INTERPRETEREN, ONDERZOEKEN EN
THEORIE VORMEN DEEL 1
INLEIDING
Dit vak kent een nauwe samenhang met het vak ‘kwalitatieve methoden in pedagogisch onderzoek’ nood
aan kennis om goed onderzoek uit te kunnen voeren
Dit vak omvat inhouden over het onderzoek van epistemologische en ontologische vooronderstellingen van
kwalitatief onderzoek:
Epistemologie = leer van wat kennis is (= tak van de wijsbegeerte) wat is kennis? Wanneer noemen
we iets kennis?
Ontologie = onderzoek van ‘wat is’ wat we aannemen dat er bestaat (in het onderzoek), wat zijn de
criteria?
Voorbeeld:
Kwalitatief onderzoek: klasobservaties
Wat is een observator? Participeert hij/zij wel of niet?
Wat is de wereld? Is de klas de wereld? Is de hele wereld de wereld?
Gaat het over wat ik kan zien tussen de leerkrachten en de leerlingen?
Verzamelde gegevens gaan interpreteren wat betekent het om te interpreteren?
allerlei vragen en vooronderstellingen, maar waar gaat het precies om?
wat is representatie? Wat willen we precies weergeven?
CONSTITUTIE = wat maakt van ons nu precies de menselijke wezens die we zijn? wat is datgene wat ons maakt
tot de mensen die we vandaag zijn? (wijze waarop we denken, voelen en handelen)
Waar worden de pedagogische wetenschappen gesitueerd:
Natuurwetenschappen
Gedrags- en maatschappijwetenschappen
Cultuur- of geesteswetenschappen
hangt van de vraag af: kan zowel in de gedrags- en maatschappijwetenschappen als in de cultuur- of
geesteswetenschappen gesitueerd worden
belangrijk verschil tussen verklaren en begrijpen!
Kwalitatief pedagogisch onderzoek gaat in de eerste instantie niet om het voorspellen van zaken, maar om
welke betekenis mensen geven aan datgene wat ze beleven
de mens is een betekenisgevend wezen. We groeien op in een web van betekenissen die er al zijn voordat
we geboren zijn, en geven zelf ook betekenis aan dingen
Subject (= individu) praktijken (form of life)
Relatie die een subject tot de praktijk heeft = ontologische medeplichtigheid je bent medeplichtig aan een
bepaalde vorm van leven (bv het studentenleven)
,LES 2
Van klassieke wijsbegeerte naar moderne wijsbegeerte belangrijke shift in de pedagogie
Klassieke wijsbegeerte Moderne wijsbegeerte
Wat is waarheid? (Plato, Aristoteles, …) Kennis & zekerheid
correspondentie
Grondslag voor de waarheid ligt buiten het subject Grondslag voor de waarheid ligt binnen het subject
wending naar het subject
R. Descartes:
Als eerste proberen te achterhalen ‘hoe kan ik zeker zijn van de dingen die ik denk te weten?’
Vraag van zekerheid is primair
Hoe komt descartes tot zekere kennis hij gaat alles in twijfel trekken (bv potlood in glas water lijkt
gebroken maar is niet gebroken zintuigen bedriegen me, een droom die echt lijkt
Descartes vindt zekerheid in het denken ‘ik denk dus ik ben’
o Het enige waar ik niet aan kan twijfelen is de activiteit van het denken als ik daaraan twijfel
ben ik weer aan het denken
o denken is iets van het subject
Belangrijkste figuur in het rationalisme
D. Hume (empirisme):
Zekere kennis verkrijgen we alleen maar via de zintuigen
De mens is van bij de geboorte een leeg blad, alles wat in de geest terechtkomt komt daar alleen maar
terecht door de ervaringen van onze zintuigen
o Idee van samengestelde indrukken (kleur, gewicht, grootte)
Trekt zijn empirisme radicaal door komt uit bij radicaal sceptisme
o Bv: twee biljartballen: als je biljartbal 1 tegen biljartbal 2 stoot gaat biljartbal 2 ook rollen
de beweging van biljartbal 1 veroorzaakt biljartbal 2 Hume zegt dat hij de ene bal tegen de
andere ziet rollen, maar dat hij geen ervaring heeft van causaliteit: hoe kan ik zeker zijn dat
die tweede bal gaat bewegen?
