ontwikkelingspsychologie
HCO 1: Levenslooptheorie Sigmund Freud
Leerdoelen:
De student kan de ontwikkeling van een baby omschrijven op het vlak van de
sociale, cognitieve en persoonlijkheidsontwikkeling
De student kan identificeren welke ontwikkelingspsychologische aspecten een
rol spelen bij een normaal functionerende baby in functie van het definiëren
van de hulpvraag.
De geboorte + pasgeboren kind
Wat een pasgeboren baby allemaal kan:
Fysiologische vroeggeboorte
• Na geboorte is een baby weerloos, afhankelijk van anderen, heeft
goede zorg en liefde nodig
• Herseninhoud slechts een kwart van dat van een volwassene
• Mens heeft na geboorte nog een lange leertijd voor de boeg tot hij
zelfredzaam is
• Fysiologisch rijp (essentiële levensfuncties werken) voor de wereld,
maar psychologisch erg beperkt (omgeving niet waarnemen, niet
doelgericht reageren
, • Na ongeveer 1 jaar spreken we van de ‘psychologische
geboorte’
• Het eerste levensjaar is heel belangrijk omdat dan de basis gelegd
wordt voor:
- Psychologische ontwikkeling
- Motorische ontwikkeling
- Sociale ontwikkeling: basis voor hechting
- Basis voor latere taalverwerving
• Toch kan een pasgeborene al heel wat!
- Fysieke vaardigheden
- Zintuiglijke ontwikkeling
- Leervermogen
- Sociale vaardigheden
Fysieke vaardigheden:
• Zelfstandig ademhalen
• Zintuigen functioneren
• Reflexen in functie van voeding, aandacht en zorg
Reflexen = niet-aangeleerde, onvrijwillige responsen die
automatisch optreden in aanwezigheid van bepaalde stimuli
Zintuigelijke ontwikkeling:
• Pasgeborene kan al iets zien: scherpe contrasten (vb: zwart – wit),
• na 4 weken kunnen ze kleuren onderscheiden en lijken een voorkeur
te hebben voor een bepaalde kleur:
> Na 4 weken: zien ze de kleur rood
> NA 5 weken: zien ze ook de kleuren groen, geel en blauw
• Pasgeborene kan horen: schrikreactie bij hard, plotseling lawaai
- (*) Oriëntatiereactie (Wertheimer) en Moro-reflex (=
schrikreflex)
- Baby's herkennen ritmes en klanken die ze al in de
baarmoeder hoorden, zoals stemmen.
• Tast: gevoelig voor aanraking
• Reuk en smaak:
- pepermunt à vinden ze fijn
- zuur à vinden ze onprettig
Oriëntatiereactie (Wertheimer 1961): Een baby van slechts 10 minuten
oud kan zijn ogen draaien naar een geluid toe. (=afstemming auditief en
visueel vermogen à zien en horen kan al goed samenwerken)
, Tegenwoordig zijn interieurs vaak uitgevoerd in
zachte tinten zoals beige en grijs. Voor een baby
zijn deze kleuren echter weinig stimulerend,
omdat ze nauwelijks contrast bieden.
Baby’s hebben juist baat bij felle, contrasterende
kleuren.
Leervermogen:
• Baby's kunnen al leren vanaf de geboorte à Ze leren door
associaties te maken
- Klassieke conditionering:
• Vb: een hongerige baby stopt met huilen wanneer zijn
moeder hem oppakt, omdat hij worden opgepakt heeft
leren associëren met gevoed te worden
- Operante conditionering:
• Vb: een baby die leert dat glimlachen naar zijn ouders
positieve aandacht oplevert à zal vaker glimlachen gaan
glimlachen
Habituaties:
= Een baby geeft minder aandacht aan iets dat hij al vaak gezien of
gehoord heeft
o Betekend dat een baby kan onthouden, een stimuli kan
herkennen en van elkaar onderscheiden
o ALS een baby minder lang kijkt naar iets bekends,
betekent dat: hij herkent het.
Leervermogen en sociale vaardigheden:
Pasgeborenen beschikken ook al over een zeker leervermogen:
- Habituatie
- Klassieke & operante conditionering
- Sociaal leren (Imitatie)
= kind observeert gedrag en kopieert het à moeder steekt
tong uit daarna zal de baby ook zijn tong uitsteken
Sociale vaardigheden:
- Imiteren basale gezichtsuitdrukkingen vb: glimlach of een tong uit
steken
, - Voorwaarde: baby moet beweging zelf waarnemen
- Vanaf 6 weken: kunnen baby’s een gezicht herkennen en
onthouden à zelf 24 uur later kunnen ze die persoon nog imiteren
omdat ze intern beeld opgebouwd hebben van de persoon
Babytijd:
Fysieke ontwikkeling:
Integratie van lichaamssystemen: cycli van de babytijd:
• Eerste dagen wordt het gedrag van een baby bepaald door het
ritme van het lichaampje à hij leeft volgens wat zijn lichaam nodig
heeft: eten, slapen, plassen, poepen
• Verschillende systemen sturen dit aan
• Belangrijkste missie baby: harmonie tussen verschillende systemen
Ritmen en stadia:
Lichaamsritmen = zich herhalende, cyclische gedragspatronen.
Baby ontwikkelt verschillende lichaamsritmen
Sommige ritme direct zichtbaar vs andere zijn minder zichtbaar
o Vb Direct zichtbaar: de overgang van wakker naar slapen
o Vb minder zichtbaar: Om de minuut een schokkerige
beweging met hun benen maken
Slaap:
• Een pasgeboren baby slaapt veel: ongeveer 16 à 17 uur per dag
• Slaapt met spurts van ongeveer 2 uur à slaapt in korte stukjes van 2
uur
• In de eerste maanden slaapt de baby nog niet door
• Pas tegen het einde van het eerste levensjaar kan een baby de
hele nacht door slapen à heeft nog steeds ongeveer 15 uur slaap per
dag nodig
• Achter de slaap van een baby schuilt een Cyclisch patroon
(autostimulatie)
• Als de baby slaapt:
• neemt de hartslag toe en wordt die onregelmatig
• bloeddruk stijgt
• versnelde ademhaling
• snelle oogbewegingen van Links naar rechts (alsof ze een
een tenniswedstrijd kijken)
à gaan in een soort REM- achtige slaap
• Functie REM -achtige slaap: hersenen stimuleren zichzelf, want
baby's slapen veel en weinig momenten in alerte toestand
• Dromen vanaf 3 à 4 maand
De ontwikkeling van de zintuigen:
Visuele perceptie: de wereld zien:
• 1 Maand na de bevruchting: beginnen de ogen zich te
ontwikkelen