Inleiding tot de Micro-economie
samenvatting
Inleiding
• Economie = overal
• Micro-economie: bestudeert de manier van denken van menselijk gedrag, er van
uitgaande dat iedereen rationeel denkt
Ten principles of economics
De mens heeft oneindige behoeften en beperkte middelen, dus moet ze kiezen. De
economie onderzoekt welke keuze rationele mensen maken.
Micro-economie: ‘manier waarop mensen beslissingen nemen & hoe ze in bepaalde
markten met elkaar omgaan’
Macro-economie: ‘fenomenen die de gehele economie bestrijken’ (bv. inflatie,
werkloosheid, …)
MICRO Principe
Hoe mensen beslissingen nemen Mensen moeten keuzes maken
De kosten van iets worden bepaald door
datgene wat we opgeven om het te krijgen
Rationele mensen denken in de marge
Mensen reageren op prikkels
Hoe mensen interageren met elkaar Handel kan in ieders belang zijn
Markten zijn vaak een goede manier om
economische activiteit te organiseren
Overheden kunnen de resultaten van de
markt soms verbeteren
MACRO Principe
Invloeden op de economie als geheel De levensstandaard hangt af van de mate
waarin het land producten & diensten kan
produceren
Prijzen stijgen als de overheid te veel geld
drukt
De samenleving staat voor een afweging op
KT tussen inflatie en werkloosheid
Academiejaar 2024-2025 1
,Vrije Universiteit Brussel
Mensen moeten keuzes maken
→ mensen zullen dus voor- en nadelen afwegen
• Voordelen = marginale baten
• Nadelen = marginale kosten
o Expliciete kosten: hoeveel je daadwerkelijk moet betalen voor de activiteit
o Impliciete kosten: de waarde van het beste alternatief waaraan je verzaakt
Opportuniteitskost = wat je moet opgeven = expliciete kost + impliciete kost
Mensen reageren op prikkels
→ Als kosten en baten veranderen, zal de mens een andere keuze maken
Academiejaar 2024-2025 2
,Vrije Universiteit Brussel
H3: Vraag & aanbod
De markt & markvormen
Markt = verzameling van alle kopers en verkopers van een bepaald product
MONOPOLIE OLIGOPOLIE
• 1 bedrijf • Enkele bedrijven
• Prijszetters: kiezen de prijs van een • Homogene/heterogene goederen
goed volledig zelf • Vb: Apple/Samsung, Pepsi/Cola, …
MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE VOLMAAKTE CONCURRENTIE
• Veel bedrijven • Oneindig veel bedrijven
• Heterogene goederen • Homogene goederen
• Vb: frituur • Perfecte informatie
• Vragers & aanbieders handelen
onafhankelijk
• Vragers & aanbieders nemen alle
kosten & baten in rekening
• Prijsnemers: prijs wordt bepaald
door de markt
• Vb: graan
Belangrijk: in de echte wereld is het niet zo zwart-wit en bestaan er tussenvormen
Vraag
De individuele vraag = hoeveel een consument bereid (en in staat) is te kopen bij
verschillende prijzen
De marktvraag = hoeveel alle consumenten samen bereid (en in staat) zijn te kopen bij
verschillende prijzen
Marktvraag wordt genoteerd als 𝑞! = 𝑓(𝑝) = hoeveel consument wil kopen
De inverse marktvraag wordt genoteerd als 𝑝 = 𝑓(𝑞! ) = hoeveel consument wil betalen
Hogere prijs heeft 2 e^ecten:
1. De koopkracht daalt → qd daalt
2. Het goed wordt relatief minder aantrekkelijk in vgl met alternatieven → qd daalt
Wet van de vraag: gevraagde hoeveelheid qd daalt als de prijs p stijgt
De marktvraag wordt verkregen door horizontale sommatie van de individuele vraagcurves
→ afhankelijk van heel veel: reclame, inkomen, voorkeuren, bevolking, …
→ we veronderstellen steeds dat die factoren constant zijn en al die factoren
gegeven zijn
Academiejaar 2024-2025 3
, Vrije Universiteit Brussel
Verandering in de prijs van het goed → verschuiving langs de vraagcurve
Verandering in de factoren → verschuiving van de vraagcurve
bv. prijs van thee stijgt → de vraag naar honing daalt (= complementen)
bv. prijs van ko^ie stijgt → de vraag naar thee stijgt (= substituten)
Complementen = complementaire goederen zijn goederen die op een manier met elkaar
‘verbonden’ zijn → p1 stijgt (dus q1 daalt), dan zal q2 dalen (en p2 stijgen) & omgekeerd
Substituten = goederen die elkaar vervangen → p1 stijgt (q1 daalt), dan zal q2 stijgen (en p2
dalen) & omgekeerd
bv. het inkomen Y stijgt → de vraag stijgt (= normale goederen)
inkomen Y stijgt → vraag naar appels stijgt
bv. het inkomen Y stijgt → de vraag daalt (= inferieure goederen)
inkomen Y stijgt → vraag naar spaghetti daalt (want zin in iets anders)
Normale goederen = als inkomen Y stijgt, dan stijgt de vraag, want er kan meer gekocht
worden
Inferieure goederen = als inkomen Y daalt, dan daalt de vraag (want men kan zich iets
beters veroorloven)
Aanbod
Het individuele aanbod = hoeveel een producent bereid is te verkopen bij verschillende
prijzen
Het marktaanbod = hoeveel alle producenten samen bereid zijn te verkopen bij
verschillende prijzen
Marktaanbod wordt genoteerd als 𝑞" = 𝑓(𝑝) = hoeveel producent wil verkopen
Het inverse marktaanbod wordt genoteerd als 𝑝 = 𝑓(𝑞" ) = voor hoeveel producent wil
verkopen
Wet van het aanbod: aangeboden hoeveelheid qs daalt als de prijs p stijgt
Het marktaanbod wordt verkregen door horizontale sommatie van de individuele
aanbodcurves
→ afhankelijk van heel veel: technologie, kosten, sociale factoren, …
→ we veronderstellen steeds dat die factoren constant zijn en al die factoren
gegeven zijn
Academiejaar 2024-2025 4