Hoofdstuk 1: Inleiding
Wat is het internationaal recht?
Het internationaal recht (of het internationaal publiekrecht) = het recht dat de
verhouding tussen staten regelt (= tussenstaatsrecht, het recht tussen de staten) en
andere subjecten van het internationaal recht.
Internationaal recht regelt de verhoudingen tussen staten. Staten zijn de belangrijkste
actoren binnen het internationaal recht; het is dus vooral een recht tussen staten. Dit
noemen we ook wel tussenstaatsrecht. Het gaat niet over ons nationale recht (zoals in
het eerste semester).
Tegenwoordig krijgen ook andere actoren steeds vaker een zekere rechtspersoonlijkheid,
waardoor staten anderen toelaten om deel te nemen aan het internationale toneel, bv
internationale organisaties. Maar in de basis blijft het interstatenrecht
Internationaal recht beïnvloedt ook de nationale rechtsorde. Zo kunnen wij ons op
internationale normen beroepen op nationaal niveau
Het domein van het internationaal recht is erg breed, en omvat onder andere
belastingrecht, mensenrechten, diplomatiek recht, zeerecht en ruimterecht. Vaak is er
een vertaling van deze onderwerpen in het internationaal recht
Vroeger werd internationaal recht aangeduid met termen als volkenrecht of ius gentium.
Het is belangrijk te beseffen dat internationaal recht niet hetzelfde is als
vreemdelingenrecht, wat tot het nationale recht behoort
Er is een duidelijk onderscheid met internationaal privaatrecht.
Wat valt er onder publiekrecht?
Bv wanneer 2 of meer staten afspraken maken omdat ze gemeenschappelijke belangen
hebben, zoals handel. Denk aan Oekraïne dat wapens nodig heeft van de VS: de ene
partij heeft belang bij het kopen, de andere bij het verkopen
1
,Hoofdstuk 2: De bronnen van het internationaal recht
1. Wat verstaan we onder internationaal recht?
Basiskenmerken van het internationaal recht
1) Het internationaal recht is een consensueel recht
Het internationaal recht is gebaseerd op instemming: een staat is pas gebonden door een
internationale regel als zij daarmee akkoord gaat. Dit principe wordt ook wel
consensualisme genoemd.
Omdat staten soeverein zijn, kan niemand hen dwingen om een bepaalde regel te volgen.
Het zijn de staten zelf die bepalen of ze zich onderwerpen aan het internationaal recht.
Bv: een staat die geen partij is bij een verdrag, is niet gebonden door dat verdrag. Enkel
de staten die het verdrag ondertekenen & ratificeren zijn eraan gebonden
Gevolg hiervan:
2) Het internationaal recht heeft geen centrale wetgever
Er is geen enkele instantie die wetten maakt en die verplicht kan opleggen aan staten. De
staten zelf creëren het recht en beslissen of ze het willen volgen. Ze zijn dus tegelijk
wetgever en rechtsonderhorige
3) Het internationaal recht heeft geen centrale rechtshandhaver
Er bestaat geen wereldwijde instantie die toezicht houdt op de naleving van het
internationaal recht of die staten kan verplichten regels toe te passen. Er is dus geen
‘wereldpolitie’. Staten moeten zelf instaan voor de naleving van het internationaal recht
en kiezen daarbij hun eigen strategieën
Stel als staat B het internationaal recht niet respecteert, dan kan staat A gebruik maken
van 2 middelen:
i. Retorsies: onvriendelijke maar legale (zonder het internationaal recht te
schenden) tegenmaatregelen om een andere staat aan te zetten haar
verplichtingen na te komen/respecteren
ii. Represailles: hier schend je wel het internationaal recht om op deze manier
duidelijk te maken naar de andere staat om in conformiteit te treden met het
internationaal recht
4) Het internationaal recht heeft geen centrale rechter
In het internationaal recht is er geen centrale rechter die automatisch bevoegd is om
geschillen op te lossen. Het Internationaal Gerechtshof (IGH) kan enkel een zaak
behandelen als de betrokken staten daar akkoord mee zijn (ook bij internationale