o Bv: water kookt op 100° voor ons een wet, water kookt altijd en noodzakelijk op 100°
Hume zegt: ik zie alleen dat het water altijd kookt bij 100°, maar ik heb geen ervaring bij met
de noodzakelijkheid
o = inductieprobleem (hoe maak ik de overgang van een x-aantal gebeurtenissen naar een
algemene regel/wet?)
o Oplossing van Hume: we handelen uit gewoonte, maar deze kennis is niet gerechtvaardigd
J. Kant (ken-leer):
Bekend van het essay ‘wat is verlichting’
‘hoe kan het dat we wetenschappelijke kennis hebben en dat deze kennis niet gefundeerd is, dat we
puur louter op gewoonte handelen, er moet ergens een grondslag zijn van onze kennis’
Neemt zowel een stukje uit het rationalisme als uit het empirisme mee
o Empirisme: kennis begint uit ervaring
o Rationalisme: ervaring wordt op een of andere manier verwerkt of gestructureerd door ons
verstand (bv: als je een bril met roze glazen op hebt ziet alles er roze uit, dan is het kenmerk
‘roze zijn’ geen kenmerk van de dingen die we zien maar een kenmerk van de bril die je op
hebt) voorbeeld klopt niet omdat je de bril kan afzetten maar je kan je verstand niet
afzetten
o hoe dat de dingen in ons hoofd verschijnen is geen functie van de dingen zelf maar van de
manier van verwerken van onze hersenen alles wordt op een bepaalde manier gefilterd
Het feit dat dingen in de tijd en ruimte verschijnen is geen kenmerk van de dingen zelf maar van de
manier van kijken
, Het feit dat we iets op een causale manier bekijken
Soort verwerkingsmechanisme dat voor iedereen aangeboren is en voor iedereen hetzelfde is
Bv: er staat een tafel die wij waarnemen, en in ons hoofd creëren we een voorstelling van een tafel. We
kunnen niet controleren of de voorstelling die we van dingen hebben wel klopt het ding op zich is
onbekend we verwerken de inkomende prikkels allemaal op dezelfde manier (zien allemaal dat een
tafel een tafel is)
Kant zal zeggen dat water altijd op 100° kookt omdat we dat allemaal zo waarnemen in ons hoofd
Objectiviteit van kennis = transcendentaal subjectiviteit (= wat zijn de voorwaarden om tot kennis te
komen? categorieën van het verstand)
de kennis is gegrond in het subject
QR? (kwalitatief onderzoek)
Men heeft Kant niet helemaal gevolgd in die redenering: we zullen vandaag de dag niet meer zeggen
dat iedereen die prikkels op dezelfde manier verwerkt sociaal constructivisme
Het subject construeert de werkelijkheid altijd op een bepaalde manier, kennis is een constructie van
het menselijke verstand leidt tot dualisme in het sociaal-wetenschappelijk onderzoek
o Aan de ene kant spreken we over representaties die mensen hebben over de werkelijkheid (=
mijn beleving van de werkelijkheid)
o Aan de andere kant is er de werkelijkheid zelf (= de werkelijkheid zelf)
= een manier op het begrip constitutie te gebruiken
o We construeren kennis
o We constitueren de werkelijkheid
Het begrip kennis is een vorm van representatie die buiten je ligt
M. Heidegger (Ontologische wende):
Filosofen zoals kant gaan ervan uit dat de primaire verhouding tov de werkelijkheid de kennende
verhouding is
o Heidegger zegt: er is iets dat aan die kennelijke verhouding tov de werkelijkheid
voorafgaat
Het is maar in tweede instantie dat ik de wereld ervaar als een object van kennis
Het subject is wezenlijk, het in de wereld zijn
Eerste omgang met de wereld is geen kennende omgang maar is een soort van praktisch engagement =
zorg (gaat niet over zorg dragen voor de dingen maar over een meer fundamentele categorie)
o Bv: ouders die hun kinderen betrekken in allerlei praktische dingen in de wereld, zeggen ‘ga
maar spelen’ maar zeggen niet wat spelen net is een soort van pre-reflectief verstaan
Begrijpen is geen techniek maar een zijnsconditie: mensen zijn fundamenteel eerst ‘verstehende’
wezens bv nog voor dat je kan zeggen ‘dit is een lepel’ en kinderen weten dat dat een lepel is,
gebruiken ze het al, ze weten wat dat ding is en gebruiken het al
Er gaat iets vooraf aan ons als kennend subject
Dingen zijn maar wat ze zijn voor ons binnen de menselijke context (bv geldbriefje: we weten wat dit is
en waar we het voor gebruiken als een kind er dan bv op begint te tekenen, is het duidelijk dat het
kind de betekenis ervan nog niet door heeft)
Wat een ding voor ons is kan veranderen (bv blikje drank was vroeger geweldige uitvinding, nu is het
slecht want we zitten met een afvalprobleem)
als we allemaal dood zijn is de betekenis van de dingen weg
P228 boek Packer:
Ready to hand: reflectief, je stelt jezelf geen vragen bij iets
Unready to hand breakdown: vanzelfsprekendheid van de handeling wordt onderbroken
circumspection: bv tafeltje van aula is kapot en je krijgt het niet open, blikje blijft vastzitten in machine
pas dan wordt dat bepaalde object kennis (bv de schoef van het tafeltje zit verkeerd)
Present at hand detachment:
De kennende verhouding tov iets is secundair, de dingen zijn voor ons al op een bepaalde manier nog voor we
weten of reflectief begrijpen wat ze zijn
THEORIE VORMEN DEEL 1
INLEIDING
Dit vak kent een nauwe samenhang met het vak ‘kwalitatieve methoden in pedagogisch onderzoek’ nood
aan kennis om goed onderzoek uit te kunnen voeren
Dit vak omvat inhouden over het onderzoek van epistemologische en ontologische vooronderstellingen van
kwalitatief onderzoek:
Epistemologie = leer van wat kennis is (= tak van de wijsbegeerte) wat is kennis? Wanneer noemen
we iets kennis?
Ontologie = onderzoek van ‘wat is’ wat we aannemen dat er bestaat (in het onderzoek), wat zijn de
criteria?
Voorbeeld:
Kwalitatief onderzoek: klasobservaties
Wat is een observator? Participeert hij/zij wel of niet?
Wat is de wereld? Is de klas de wereld? Is de hele wereld de wereld?
Gaat het over wat ik kan zien tussen de leerkrachten en de leerlingen?
Verzamelde gegevens gaan interpreteren wat betekent het om te interpreteren?
allerlei vragen en vooronderstellingen, maar waar gaat het precies om?
wat is representatie? Wat willen we precies weergeven?
CONSTITUTIE = wat maakt van ons nu precies de menselijke wezens die we zijn? wat is datgene wat ons maakt
tot de mensen die we vandaag zijn? (wijze waarop we denken, voelen en handelen)
Waar worden de pedagogische wetenschappen gesitueerd:
Natuurwetenschappen
Gedrags- en maatschappijwetenschappen
Cultuur- of geesteswetenschappen
hangt van de vraag af: kan zowel in de gedrags- en maatschappijwetenschappen als in de cultuur- of
geesteswetenschappen gesitueerd worden
belangrijk verschil tussen verklaren en begrijpen!
