelf-rapportage helpt bij het zoeken naar
onderzoeker perspectieven
 Waardevolle
interpretaties

2.2.1. Problemen met zelfrapportage

Kwantitatief Kwalitatief
Ppn kunnen soms niet juist antwoorden (bv Menselijk gedrag is ALTIJD gekleurd door
fout redeneren over oorzaak van hun gedrag) context, zelf-rapportage dus ook
Ppn soms gemotiveerd op te liegen, WH niet Zelf-rapportage is eig een co-constructie in
te raporteren (bv sociale wenselijkheid) sociale context


2.2.2. Oplossingen
Volgens kwantitatief onderzoek:
1. Geen retrospectieve bevraging
= niet veel tijd tssn de gebeurtenis & bevraging laten  hoe langer geleden, hoe
moeilijker om objectief te zijn, want
o Slecht geheugen
o Socio-culturele scripts: hoe iets hoort te zijn, vullen ontbrekende info aan (bv
les hoort interessant te zijn, dus je zegt dat het dat is)
 Oplossing:
o Tijdspanne beperken (bv denk aan de laatste 2 weken: hoe tevreden was u met ...)
o Dagboekstudies (einde vd dag/het moment zelf)

, 2. Voorkomen van sociale wenselijkheid
= sociaal acceptabel gedrag stellen ipv het werkelijke gedrag  komt vooral voor bij
o Gevoeligere thema’s
o Geen gegarandeerde anonimiteit
o Bepaalde vraag formuleringen (bv zou telefoneren tijdens het rijden verboden moeten
worden vs zou telefoneren tijdens het rijden aan banden gelegd moeten worden)

3. Controleren voor Ja-/Nee-knikken
= mensen hebben neiging om vaak akkoord te gaan op beoordelingsschalen ongeacht
de inhoud vd vraag
o Reverse items: tegengestelde vraag van wat je wilt stellen (bv vind je ijsjes lekker
vs haat je ijsjes)
o Reverse score: scores omdraaien (ipv dat 1 slecht is en 7 goed draai je het om)

Volgens kwalitatief onderzoek:
Zichtbaar maken van relatie & context
 Zelf-rapportage is gesitueerd in de relatie tussen interviewer & proefpersoon  daarom
moeten een aantal dingen duidelijk zijn:
o Wie is de interviewer?
o Wat is zijn relatie tot het onderwerp?
o Wat is zijn relatie tot de proefpersoon?
o Hoe wil deze zich presenteren?

2.3. Kwalitatieve interviews
2.3.1. Def interview + het gebruik

Interview Een conversatie/gesprek waarin vragen gesteld worden (dr interviewer) &
antwoorden gegeven worden (dr geïnterviewde). Hierin gebeurt een transfer van
info (meestal) in 1 richting.
Doel: zoveel mogelijk info verzamelen (meestak gebeurt dit face-to-face)
Gebruikt als je geïnteresseerd bent in zelf-rapportage
 Voordeel: kunt vervolgvragen stellen obv voorgaande vragen (dieper gaan
dan bij gestructureerd/gesloten vragenlijst) = flexibiliteit
 Rijke data verzamelen (ook over zeer specifieke gevallen)
2.3.2. Verschillende vormen

a) Volledig gestructureerd interview

Wat Vaste vragen met vooraf bepaalde antwoordmogelijkheden
Voor- & Voo Makkelijk te kwantificeren & analyseren
Nadelen r
Na Geen mogelijkheid tot nieuwe ontdekkingen, want geen rijke
data
Wanneer  Als je het onderwerp vd vragen al kent  ter toetsing v/e
theorie
 Als mondeling vragen stellen een voordeel heeft
 Om je aan te passen aan de persoon (bv laag geletterde
mensen)

b) Ongestructureerd interview
= kwalitatief interview

Wat Onderwerp & thema bepaalt, maar vragen niet
Voor- & Voo Vrij verloop: onverwachte antwoorden & vragen mogelijk
Nadelen r