arbitrage). In het nationaal recht is er wel een verplichte rechtsmacht waarbij rechters
automatisch bevoegd zijn om zaken te behandelen
5) Eigen rechtsorde die om effectief te zijn in wisselwerking met de nationale
rechtsordes functioneert
2
,Omdat het internationaal recht geen centrale autoriteit heeft, hangt de uitvoering ervan
vooral af van de staten zelf. Dit betekent dat elk land verantwoordelijk is voor het
toepassen van het internationaal recht binnen zijn eigen rechtssysteem; daarom is het
belangrijk om te kijken hoe het internationaal en nationaal recht met elkaar verbonden
zijn. Dit verschilt van land tot land:
- In monistische landen maakt internationaal recht automatisch deel uit van het
nationaal recht
- In dualistische landen moet het internationaal recht eerst worden omgezet in een
nationale wet voor het kan worden toegepast
2. Geschiedenis van het internationaal recht
In het verleden bestond het principe van soevereiniteit van staten nog niet. Staten waren
toen geen soevereine entiteiten zoals we die nu kennen. De macht lag toen bij de kerk,
vooral bij de paus. Pas na de Vrede van Westfalen in 1647-1648 ontstonden de eerste
soevereine staten (landen die zichzelf besturen zonder inmenging van buitenaf). Dit
wordt ook gezien als de geboorte van het internationaal recht.
In het begin werd het internationaal recht ook gebruikt om de belangen van kolonisatie te
beschermen. Het uitgangspunt was: wie het eerst komt, krijgt het gebied. Tot het begin
van de 20e eeuw was dit recht vooral Europees.
Later veranderde de kijk op het internationaal recht. Het begon als een recht dat
onafhankelijke staten moest helpen om naast elkaar te bestaan. Het ging om vragen als:
hoe maak je vrede, hoe voer je oorlog? Dit noemen we co-existentie, het naast elkaar
kunnen bestaan als zelfstandige staten
In de loop van de tijd evolueerde dit, vooral in de 18e en 19e eeuw, naar coöperatie.
Deze ontwikkeling hing samen met de industriële revolutie. Tijdens de eerste industriële
revolutie werd er gebruikgemaakt van stoommachines. Aan het eind van de 19e eeuw,
tijdens de tweede industriële revolutie, kwamen petroleum en elektriciteit op, met nieuwe
vernieuwingen en ontwikkelingen die sterk verbonden waren aan de industrie.
Voor deze revoluties was er een grote behoefte aan grondstoffen. Om veel te kunnen
produceren, was het belangrijk om toegang te hebben tot grondstoffen en markten.
Daarom werd het internationaal recht ook gebruikt om bijvoorbeeld milieuregels vast te
leggen
De Conferentie van Berlijn laat deze ontwikkeling zien: grote landen kwamen samen om
conflicten te voorkomen en met elkaar te overleggen. In plaats van oorlog te voeren,
gingen ze aan tafel zitten, omdat ze markten en grondstoffen nodig hadden
Rond 1899 veranderde het internationaal recht van aard: staten die eerst alleen naast
elkaar bestonden (co-existentie) gingen samenwerken en afspraken maken om hun
gemeenschappelijke belangen te beschermen (coöperatie). Dit betekent niet dat het
internationaal recht helemaal anders werd; staten bleven soeverein
Het aantal landen dat meedoet aan het internationaal recht is sterk gegroeid: van
oorspronkelijk ongeveer 20 tot 30 staten naar nu bijna 200 staten. Vooral na WO II zijn er
veel nieuwe staten bijgekomen
3. Bronnen van het internationaal recht
3
,Met bronnen bedoelen we hier de formele rechtsbronnen van het internationaal recht. Dit
zijn de officiele manieren waarop internatonale regels ontstaan, hoe ze tot stand komen
Lotus case (PHIJ, 1927)
Bij deze zaak ging het om 2 schepen: een Frans schip (Lotus) en een Turks schip. Er vond
een aanvaring plaats tussen beide waarbij Turkse opvarenden omkwamen. De kapitein
van het Franse schip werd als schuldige beschouwd. Toen het Franse schip later in Turkije
aankwam, besliste Turkije om de Franse kapitein te vervolgen voor een Turkse rechtbank.
maar Frankrijk protesteerde: volgens hen mocht alleen Frankrijk zijn eigen onderdanen
vervolgen, en niet Turkije. Frankrijk bracht de zaak voor het permanent Hof van
Internationale Justitie van de Volkenbond. Het Hof moest beoordelen of Turkije het
internationaal recht had geschonden door die vervolging.
Wat besliste het Hof? Het Hof oordeelde dat Turkije geen regels van het internationaal
recht had geschonden. Het zei: In het internationaal recht zijn staten vrij om te doen wat
ze willen tenzij er een regel bestaat die dat verbiedt. Omdat er geen regel bestond die
Turkije verbood om die kapitain te vervolgen, had Turkije het recht om dat te doen.
Wat toont deze zaak aan? Hoe internationaal recht werkt op basis van consensualisme of
instemming: elke staat is soeverein, ze mag zelf beslissen wat ze doet. Als een staat geen
internationale regel heeft aanvaard, dan moet die zich er ook niet aan houden. Landen
zijn vrij behalve als een internationale regel dit verbiedt
Art. 38 van Statuut van het Internationaal Gerechtshof
Er is geen instrument waar alle bronnen van internationaal recht in zijn opgenomen. Maar
er is wel een verwijzing in dit artikel naar de bronnen die de internationale rechter zal
gebruiken wanneer hij bevoegd wordt gemaakt om een geschil in het internationaal recht
tussen staten op te lossen
De IGH lost deze geschillen op, op basis van het internationaal recht. Art. 38 is belangrijk
omdat deze uitlegt welke bronnen de rechter zal gebruiken wanneer hij gevraagd wordt
om een geschil op te lossen op basis van het internationaal recht. Art. 38 vormt een
vertrekpunt, maar is geen opsomming van alle bronnen.
Het Statuut van het IGH is het hoogste juridische orgaan van de VN. Deze is opgericht
met de bedoeling om geschillen tussen staten op te lossen. Dit orgaan zetelt in Den
Haag. Deze heeft ook een 2e bevoegdheid namelijk hij kan ook advies verlenen aan
organen van de VN. Vandaag maakt het Hof echter ook gebruik van bronnen die niet in
Art. 38 staan.
Bronnen opgenomen in Art. 38:
- Internationaal gewoonterecht (primaire bron)
- Verdragenrecht (primaire bron)
- Internationale algemene rechtsbeginselen (primaire bron)
- Rechtspraak en rechtsleer (secundaire bron)
Bronnen niet opgenomen in Art. 38:
4
, - Besluiten van internationale organisaties
- Eenzijdige verklaringen en eenzijdige handelingen
- Ius cogens en beginselen erga omnes
Belangrijk is dat er in art. 38 nergens besproken wordt over hiërarchie, dit betekent dat
een norm in overeenstemming moest zijn met een hogere norm. Bij rechtsbronnen heb je
dat niet, ze zijn allemaal op hetzelfde niveau.
Bronnen opgenomen in art. 38
1) Internationaal gewoonterecht (oudste bron)
Het is een ongeschreven regel, die ontstaat doordat staten bepaalde dingen altijd op
dezelfde manier doen, dit noem je de statenpraktijk.
Wie maakt het gewoonterecht? Alleen staten en soms internationale organisaties. Er is
geen centrale wetgever (zoals parlement) zoals in het nationaal recht. Het zijn de staten
zelf die gewoonterecht vormen & erkennen.
