1. Bespreek de samenstellende elementen van de perifere zenuw en bespreek hoe ieder van die
samenstellende elementen een functionele rol speelt.
Je hebt er afferente en efferente neuronen die somatosensorische neuronen of autonomische
neuronen kunnen vormen. De groep autonome zenuwen worden ook wel het visceraal zenuwstelsel
genoemd en bestaat uit een parasympatisch en een sympatisch deel.
Neuronen
De sensorische neuron (afferent) bestaat uit 1 neuron met een cellichaam, een dentriet die de informatie
ontvangt en een axon die de informatie doorgeeft naar het CZS door een synaps te vormen met de
secundaire sensorische neuron.
De somatosensorische of autonome neuronen gaan efferente informatie doorgeven aan desbetreffende
doelwitcel om zo een gepaste reactie te laten uitvoeren
Gliacellen
In het perifere zenuw gaan zij de neuronen ondersteunen door middel van: cellen van Schwann
(myelineproductie) en satelietcellen (ondersteunende capsuls rond cellichaam)
Algemeen kan je stellen dat de belangrijkste samenstellende elementen van de perifere zenuw de
zenuwvezels, de vascularisatie (A. nutritiae met talrijke anastomosen) en het
bindweefsel (endoneurium, perineurium en epineurium) zijn.
2. Gelieve in het antwoord op deze vraag dezelfde onderverdeling (a & b) te maken als in de
vraagstelling.
a. Bespreek de beweeglijkheid van perifere zenuwen in onze extremiteiten.
De perifere zenuwen kunnen bewegen in onze extremiteiten daar zij omgeven zijn door
bindweefsel (collageen type 1 en elastine). Van binnen naar buiten heb je het endoneurium,
perineurium en epineurium. Deze bindweefsellagen zorgen voor de beweeglijkheid van
fasciculi onder elkaar en in de extremiteiten. Ook het golfpatroon van de zenuwen zorgt ervoor
dat beweging mogelijk wordt. In extensie van de arm wordt hierbij het golfpatroon afgeplat.
Een verlenging van 15-23% zorgt immers voor beschadiging van het zenuwweefsel daar het
zenuwweefsel het klassieke verloop van de stress-strain curve volgt.
b. Leg daarbij het verschil uit tussen “tensioning” en “sliding” van perifere zenuwen.
Bij tensioning wordt er rek gebracht op de zenuw door bvb de elleboog te strekken en hierbij
de pols in DF te brengen. Eenzelfde gelijktijdige verlenging zorgt voor spanningstoename.
, Bij sliding zal men een glijbeweging van de zenuw teweegbrengen doordat men de pols in DF
brengt en de elleboog in flexie houdt. Bij deze beweging is er geen rekking en
spanningstoename van/in de zenuw maar gewoon een verplaatsing.
3. Gelieve in het antwoord op deze vraag dezelfde onderverdeling (a & b) te maken als in de
vraagstelling.
a. Bespreek het tot stand komen van een actiepotentiaal in detail (het tot stand komen van
de graduele potentiaal moet NIET uitgelegd worden).
Wanneer een GP het triggerpoint bereikt waarbij de drempelwaarde wordt overschreden zal dit
een AP teweeg brengen. In voltage dependente ionenkanalen zal er een respons optreden door
een verandering van de membraanpotentiaal. Die respons bestaat uit een verandering van de
celpermeabiliteit voor Na+. De activatiepoort van het Na+-kanaal wordt geopend waardoor
deze de cel kan binnendringen (influx) en waardoor de cel zal depolariseren (Na+ wil nl zijn
Eion bereiken van +60 mV). Maar deze wordt niet bereikt daar met enige vertraging de
inactivatiepoort van het Na+-kanaal sluit. De membraanpotentiaal bereikt opdit moment zijn
hoogtepunt op +30mV. Rond deze periode openen de K+ kanalen waardoor er een efflux zal
plaatsvinden van K+-ionen. Er vind dan een hyperpolarisatie / repolarisatie plaats waardoor
het membraanpotentiaal zal terugkeren naar zijn rustpotentiaal.
b. Wat is het verschil tussen de absolute en de relatieve refractaire periode?
In de absolute refractieperiode is er de terugplaatsing naar de rustpositie van de 2 Na+-poorten.
Waarbij de activatiepoort terug zal sluiten en de inactivatiepoort zal openen zodat deze weer
klaar zijn om een nieuw AP te vormen en door te sturen. Hierdoor is overlap van 2 AP
onmogelijk.
De relatieve refractieperiode volgt op de absolute refractieperiode, in deze periode wordt de
rustmembraanpotentiaal terug bereikt en wordt de excitabiliteit (de mate van
doorgeefmogelijkheid) hersteld. In deze periode zal een sterker GP nodig zijn om een AP te
veroorzaken. Het AP dat dan teweeg wordt gebracht zal kleiner zijn dan normaal aangezien de
K+ kanalen nog open zijn (de membraan zal minder fel depolariseren).
4. Gelieve in het antwoord op deze vraag dezelfde onderverdeling (a & b) te maken als in de
vraagstelling.
a. Bespreek het transport van de actiepotentiaal doorheen neuronen.
Na+ kan de cel binnenkomen volgens zijn elektrochemische gradient wanneer de
activatiepoorten zich openen. Door toevoeging van positieve ladingen wordt de cel vereder
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jedeconi. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.