, Na Moeilijk te analyseren
Wanneer  Als er weinig gekend is over het onderwerp
 Als je geïnteresseerd bent in de spontane gedachtegang of
verhalen vd geïnterviewde

c) Semi-gestructureerd intervieuw

Wat Interviewer kan precieze bewoording & volgorde van vragen
aanpassen naargelang het verloop vh interview  laat zich leiden
door geïnterviewde

2.3.3. Interviews & kennistheorieën

Gestructureerd Ongestructureerd
KWA 1. Vragen zijn relevant voor iedereen NIET ZO MAKKELIJK:
N (iedereen rapporteert over DE WH, 1. Onbekend wat de meest relevante
context geen belang) vragen zijn
2. Zullen door iedereen op eenzelfde 2. Vraagstelling wordt aangepast aan
wijze begrepen worden geïnterviewde
 Logisch positivisme/realisme  Semi-gestructureerd (je weet nog niet
welke vragen voor welke participanten
relevant zullen zijn.)
KWAL MOEILIJK Het gaat om het perspectief vd
geïnterviewde  moet hen zoveel
mogelijk aan het woord laten  zo
verzamel je zoveel mogelijk rijke data
 Wat is de rol van de interviewer hierin?
o Interview draait rond de relatie tssn interviewer & geïnterviewde en deze relatie
kun je op 2 manieren beschouwen:

Kwantitatief kwalitatief
Rol interviewer: neutraal & professioneel Rol interviewer: moet zichtbaar gemaakt
worden, want kan nooit neutraal zijn

2.3.4. Hoe maak je een interview
Theorie: Wat wil je weten? (laat inductieve data je helpen een theorie te vormen)
Outline: wat zijn de onderwerpen, die je aan bod wilt laten komen (brainstormen, informeren,
uitproberen...)

Types vragen
1. Hoofdvragen (= essentiële vragen): vragen die gaan over het onderwerp vh
onderzoek (bv onderzoek gaat over ouders  “hoe was de relatie met je ouders?”)
2. Parallelle vragen (extra vragen): vragen die OOK peilen nr het onderwerp, máár ander
geformuleerd zijn (indien hoofdvraag te moeilijk te beantwoorden is)
o Erna kom je terug op je hoofdvraag
o Bv Kun je een aantal pos/neg ervaringen met je moeder vertellen?
3. Weggooivragen: vragen die aandacht afleiden van moeilijke onderwerpen; die de
spanning breken
o Bv wat studeer je
o Niet echt in geïntereseert  gebeurt niets mee
4. Probes (bijkomende vragen): gebruiken om in te spelen op wat geïnterviewde vertelt (bv:
kun je dat verder uitleggen)
o Soorten
 Open-ended om meer detail te krijgen
 Bv kan je me daar nog wat meer over vertellen?
 Open-ended om meer duidelijkheid te vragen

,  Bv ik weet niet zeker of ik dat begrijp, kun je het nog een keer uitleggen?
 Gerichte vragen om meer gegevens te krijgen
 Wie was nog meer aanwezig?
 Wanneer gebeurde dat precies?
 Waar was het?

Volgorde vd vragen
Eerst: raport opbouwen = band opbouwen met de geïnterviewde, zodat die op zijn gemak
gesteld is
 Adhv nutteloze vragen (kleine babbel)
 Het beantwoorden van moeilijke/bedreigende vragen zal zo beter gaan
 Bv wat studeer je, was er file onderweg...

Daarna: begint met de algemene vragen, om erna over te gaan naar specifieke vragen
 Anders ontstaat bias
 Hoofdvragen  bijvragen
 Bv je vraagt eerst “Heeft je moeder je ooit geslagen?” en dan “hoe was je relatie met je
moeder?”  2de vraag verkleurt door 1e