Belang van gewoonterecht: in het internationaal recht is gewoonterecht nog altijd heel
belangrijk. In tegenstelling tot nationaal recht waar gewoonterecht meestal een bijrol
speelt. Waarom? Omdat het internationaal recht minder ontwikkeld is: er zijn minder
geschreven wetten dan in nationale rechtssystemen
2 voorwaarden voor gewoonterecht:
Vooraleer we van een gewoonterechtelijke regel kunnen spreken, moeten er 2 elementen
aanwezig zijn:
i. Usus (statenpraktijk, objectief element): staten gedragen zich op een bepaalde
manier, steeds opnieuw. Bv: als alle staten een bepaalde regel volgen bij
diplomatieke bezoeken ook al is het nergens opgeschreven
ii. Opinio iuris sive necessitates (rechtsovertuiging, subjectief element): staten
geloven dat ze juridisch verplicht zijn om zo te handelen. Ze doen iets niet zomaar
uit gewoonte of gemak maar omdat ze denken dat het moet volgens het recht. Er
ontstaat dus een verwachting dat iedereen zich op die manier hoort te gedragen
Voorbeelden van gebruiken die geen gewoonterecht zijn:
Bv. Als een staatshoofd overlijdt gaan sommige landen een vlag opsteken uit beleefheid
of traditie. Dit is louter een gebruik, maar geen gewoonterecht want ze zijn niet overtuigd
dat ze zo moeten handelen. Doordat het element van opinio iuris sive necessitates
ontbreekt waardoor men niet verplicht is dit te doen. Men kan dus niet spreken van een
regel van gewoonterecht.
Dit is gewoon een gebruik, als zo’n gebruik niet wordt gevolgd, is dat geen schending van
het internationaal recht maar hoogstens een schending van internationale beleefdheid
Wanneer weet je dat je te maken hebt met een regel van gewoonterecht?
Het moeilijke aan internationaal gewoonterecht is dat het niet op papier staat. Het zijn
ongeschreven regels dus je moet die regels afleiden uit het gedrag van staten. Daarvoor
kijk je naar hoe staten zich uiten of gedrag -> dit noemen we de statenpraktijk
5
Wat is het internationaal recht?
Het internationaal recht (of het internationaal publiekrecht) = het recht dat de
verhouding tussen staten regelt (= tussenstaatsrecht, het recht tussen de staten) en
andere subjecten van het internationaal recht.
Internationaal recht regelt de verhoudingen tussen staten. Staten zijn de belangrijkste
actoren binnen het internationaal recht; het is dus vooral een recht tussen staten. Dit
noemen we ook wel tussenstaatsrecht. Het gaat niet over ons nationale recht (zoals in
het eerste semester).
Tegenwoordig krijgen ook andere actoren steeds vaker een zekere rechtspersoonlijkheid,
waardoor staten anderen toelaten om deel te nemen aan het internationale toneel, bv
internationale organisaties. Maar in de basis blijft het interstatenrecht
Internationaal recht beïnvloedt ook de nationale rechtsorde. Zo kunnen wij ons op
internationale normen beroepen op nationaal niveau
Het domein van het internationaal recht is erg breed, en omvat onder andere
belastingrecht, mensenrechten, diplomatiek recht, zeerecht en ruimterecht. Vaak is er
een vertaling van deze onderwerpen in het internationaal recht
Vroeger werd internationaal recht aangeduid met termen als volkenrecht of ius gentium.
Het is belangrijk te beseffen dat internationaal recht niet hetzelfde is als
vreemdelingenrecht, wat tot het nationale recht behoort
Er is een duidelijk onderscheid met internationaal privaatrecht.
Wat valt er onder publiekrecht?
Bv wanneer 2 of meer staten afspraken maken omdat ze gemeenschappelijke belangen
hebben, zoals handel. Denk aan Oekraïne dat wapens nodig heeft van de VS: de ene
partij heeft belang bij het kopen, de andere bij het verkopen
1
,Hoofdstuk 2: De bronnen van het internationaal recht
1. Wat verstaan we onder internationaal recht?
Basiskenmerken van het internationaal recht
1) Het internationaal recht is een consensueel recht
Het internationaal recht is gebaseerd op instemming: een staat is pas gebonden door een
internationale regel als zij daarmee akkoord gaat. Dit principe wordt ook wel
consensualisme genoemd.
Omdat staten soeverein zijn, kan niemand hen dwingen om een bepaalde regel te volgen.
Het zijn de staten zelf die bepalen of ze zich onderwerpen aan het internationaal recht.
Bv: een staat die geen partij is bij een verdrag, is niet gebonden door dat verdrag. Enkel
de staten die het verdrag ondertekenen & ratificeren zijn eraan gebonden
Gevolg hiervan:
2) Het internationaal recht heeft geen centrale wetgever
Er is geen enkele instantie die wetten maakt en die verplicht kan opleggen aan staten. De
staten zelf creëren het recht en beslissen of ze het willen volgen. Ze zijn dus tegelijk
wetgever en rechtsonderhorige
3) Het internationaal recht heeft geen centrale rechtshandhaver
Er bestaat geen wereldwijde instantie die toezicht houdt op de naleving van het
internationaal recht of die staten kan verplichten regels toe te passen. Er is dus geen
‘wereldpolitie’. Staten moeten zelf instaan voor de naleving van het internationaal recht
en kiezen daarbij hun eigen strategieën
Stel als staat B het internationaal recht niet respecteert, dan kan staat A gebruik maken
van 2 middelen:
i. Retorsies: onvriendelijke maar legale (zonder het internationaal recht te
schenden) tegenmaatregelen om een andere staat aan te zetten haar
verplichtingen na te komen/respecteren
ii. Represailles: hier schend je wel het internationaal recht om op deze manier
duidelijk te maken naar de andere staat om in conformiteit te treden met het
internationaal recht
4) Het internationaal recht heeft geen centrale rechter
In het internationaal recht is er geen centrale rechter die automatisch bevoegd is om
geschillen op te lossen. Het Internationaal Gerechtshof (IGH) kan enkel een zaak
behandelen als de betrokken staten daar akkoord mee zijn (ook bij internationale
arbitrage). In het nationaal recht is er wel een verplichte rechtsmacht waarbij rechters
automatisch bevoegd zijn om zaken te behandelen
5) Eigen rechtsorde die om effectief te zijn in wisselwerking met de nationale
rechtsordes functioneert
2
,Omdat het internationaal recht geen centrale autoriteit heeft, hangt de uitvoering ervan
vooral af van de staten zelf. Dit betekent dat elk land verantwoordelijk is voor het
toepassen van het internationaal recht binnen zijn eigen rechtssysteem; daarom is het
belangrijk om te kijken hoe het internationaal en nationaal recht met elkaar verbonden
zijn. Dit verschilt van land tot land:
- In monistische landen maakt internationaal recht automatisch deel uit van het
nationaal recht
- In dualistische landen moet het internationaal recht eerst worden omgezet in een
nationale wet voor het kan worden toegepast
2. Geschiedenis van het internationaal recht
In het verleden bestond het principe van soevereiniteit van staten nog niet. Staten waren
toen geen soevereine entiteiten zoals we die nu kennen. De macht lag toen bij de kerk,
vooral bij de paus. Pas na de Vrede van Westfalen in 1647-1648 ontstonden de eerste
soevereine staten (landen die zichzelf besturen zonder inmenging van buitenaf). Dit
wordt ook gezien als de geboorte van het internationaal recht.
In het begin werd het internationaal recht ook gebruikt om de belangen van kolonisatie te
beschermen. Het uitgangspunt was: wie het eerst komt, krijgt het gebied. Tot het begin
van de 20e eeuw was dit recht vooral Europees.
Later veranderde de kijk op het internationaal recht. Het begon als een recht dat
onafhankelijke staten moest helpen om naast elkaar te bestaan. Het ging om vragen als:
hoe maak je vrede, hoe voer je oorlog? Dit noemen we co-existentie, het naast elkaar
kunnen bestaan als zelfstandige staten
In de loop van de tijd evolueerde dit, vooral in de 18e en 19e eeuw, naar coöperatie.