Kwalitatief pedagogisch onderzoek gaat in de eerste instantie niet om het voorspellen van zaken, maar om
welke betekenis mensen geven aan datgene wat ze beleven
de mens is een betekenisgevend wezen. We groeien op in een web van betekenissen die er al zijn voordat
we geboren zijn, en geven zelf ook betekenis aan dingen
Subject (= individu) praktijken (form of life)
Relatie die een subject tot de praktijk heeft = ontologische medeplichtigheid je bent medeplichtig aan een
bepaalde vorm van leven (bv het studentenleven)
,LES 2
Van klassieke wijsbegeerte naar moderne wijsbegeerte belangrijke shift in de pedagogie
Klassieke wijsbegeerte Moderne wijsbegeerte
Wat is waarheid? (Plato, Aristoteles, …) Kennis & zekerheid
correspondentie
Grondslag voor de waarheid ligt buiten het subject Grondslag voor de waarheid ligt binnen het subject
wending naar het subject
R. Descartes:
Als eerste proberen te achterhalen ‘hoe kan ik zeker zijn van de dingen die ik denk te weten?’
Vraag van zekerheid is primair
Hoe komt descartes tot zekere kennis hij gaat alles in twijfel trekken (bv potlood in glas water lijkt
gebroken maar is niet gebroken zintuigen bedriegen me, een droom die echt lijkt
Descartes vindt zekerheid in het denken ‘ik denk dus ik ben’
o Het enige waar ik niet aan kan twijfelen is de activiteit van het denken als ik daaraan twijfel
ben ik weer aan het denken
o denken is iets van het subject
Belangrijkste figuur in het rationalisme
D. Hume (empirisme):
Zekere kennis verkrijgen we alleen maar via de zintuigen
De mens is van bij de geboorte een leeg blad, alles wat in de geest terechtkomt komt daar alleen maar
terecht door de ervaringen van onze zintuigen
o Idee van samengestelde indrukken (kleur, gewicht, grootte)
Trekt zijn empirisme radicaal door komt uit bij radicaal sceptisme
o Bv: twee biljartballen: als je biljartbal 1 tegen biljartbal 2 stoot gaat biljartbal 2 ook rollen
de beweging van biljartbal 1 veroorzaakt biljartbal 2 Hume zegt dat hij de ene bal tegen de
andere ziet rollen, maar dat hij geen ervaring heeft van causaliteit: hoe kan ik zeker zijn dat
die tweede bal gaat bewegen?
o Bv: water kookt op 100° voor ons een wet, water kookt altijd en noodzakelijk op 100°
Hume zegt: ik zie alleen dat het water altijd kookt bij 100°, maar ik heb geen ervaring bij met
de noodzakelijkheid
o = inductieprobleem (hoe maak ik de overgang van een x-aantal gebeurtenissen naar een
algemene regel/wet?)
o Oplossing van Hume: we handelen uit gewoonte, maar deze kennis is niet gerechtvaardigd
J. Kant (ken-leer):
Bekend van het essay ‘wat is verlichting’
‘hoe kan het dat we wetenschappelijke kennis hebben en dat deze kennis niet gefundeerd is, dat we
puur louter op gewoonte handelen, er moet ergens een grondslag zijn van onze kennis’
Neemt zowel een stukje uit het rationalisme als uit het empirisme mee
o Empirisme: kennis begint uit ervaring
o Rationalisme: ervaring wordt op een of andere manier verwerkt of gestructureerd door ons
verstand (bv: als je een bril met roze glazen op hebt ziet alles er roze uit, dan is het kenmerk
‘roze zijn’ geen kenmerk van de dingen die we zien maar een kenmerk van de bril die je op
hebt) voorbeeld klopt niet omdat je de bril kan afzetten maar je kan je verstand niet
afzetten
o hoe dat de dingen in ons hoofd verschijnen is geen functie van de dingen zelf maar van de
manier van verwerken van onze hersenen alles wordt op een bepaalde manier gefilterd
Het feit dat dingen in de tijd en ruimte verschijnen is geen kenmerk van de dingen zelf maar van de
manier van kijken