2 dingen om op te letten
Hoe vragen Assimilat Als vragen & antwoorden met elkaar in lijn gaan liggen
elkaar ie
beïnvloeden Contrast Latere vragen geraken negatief gekleurd door eerdere vragen
bv “sloeg je moeder je” zorgt voor een negatief interview  “hoe
was je moeder” zal dus ook negatief worden = Halo-effect (iets
pos wordt door iets neg gekleurd of omgekeerd)
Hoe je vragen Géén suggestieve vragen stellen (sluit antwoordmogelijkheden uit) (Bv “we
formuleerd weten dat moeders een goede band hebben met hun kind, maar hoe was jouw
relatie?”  mensen met een slechte band durven dat niet meer te zeggen)
Nóóit veronderstellen dat je het antwoord al weet op een vraag

2.3.5. Interviewer als instrument
Een interviewer moet goed geoefend zijn om een goed interview at te leggen, daarom zijn er
een aantal technieken dat ze moeten kunnen (volgen):
1) Actief luisteren
o Naar persoon kijken + oogcontact maken
o Open & relaxte houding, maar níét nonchalant (oa lichtjes naar voor buigen)
o Bevestigend knikken, mhm, ...
 Doel: interviewer moet kunnen inspelen op wat geïnterviewde zegt om zoveel mogelijk
informatie uit het interview te halen

2) Non-verbale communicatie
o Uiterlijk & kledij aanpassen
o Wees bewust van je bewegingen & houding
o Hou rekeninge met beleefdheidsvormen in andere culturen & pas je ernaar aan
 Doe onderzoek nr de beleefdheidsvormen vóór je onderzoek start = geen
overrompeling
 Niet opdringerig zijn

3) Interactie met geïnterviewde
o Aanmoediging (mhm, bevestigend knikken...)
o Stiltes zijn niet noodzakelijk negatief!  laat stiltes, want dat laat de kans aan de
geïnterviewde om verder te vertellen
o Wees niet opdringerig, maar vraag door (probing)  zoek een evenwicht tssn
stiltes & doorvragen

, o Nooit denken dat je het antwoord al kunt raden, maar vráág het

Extra: informed consent: tegenwoordig is het belangrijk dat een geïnterviewde weet dat die
volledig vrijwillig aan een onderzoek meedoet. Je mag op ieder moment ermee ophouden, of
bepalen dat je gegevens niet gebruikt mogen worden.

2.4. Narratieven
2.4.1. Definitie & afbakening
Narratie Wetenschappelijke term voor verhaal (ervaring)
f Een verhaalde ervaring (meestal verbaal) v/e gebeurtenis in heden of verleden 
GÉÉN vraag & antwoord (zoals bij interview)
Doel: inzicht geven in hoe mensen betekenis geven aan hun eigen ervaring
 1 vertellen: degene die vertelt over zijn eigen ervaring
 1 co-verteller: onderzoeker (meer uitleg vragen bij ogenschijnelijk onbelangrijke
dingen, verhaal vorm geven door door te vragen ...)
In de loop vh verhaal komt een wederzijds geaccepteerde versie vh verhaal tot
stand, waarbij de betekenisgeving onderhandelt werd
= co-constructie vd vertelling
Let op: een interview is 1 methode om (of een vorm van) een narratief te bekomen, maar niet
elk interview is een narratief

Co-constructie Bestaat uit verschillende elementen
=  Vraagt om dingen verder te beschrijven (plaats geven)
conversationee  Zit chronologie in
l narratief  Onderhandeling over betekenis/evaluatie van gebeurtenis
 Samen op zoek naar verklaring
Ook belangrijk in & gebruikt in alledaagse menselijke verhoudingen

2.4.2. Waarom narratieven
4 redenen:
1) Laten individuele (of samengestelde/onderhandelde) perspectieven zien
2) Laten sociale onderhandelingen zien
3) Zoeken verklaringen
4) Communiceren normen (of evaluaties)

1. Als perspectief
= narratief als zelf-presentatie & presentatie van je plaats in de wereld
o Wie ben ik, wat maakt mij tot mij, waar sta ik tov de rest
o Een leven is niet wat het is, maar hoe het verteld wordt
o Bv Meg heeft agorafobie & plaats zich in de categorie “anders”