Deze ontwikkeling hing samen met de industriële revolutie. Tijdens de eerste industriële
revolutie werd er gebruikgemaakt van stoommachines. Aan het eind van de 19e eeuw,
tijdens de tweede industriële revolutie, kwamen petroleum en elektriciteit op, met nieuwe
vernieuwingen en ontwikkelingen die sterk verbonden waren aan de industrie.
Voor deze revoluties was er een grote behoefte aan grondstoffen. Om veel te kunnen
produceren, was het belangrijk om toegang te hebben tot grondstoffen en markten.
Daarom werd het internationaal recht ook gebruikt om bijvoorbeeld milieuregels vast te
leggen
De Conferentie van Berlijn laat deze ontwikkeling zien: grote landen kwamen samen om
conflicten te voorkomen en met elkaar te overleggen. In plaats van oorlog te voeren,
gingen ze aan tafel zitten, omdat ze markten en grondstoffen nodig hadden
Rond 1899 veranderde het internationaal recht van aard: staten die eerst alleen naast
elkaar bestonden (co-existentie) gingen samenwerken en afspraken maken om hun
gemeenschappelijke belangen te beschermen (coöperatie). Dit betekent niet dat het
internationaal recht helemaal anders werd; staten bleven soeverein
Het aantal landen dat meedoet aan het internationaal recht is sterk gegroeid: van
oorspronkelijk ongeveer 20 tot 30 staten naar nu bijna 200 staten. Vooral na WO II zijn er
veel nieuwe staten bijgekomen
3. Bronnen van het internationaal recht
3
,Met bronnen bedoelen we hier de formele rechtsbronnen van het internationaal recht. Dit
zijn de officiele manieren waarop internatonale regels ontstaan, hoe ze tot stand komen
Lotus case (PHIJ, 1927)
Bij deze zaak ging het om 2 schepen: een Frans schip (Lotus) en een Turks schip. Er vond
een aanvaring plaats tussen beide waarbij Turkse opvarenden omkwamen. De kapitein
van het Franse schip werd als schuldige beschouwd. Toen het Franse schip later in Turkije
aankwam, besliste Turkije om de Franse kapitein te vervolgen voor een Turkse rechtbank.
maar Frankrijk protesteerde: volgens hen mocht alleen Frankrijk zijn eigen onderdanen
vervolgen, en niet Turkije. Frankrijk bracht de zaak voor het permanent Hof van
Internationale Justitie van de Volkenbond. Het Hof moest beoordelen of Turkije het
internationaal recht had geschonden door die vervolging.
Wat besliste het Hof? Het Hof oordeelde dat Turkije geen regels van het internationaal
recht had geschonden. Het zei: In het internationaal recht zijn staten vrij om te doen wat
ze willen tenzij er een regel bestaat die dat verbiedt. Omdat er geen regel bestond die
Turkije verbood om die kapitain te vervolgen, had Turkije het recht om dat te doen.
Wat toont deze zaak aan? Hoe internationaal recht werkt op basis van consensualisme of
instemming: elke staat is soeverein, ze mag zelf beslissen wat ze doet. Als een staat geen
internationale regel heeft aanvaard, dan moet die zich er ook niet aan houden. Landen
zijn vrij behalve als een internationale regel dit verbiedt
Art. 38 van Statuut van het Internationaal Gerechtshof
Er is geen instrument waar alle bronnen van internationaal recht in zijn opgenomen. Maar
er is wel een verwijzing in dit artikel naar de bronnen die de internationale rechter zal
gebruiken wanneer hij bevoegd wordt gemaakt om een geschil in het internationaal recht
tussen staten op te lossen
De IGH lost deze geschillen op, op basis van het internationaal recht. Art. 38 is belangrijk
omdat deze uitlegt welke bronnen de rechter zal gebruiken wanneer hij gevraagd wordt
om een geschil op te lossen op basis van het internationaal recht. Art. 38 vormt een
vertrekpunt, maar is geen opsomming van alle bronnen.
Het Statuut van het IGH is het hoogste juridische orgaan van de VN. Deze is opgericht
met de bedoeling om geschillen tussen staten op te lossen. Dit orgaan zetelt in Den
Haag. Deze heeft ook een 2e bevoegdheid namelijk hij kan ook advies verlenen aan
organen van de VN. Vandaag maakt het Hof echter ook gebruik van bronnen die niet in
Art. 38 staan.
Bronnen opgenomen in Art. 38:
- Internationaal gewoonterecht (primaire bron)
- Verdragenrecht (primaire bron)
- Internationale algemene rechtsbeginselen (primaire bron)
- Rechtspraak en rechtsleer (secundaire bron)
Bronnen niet opgenomen in Art. 38:
4
, - Besluiten van internationale organisaties
- Eenzijdige verklaringen en eenzijdige handelingen
- Ius cogens en beginselen erga omnes
Belangrijk is dat er in art. 38 nergens besproken wordt over hiërarchie, dit betekent dat
een norm in overeenstemming moest zijn met een hogere norm. Bij rechtsbronnen heb je
dat niet, ze zijn allemaal op hetzelfde niveau.
Bronnen opgenomen in art. 38
1) Internationaal gewoonterecht (oudste bron)
Het is een ongeschreven regel, die ontstaat doordat staten bepaalde dingen altijd op
dezelfde manier doen, dit noem je de statenpraktijk.
Wie maakt het gewoonterecht? Alleen staten en soms internationale organisaties. Er is
geen centrale wetgever (zoals parlement) zoals in het nationaal recht. Het zijn de staten
zelf die gewoonterecht vormen & erkennen.
Belang van gewoonterecht: in het internationaal recht is gewoonterecht nog altijd heel
belangrijk. In tegenstelling tot nationaal recht waar gewoonterecht meestal een bijrol
speelt. Waarom? Omdat het internationaal recht minder ontwikkeld is: er zijn minder
geschreven wetten dan in nationale rechtssystemen
2 voorwaarden voor gewoonterecht:
Vooraleer we van een gewoonterechtelijke regel kunnen spreken, moeten er 2 elementen
aanwezig zijn:
i. Usus (statenpraktijk, objectief element): staten gedragen zich op een bepaalde
manier, steeds opnieuw. Bv: als alle staten een bepaalde regel volgen bij
diplomatieke bezoeken ook al is het nergens opgeschreven
ii. Opinio iuris sive necessitates (rechtsovertuiging, subjectief element): staten
geloven dat ze juridisch verplicht zijn om zo te handelen. Ze doen iets niet zomaar
uit gewoonte of gemak maar omdat ze denken dat het moet volgens het recht. Er
ontstaat dus een verwachting dat iedereen zich op die manier hoort te gedragen
Voorbeelden van gebruiken die geen gewoonterecht zijn:
Bv. Als een staatshoofd overlijdt gaan sommige landen een vlag opsteken uit beleefheid
of traditie. Dit is louter een gebruik, maar geen gewoonterecht want ze zijn niet overtuigd
dat ze zo moeten handelen. Doordat het element van opinio iuris sive necessitates
ontbreekt waardoor men niet verplicht is dit te doen. Men kan dus niet spreken van een
regel van gewoonterecht.
Dit is gewoon een gebruik, als zo’n gebruik niet wordt gevolgd, is dat geen schending van
het internationaal recht maar hoogstens een schending van internationale beleefdheid
Wanneer weet je dat je te maken hebt met een regel van gewoonterecht?
Het moeilijke aan internationaal gewoonterecht is dat het niet op papier staat. Het zijn
ongeschreven regels dus je moet die regels afleiden uit het gedrag van staten. Daarvoor
kijk je naar hoe staten zich uiten of gedrag -> dit noemen we de statenpraktijk
5