, Het feit dat we iets op een causale manier bekijken
Soort verwerkingsmechanisme dat voor iedereen aangeboren is en voor iedereen hetzelfde is
Bv: er staat een tafel die wij waarnemen, en in ons hoofd creëren we een voorstelling van een tafel. We
kunnen niet controleren of de voorstelling die we van dingen hebben wel klopt het ding op zich is
onbekend we verwerken de inkomende prikkels allemaal op dezelfde manier (zien allemaal dat een
tafel een tafel is)
Kant zal zeggen dat water altijd op 100° kookt omdat we dat allemaal zo waarnemen in ons hoofd
Objectiviteit van kennis = transcendentaal subjectiviteit (= wat zijn de voorwaarden om tot kennis te
komen? categorieën van het verstand)
de kennis is gegrond in het subject
QR? (kwalitatief onderzoek)
Men heeft Kant niet helemaal gevolgd in die redenering: we zullen vandaag de dag niet meer zeggen
dat iedereen die prikkels op dezelfde manier verwerkt sociaal constructivisme
Het subject construeert de werkelijkheid altijd op een bepaalde manier, kennis is een constructie van
het menselijke verstand leidt tot dualisme in het sociaal-wetenschappelijk onderzoek
o Aan de ene kant spreken we over representaties die mensen hebben over de werkelijkheid (=
mijn beleving van de werkelijkheid)
o Aan de andere kant is er de werkelijkheid zelf (= de werkelijkheid zelf)
= een manier op het begrip constitutie te gebruiken
o We construeren kennis
o We constitueren de werkelijkheid
Het begrip kennis is een vorm van representatie die buiten je ligt
M. Heidegger (Ontologische wende):
Filosofen zoals kant gaan ervan uit dat de primaire verhouding tov de werkelijkheid de kennende
verhouding is
o Heidegger zegt: er is iets dat aan die kennelijke verhouding tov de werkelijkheid
voorafgaat
Het is maar in tweede instantie dat ik de wereld ervaar als een object van kennis
Het subject is wezenlijk, het in de wereld zijn
Eerste omgang met de wereld is geen kennende omgang maar is een soort van praktisch engagement =
zorg (gaat niet over zorg dragen voor de dingen maar over een meer fundamentele categorie)
o Bv: ouders die hun kinderen betrekken in allerlei praktische dingen in de wereld, zeggen ‘ga
maar spelen’ maar zeggen niet wat spelen net is een soort van pre-reflectief verstaan
Begrijpen is geen techniek maar een zijnsconditie: mensen zijn fundamenteel eerst ‘verstehende’
wezens bv nog voor dat je kan zeggen ‘dit is een lepel’ en kinderen weten dat dat een lepel is,
gebruiken ze het al, ze weten wat dat ding is en gebruiken het al
Er gaat iets vooraf aan ons als kennend subject
Dingen zijn maar wat ze zijn voor ons binnen de menselijke context (bv geldbriefje: we weten wat dit is
en waar we het voor gebruiken als een kind er dan bv op begint te tekenen, is het duidelijk dat het
kind de betekenis ervan nog niet door heeft)
Wat een ding voor ons is kan veranderen (bv blikje drank was vroeger geweldige uitvinding, nu is het
slecht want we zitten met een afvalprobleem)
als we allemaal dood zijn is de betekenis van de dingen weg
P228 boek Packer:
Ready to hand: reflectief, je stelt jezelf geen vragen bij iets
Unready to hand breakdown: vanzelfsprekendheid van de handeling wordt onderbroken
circumspection: bv tafeltje van aula is kapot en je krijgt het niet open, blikje blijft vastzitten in machine
pas dan wordt dat bepaalde object kennis (bv de schoef van het tafeltje zit verkeerd)
Present at hand detachment:
De kennende verhouding tov iets is secundair, de dingen zijn voor ons al op een bepaalde manier nog voor we
weten of reflectief begrijpen wat ze zijn