2. Als onderhandeling
o Als je een narratief wilt vertellen, moet je de aandacht van andere opeisen
 Dit is je 1e onderhandeling  Dat is een begin van erkenning vh verhaal
 Stuk van onderhandeling in “is het het waard om te vertellen?”
o Narratief vraagt akkoord met betekenis die aan iets gegeven wordt
 Indien men luistert = akkoorrd
 Indien niemand luistert = niet akkoord

3. Als verklaring
o Narratieven zoeken verklaringen voor dingen die afwijken of moeilijk te begrijpen
zijn
o Geven context & betekenis  verbinden uitzonderlijke met het normale
 Bv bij Meg: door te vertellen wordt het steeds duidelijker hoe Meg werkt, wat de
oorzaak is van haar paniek

, 4. Als normen
o Verschillende perspectieven worden gedeeld waardoor norm gevormd wordt (bv
cultuur & identiteit  kijken naar hoe dit gevormd wordt in gesprekken tssn de moeder &
het kind  waar legde de moeder de nadruk op & hoe co-construeerde ze een
verhaal/een norm)

2.4.3. Conclusie
Narratieven zijn niet enkel neutrale gegevens, maar ze schetsen onze positie/perspectief over
onze wereld & hoe wij daarin staan. In de co-constructie van narratieven worden de
perspectieven onderhandeld & goedgekeurd door de co-verteller (s)
 Daarom belang van goede co-verteller(s)

Interviews zijn een manier om narratieven te verkrijgen, maar zijn geen narratieven op zich 
kunnen ook andere doeleinden hebben.

3) Focusgroepen
3.1. Wat zijn focusgroepen
3.1.1. Definitie, eigenheid, kenmerken
Focusgro Doelgerichte groepsdiscussie over een bepaald onderwerp (focus), die door een
ep onderzoeker wordt ingeleid
Doel: als onderzoeker wil je nagaan van spontane reacties/ideeën die ontstaan
in sociale interacties tssn groepsleden wnr zij op een gestructureerde manier
discussiëren over een bepaald thema
 Gestructureerd: discussie verloopt volgens bepaald stramien, maar
deelnemers hebben nog steeds vrije mening
Waarom focusgroepen?  Hoe mensen praten over een onderwerp, laat zien hoe ze naar de
wereld kijken: hoe zij:
 Mening vormen: mensen nemen stelling in over goede handels- & zienswijze
 Rechtvaardigen: mensen geven argumenten voor hun handels- & zienswijze
 Tegenspreken: mensen bevestigen of bekritiseren andere handels- & zienswijze
~ Sociaal constructivisme: mensen komen graag overeen & gaan op zoek naar
consensus  ook in focusgroepen
Extra:
Verschil:

 Interview vs focusgroep:
interviewer/moderator leidt, maar bij
focusgroep staat de interactie tssn
deelnemers centraal
 Focusgroep vs groepsdiscussie: bij
een focusgroep leidt de moderator het
geprek ipv de groep zelf



Eigenheid:
Geheel is meer dan de som vd aparte delen!
Centraal: interactie tssn groepsleden, niet de interactie met de onderzoeker (anders interview)
Onderzoeker: moderator/facilitator (niet hetzelfde als de rol v/e interviewer)
 Zorgt ervoor dat iedereen aan bot komt (oa dr dominant persoon naast zich te zetten, zodat
die minder oogcontact krijgt en minder het voortouw neemt), MAAR neemt zelf NIET deel aan
de interacties
€9,46
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
Les scores de réputation sont basés sur le nombre de documents qu'un vendeur a vendus contre paiement ainsi que sur les avis qu'il a reçu pour ces documents. Il y a trois niveaux: Bronze, Argent et Or. Plus la réputation est bonne, plus vous pouvez faire confiance sur la qualité du travail des vendeurs.
julievanmelle Katholieke Universiteit Leuven
Voir profil
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
11
Membre depuis
9 mois
Nombre de followers
0
Documents
9
Dernière vente
1 jours de cela

5,0

2 revues

5
2
4
0
3
0
2
0
1
0

Récemment consulté par vous

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions