Samenvatting algemene farmacologie
1.Praktisch
Vetcompendium: bevat alle bijsluiters van geneesmiddelen
Best steeds even lezen alvorens een geneesmiddel toe te dienen
Examen
20 meerkeuzevragen over ADME en PK, geen giscorrectie, cesuur op 12/20 voor MC
gedeelte
5-tal open vragen
Evaluatie
o Rekenmachine enkel voor oplossen PK vraagstukken
o Eindscore (/20): 50% meerkeuzevragen, 50% open vragen
o Slagen: zowel deel van meerkeuzevragen (ADME en PK) als open vragen (PD en
PK vraagstukken) minstens 4/10 halen, anders gebuisd
2.Deel 1: absorptie en geneesmiddelendispositie
2.1. Inleiding
2.1.1.Definities
Farmacologie = wetenschap die de interacties bestudeert tussen geneesmiddelen of farmaca
en biologische systemen
Onderzoek in vivo (levende wezens), ex vivo (weefsels) en in vitro (cellen)
Farmacokinetiek = bestudeert het tijdsverloop van de concentratie van het geneesmiddel in het
organisme
“ What the body does to the drug”
ADME = absorptie, distributie, metabolisme, excretie
o ! je kan nooit de volledige ADME in 1 dier bestuderen !
Farmacodynamiek = bestudeert de werking van het geneesmiddel op het organisme
“What the drug does to the body”
Farmacodynamische fase = vertonen uiteindelijk effect wanneer concentratie voldoende
hoog is
Farmacognosie = bestudeert de herkomst en structuur van geneesmiddelen van plantaardige
oorsprong
1
,Farmacotherapie = bestudeert de optimale behandeling van ziektes bij patiënten door
toediening van geneesmiddelen
! veel variatie op relatie tussen dosis en plasmaconcentratie werken met
therapeutisch venster = interval met minimum (minimum dosis nodig om effect te
krijgen) en maximum (toxische dosis)
Farmacotoxicologie = bestudeert de negatieve of toxische effecten (bijwerkingen) van
geneesmiddelen op levende organismen
Farmacogenetica = studie van de rol van de genetica in de geneesmiddelenrespons
2.1.2.Basisbegrippen
Dosis plasmaconcentratie concentratie op plaats van actie (biofase) effect
(therapeutisch, toxisch)
Farmaceutische fase = processen die het geneesmiddel beschikbaar stellen
2 delen
o Desintegratie of vrijstelling van toedieningsvorm
o Dissolutie van geneesmiddel in waterig milieu
Bepalen zowel de mate van afgifte als de snelheid van afgifte
Factoren die vrijstelling geneesmiddel bepalen
o Fysische eigenschappen: korrelgrootte, korrelgroottedistributie, lipofiliciteit,
oplosbaarheid, stabiliteit
o Aanwezigheid van hulpstoffen: geven vorm aan medicatie
o Presentatievorm: tablet, wel / geen coating, zalf, gel, siroop, …
Schematische voorstelling van vrijstelling van geneesmiddel met systematische werking:
Geneesmiddel in vaste vorm op absorptieplaats
Vrijstelling
Vaste vorm blootgesteld aan vloeistoffen op de absorptieplaats
Oplossing
Geneesmiddel opgelost in de vloeistoffen op de absorptieplaats
Absorptie
Systemische concentraties
Distributie = verdeling geneesmiddel naar plaats van werking
2
,Mate en snelheid van ADME processen: fysiologische basis van veranderingen
Via bloed: distributie geneesmiddel over verschillende organen en weefsels
In bloedbaan / weefsels: geneesmiddel kan binden aan plasma-eiwitten beïnvloedt
snelheid van verdeling
! Enkel de vrije, ongebonden fractie van het geneesmiddel is in staat om biologische
membranen te passeren !
Ook verdeling over excretieorganen (lever en nier) uitscheiding volledig geneesmiddel
of metabolieten ervan
Enterohepatische cyclus:
geneesmiddel treedt de
systemische circulatie binnen
via de lever, en verlaat hem via
de lever
Lever zit altijd tussen darm en
circulatie eerste obligate
passage via vena porta
2.2.Passage doorheen celmembranen
Toediening geneesmiddelen
Lokaal
Via de bloedbaan transport vereist naar receptor of effector-structuren
Manieren waarop geneesmiddel bloedbaan bereikt
Intraveneuze of intravasculaire toediening
Absorptie vanuit gastro-intestinaal stelsel
Vanuit spier of onderhuid
Via inhalatie
Herhaling: celmembraan
3
, Samengesteld uit fosfolipide bilaag, omringd en opgevuld met eiwitten
Bevat met water gevulde poriën
Snelheid passage doorheen membraan bepaald door
o Moleculair gewicht
o Lipofiel / hydrofiel karakter stof (= verdelingscoëfficiënt van geneesmiddel tussen
waterige en lipidefase van membraan)
o Ionisatiegraad stof
o Specifieke structurele kenmerken
Manieren van passage
Passieve niet-ionische diffusie = transcellulair transport
Poriëndiffusie = ultrafiltratie = paracellulaircar transport
Carrier-gemedieerd transport
o Gefaciliteerde passieve diffusie
o Actief transport met energiebehoefte
Pinocytose / endocytose
Effluxmechanismen door SLC en ABC-transporters
2.2.1.Transcellulair transport = passieve, niet-ionische diffusie
Algemeen
Kwantitatief belangrijkste vorm van transport
Enkel niet geïoniseerde vorm geneesmiddel: ongeladen vorm
Onder invloed van concentratiegradiënt geen energie vereist, passief proces
Wet van Fick: diffusiesnelheid = P x O x (C1-C2)/d
P = permeabiliteitsconstante, afhankelijk van
o Vet-water partitiecoëfficiënt (Kow) of logP
o Dissociatieconstante (pKa)
O = oppervlak
C1-C2 = concentratiegradiënt
d = dikte van membraan
absorptie verloopt sneller indien:
molecule klein is
Oppervlakte waarover diffusie plaatsvindt groter is
Stof lipofiel is
o ! indien de stof TE lipofiel is, blijft deze hangen in de membraan
Grote concentratiegradiënt
Concentratiegradiënt van niet-geïoniseerde vorm van geneesmiddel is drijvende kracht
en snelheidsbepalende factor in diffusiesnelheid
POLAIRE STOFFEN: passage afhankelijk van dissociatieconstante (pKa)
De meeste geneesmiddelen zijn zwakke zuren of basen
Sterke zuren : pKa ≤ 1
Sterke basen : pKa ≥ 3
4
1.Praktisch
Vetcompendium: bevat alle bijsluiters van geneesmiddelen
Best steeds even lezen alvorens een geneesmiddel toe te dienen
Examen
20 meerkeuzevragen over ADME en PK, geen giscorrectie, cesuur op 12/20 voor MC
gedeelte
5-tal open vragen
Evaluatie
o Rekenmachine enkel voor oplossen PK vraagstukken
o Eindscore (/20): 50% meerkeuzevragen, 50% open vragen
o Slagen: zowel deel van meerkeuzevragen (ADME en PK) als open vragen (PD en
PK vraagstukken) minstens 4/10 halen, anders gebuisd
2.Deel 1: absorptie en geneesmiddelendispositie
2.1. Inleiding
2.1.1.Definities
Farmacologie = wetenschap die de interacties bestudeert tussen geneesmiddelen of farmaca
en biologische systemen
Onderzoek in vivo (levende wezens), ex vivo (weefsels) en in vitro (cellen)
Farmacokinetiek = bestudeert het tijdsverloop van de concentratie van het geneesmiddel in het
organisme
“ What the body does to the drug”
ADME = absorptie, distributie, metabolisme, excretie
o ! je kan nooit de volledige ADME in 1 dier bestuderen !
