Begrippenlijst
Communicatieprofessional = iemand die professioneel bezig is met
communicatie om organisaties te helpen effectiever te communiceren.
Stakeholder = iemand die invloed heeft op of beïnvloed wordt door een
organisatie.
7S model:
Strategy : Beschrijft met welke acties de organisatie welke doelen
wil bereiken.
Structure: Gaat over de wijze waarop taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden zijn verdeeld.
Systems: Betreft alle processen en taken die nodig zijn voor een
organisatie om haar product of dienst te leveren.
Shared values: gaat over de medewerkers en het management
binnen de organisatie.
Style: verwijst naar de wijze waarop het management leiding geeft.
Skills : Gaat om de Unique Selling Points van de organisatie en wat
de organisatie doet schitteren.
Staff: Zijn de gedeelde waarden die gaan over de kernwaarden, de
identiteit en de cultuur.
Reputatie = hoe een organisatie of persoon bekend staat bij anderen.
Imago = het beeld dat mensen hebben van een merk of organisatie.
Strategie = een plan om bepaalde doelen te bereiken.
Tactiek = de manier waarop je een strategie uitvoert.
Structuur = hoe een organisatie is opgebouwd en georganiseerd.
Cultuur (organisatiecultuur) = de gedeelde waarden, normen en
gewoonten binnen een organisatie.
Organogram = een schema dat de structuur van een organisatie toont.
Hiërarchie = een rangorde binnen een organisatie, wie aan wie
rapporteert.
Centralisatie = beslissingen worden vooral aan de top genomen.
, Decentralisatie = beslissingen worden verspreid over verschillende
niveaus genomen.
Formalisatie = de mate waarin regels en procedures vastliggen.
Specialisatie = verdeling van taken op basis van kennis of functie.
Horizontale taakverdeling = verdeling van taken op hetzelfde niveau.
Verticale taakverdeling = verdeling van taken over verschillende
niveaus.
Staffunctie = een ondersteunende functie zonder
beslissingsbevoegdheid. (vaak adviserend)
Lijnfunctie = een functie binnen de hiërarchische structuur met directe
beslissingsbevoegdheid.
Golden Circle = model van Simon Sinek dat focust op waarom, hoe en
wat een organisatie doet.
Why = de diepere drijfveren van een organisatie.
How = de manier waarop een organisatie haar doelen bereikt.
What = wat de organisatie doet of aanbiedt.
MVO (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) = ondernemen
met aandacht voor mens, milieu en maatschappij.
Triple P (People, Planet, Profit) = model dat economische, sociale en
ecologische aspecten combineert.
ISO 26000 = internationale richtlijn voor MVO zonder certificering.
Accountability = kunnen verantwoorden wat je met communicatie
bereikt.
Issue-management = het signaleren en aanpakken van belangrijke
maatschappelijke thema’s.
Planningshiërarchie = de opbouw van strategisch naar tactisch naar
operationeel niveau.
KPI (Key Performance Indicator) = meetpunt dat aangeeft of je
doelstellingen behaalt.
Quiet quitting = het fenomeen waarbij werknemers alleen het minimale
doen wat hun functie vraagt.
Communicatieprofessional = iemand die professioneel bezig is met
communicatie om organisaties te helpen effectiever te communiceren.
Stakeholder = iemand die invloed heeft op of beïnvloed wordt door een
organisatie.
7S model:
Strategy : Beschrijft met welke acties de organisatie welke doelen
wil bereiken.
Structure: Gaat over de wijze waarop taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden zijn verdeeld.
Systems: Betreft alle processen en taken die nodig zijn voor een
organisatie om haar product of dienst te leveren.
Shared values: gaat over de medewerkers en het management
binnen de organisatie.
Style: verwijst naar de wijze waarop het management leiding geeft.
Skills : Gaat om de Unique Selling Points van de organisatie en wat
de organisatie doet schitteren.
Staff: Zijn de gedeelde waarden die gaan over de kernwaarden, de
identiteit en de cultuur.
Reputatie = hoe een organisatie of persoon bekend staat bij anderen.
Imago = het beeld dat mensen hebben van een merk of organisatie.
Strategie = een plan om bepaalde doelen te bereiken.
Tactiek = de manier waarop je een strategie uitvoert.
Structuur = hoe een organisatie is opgebouwd en georganiseerd.
Cultuur (organisatiecultuur) = de gedeelde waarden, normen en
gewoonten binnen een organisatie.
Organogram = een schema dat de structuur van een organisatie toont.
Hiërarchie = een rangorde binnen een organisatie, wie aan wie
rapporteert.
Centralisatie = beslissingen worden vooral aan de top genomen.
, Decentralisatie = beslissingen worden verspreid over verschillende
niveaus genomen.
Formalisatie = de mate waarin regels en procedures vastliggen.
Specialisatie = verdeling van taken op basis van kennis of functie.
Horizontale taakverdeling = verdeling van taken op hetzelfde niveau.
Verticale taakverdeling = verdeling van taken over verschillende
niveaus.
Staffunctie = een ondersteunende functie zonder
beslissingsbevoegdheid. (vaak adviserend)
Lijnfunctie = een functie binnen de hiërarchische structuur met directe
beslissingsbevoegdheid.
Golden Circle = model van Simon Sinek dat focust op waarom, hoe en
wat een organisatie doet.
Why = de diepere drijfveren van een organisatie.
How = de manier waarop een organisatie haar doelen bereikt.
What = wat de organisatie doet of aanbiedt.
MVO (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) = ondernemen
met aandacht voor mens, milieu en maatschappij.
Triple P (People, Planet, Profit) = model dat economische, sociale en
ecologische aspecten combineert.
ISO 26000 = internationale richtlijn voor MVO zonder certificering.
Accountability = kunnen verantwoorden wat je met communicatie
bereikt.
Issue-management = het signaleren en aanpakken van belangrijke
maatschappelijke thema’s.
Planningshiërarchie = de opbouw van strategisch naar tactisch naar
operationeel niveau.
KPI (Key Performance Indicator) = meetpunt dat aangeeft of je
doelstellingen behaalt.
Quiet quitting = het fenomeen waarbij werknemers alleen het minimale
doen wat hun functie vraagt.