Farmacodynamiek = bestudeert de werking van het geneesmiddel op het organisme
“What the drug does to the body”
Farmacodynamische fase = vertonen uiteindelijk effect wanneer concentratie voldoende
hoog is
Farmacognosie = bestudeert de herkomst en structuur van geneesmiddelen van plantaardige
oorsprong
1
,Farmacotherapie = bestudeert de optimale behandeling van ziektes bij patiënten door
toediening van geneesmiddelen
! veel variatie op relatie tussen dosis en plasmaconcentratie werken met
therapeutisch venster = interval met minimum (minimum dosis nodig om effect te
krijgen) en maximum (toxische dosis)
Farmacotoxicologie = bestudeert de negatieve of toxische effecten (bijwerkingen) van
geneesmiddelen op levende organismen
Farmacogenetica = studie van de rol van de genetica in de geneesmiddelenrespons
2.1.2.Basisbegrippen
Dosis plasmaconcentratie concentratie op plaats van actie (biofase) effect
(therapeutisch, toxisch)
Farmaceutische fase = processen die het geneesmiddel beschikbaar stellen
2 delen
o Desintegratie of vrijstelling van toedieningsvorm
o Dissolutie van geneesmiddel in waterig milieu
Bepalen zowel de mate van afgifte als de snelheid van afgifte
Factoren die vrijstelling geneesmiddel bepalen
o Fysische eigenschappen: korrelgrootte, korrelgroottedistributie, lipofiliciteit,
oplosbaarheid, stabiliteit
o Aanwezigheid van hulpstoffen: geven vorm aan medicatie
o Presentatievorm: tablet, wel / geen coating, zalf, gel, siroop, …
Schematische voorstelling van vrijstelling van geneesmiddel met systematische werking:
Geneesmiddel in vaste vorm op absorptieplaats
Vrijstelling
Vaste vorm blootgesteld aan vloeistoffen op de absorptieplaats
Oplossing
Geneesmiddel opgelost in de vloeistoffen op de absorptieplaats
Absorptie
Systemische concentraties
Distributie = verdeling geneesmiddel naar plaats van werking
2
,Mate en snelheid van ADME processen: fysiologische basis van veranderingen
Via bloed: distributie geneesmiddel over verschillende organen en weefsels
In bloedbaan / weefsels: geneesmiddel kan binden aan plasma-eiwitten beïnvloedt
snelheid van verdeling
! Enkel de vrije, ongebonden fractie van het geneesmiddel is in staat om biologische
membranen te passeren !
Ook verdeling over excretieorganen (lever en nier) uitscheiding volledig geneesmiddel
of metabolieten ervan
Enterohepatische cyclus:
geneesmiddel treedt de
systemische circulatie binnen
via de lever, en verlaat hem via
de lever
Lever zit altijd tussen darm en
circulatie eerste obligate
passage via vena porta
2.2.Passage doorheen celmembranen
Toediening geneesmiddelen
Lokaal
Via de bloedbaan transport vereist naar receptor of effector-structuren
Manieren waarop geneesmiddel bloedbaan bereikt
Intraveneuze of intravasculaire toediening
Absorptie vanuit gastro-intestinaal stelsel
Vanuit spier of onderhuid
Via inhalatie
Herhaling: celmembraan
3
, Samengesteld uit fosfolipide bilaag, omringd en opgevuld met eiwitten
Bevat met water gevulde poriën
Snelheid passage doorheen membraan bepaald door
o Moleculair gewicht
o Lipofiel / hydrofiel karakter stof (= verdelingscoëfficiënt van geneesmiddel tussen
waterige en lipidefase van membraan)
o Ionisatiegraad stof
o Specifieke structurele kenmerken
Manieren van passage
Passieve niet-ionische diffusie = transcellulair transport
Poriëndiffusie = ultrafiltratie = paracellulaircar transport
Carrier-gemedieerd transport
o Gefaciliteerde passieve diffusie
o Actief transport met energiebehoefte
Pinocytose / endocytose
Effluxmechanismen door SLC en ABC-transporters
2.2.1.Transcellulair transport = passieve, niet-ionische diffusie
Algemeen
Kwantitatief belangrijkste vorm van transport
Enkel niet geïoniseerde vorm geneesmiddel: ongeladen vorm
Onder invloed van concentratiegradiënt geen energie vereist, passief proces
Wet van Fick: diffusiesnelheid = P x O x (C1-C2)/d
P = permeabiliteitsconstante, afhankelijk van
o Vet-water partitiecoëfficiënt (Kow) of logP
o Dissociatieconstante (pKa)
O = oppervlak
C1-C2 = concentratiegradiënt
d = dikte van membraan
absorptie verloopt sneller indien:
molecule klein is
Oppervlakte waarover diffusie plaatsvindt groter is
Stof lipofiel is
o ! indien de stof TE lipofiel is, blijft deze hangen in de membraan
Grote concentratiegradiënt
Concentratiegradiënt van niet-geïoniseerde vorm van geneesmiddel is drijvende kracht
en snelheidsbepalende factor in diffusiesnelheid
POLAIRE STOFFEN: passage afhankelijk van dissociatieconstante (pKa)
De meeste geneesmiddelen zijn zwakke zuren of basen
Sterke zuren : pKa ≤ 1
Sterke basen : pKa ≥ 3
4