1. SPELEN, ZORGEN EN TAALLEREN
Emotionele ondersteuning Als LK de nodige zorg aanbieden, zodat kinderen de klas als
veilige haven ervaren. Je geeft warmte en geborgenheid
aan de kleuters. Je neemt een veilige, liefdevolle
basishouding aan, waarbij de kleuter zijn of haar noden
echt leert kennen en er gepast op reageert.
Educatieve ondersteuning Het leren en de ontwikkeling van je kleuters stimuleren op
cognitief en talig vlak.
Verruim de leefwereld van je kleuters via kwaliteitsvolle en
betekenisvolle interacties en activiteiten.
Gebruik gevarieerde taal gebruikt, de kleuters veel
spreekkansen biedt, en goed inspeelt op hun taal uitingen.
Educare Holistische pedagogische aanpak die zorg en leren met
elkaar verbind. zorgmomenten moeten gewaardeerd
worden als leermomenten en andersom. Tijdens
speelmomenten, leren mogelijk maken door een zorgende
en stimulerende houding aan te nemen. Het geeft mee
invulling aan de 7 didactische principes voor het stimuleren
van taalcompetentie.
Geïntegreerd werken aan Taalontwikkeling bied je niet los aan, maar verweeft
taal in de kleuterklas in verschillende activiteiten en hoeken van het
klasgebeuren.
Taal is geen apart vak, zit verweven in alles wat je
doet: spel, kringgesprekken, knutselen, buiten
spelen, voorlezen, enz.
Het stimuleert alle taaldomeinen: spreken, luisteren,
woordenschat, beginnende geletterdheid,
begrijpend luisteren, en taal denken.
Het sluit aan bij de belevingswereld van de kleuters,
waardoor ze taal spontaan en met plezier gebruiken
en oefenen.
Voorbeelden van geïntegreerd taalonderwijs:
1. Hoekenwerk
In de poppenhoek gebruiken kinderen taal om te
overleggen, rollenspelen te doen ("Mag ik de dokter
zijn? Wat is er met je baby?"). De leerkracht verrijkt
dit met nieuwe woorden ("stethoscoop",
"temperatuur meten").
2. Kringmoment
Bij het vertellen over het weekend leren kleuters
luisteren naar elkaar, vragen stellen en hun verhaal
structureren. De leerkracht modelleert zinnen en
geeft feedback.
3. Voorlezen en nagesprek
Na het voorlezen van een prentenboek stelt de
leerkracht gerichte vragen, bespreekt moeilijke
woorden of laat de kleuters het verhaal naspelen.
4. Constructiehoek
Tijdens het bouwen met blokken praten kinderen
over wat ze maken. De leerkracht introduceert
begrippen zoals “hoogste”, “naast”, “instorten”,
enz.
5. Thematisch werken
Bij een thema zoals ‘winkelen’ leren kleuters
spontaan taal in de winkelhoek: "Mag ik betalen?",
"Heeft u een zakje?" dit kan ondersteund worden
, met pictokaarten of echte verpakkingen.
Geïntegreerd werken aan taal zorgt ervoor dat
taalontwikkeling levend, betekenisvol en context gebonden
is, waardoor kleuters meer betrokken zijn en sneller leren.
De mate waarin jonge KL maken het verschil bij die vroege taalontwikkeling.
kinderen hun mondelinge Onderzoek toont aan dat de mondelinge taalvaardigheid en
taalvaardigheid en beginnende geletterdheid die kinderen in de kleuterklas
geletterdheid ontwikkelen ontwikkelen, een sterke voorspeller is voor hun latere
voorspelt hoe goed ze in de succes in begrijpend lezen en andere taalvaardigheden in
lagere school zullen zijn in de lagere school. KL spelen hierbij een cruciale rol: zij
begrijpend lezen. zorgen voor een taalrijke omgeving waarin kinderen
gestimuleerd worden om taal actief te gebruiken, te
begrijpen en te verkennen.
Taalcompetentie Taalcompetentie staat voor de talige kennis, vaardigheden
en attitudes die je nodig hebt om gesproken en geschreven
teksten te begrijpen en te gebruiken. (groene kader p21)
Taalkennis
Talige vaardigheden
Attitudes
2. ZEVEN DIDACTISCHE PRINCIPES
1. Taalkrachtig onderwijs stimuleert een positief-talige grondhouding
2. Taalkrachtig onderwijs is contextrijk
3. Taalkrachtig onderwijs is functioneel
4. Taalkrachtig onderwijs is (inter)actief
5. Taalkrachtig onderwijs geeft ondersteuning
6. Taalkrachtig onderwijs zet in op explicitering
7. Taalkrachtig onderwijs bied kansen tot reflectie
Taalkrachtig onderwijs zorgt ervoor dat kinderen taal op een rijke en zinvolle manier leren.
Het steunt op 7 principes: uitleg + voorbeelden:
1. Positieve houding: De leerkracht gelooft in de taalontwikkeling van elk kind en stimuleert
een taalrijke sfeer.
Voorbeeld: Je moedigt een kind aan dat aarzelend vertelt over het weekend: “Wat fijn dat je
dit wil delen! Vertel nog eens wat jullie met de hond hebben gedaan?”
2. Contextrijk: Taal wordt aangeleerd in herkenbare en betekenisvolle situaties.
Voorbeeld: Tijdens een thema rond “winkelen” speel je een rollenspel in de winkelhoek. De
kinderen gebruiken echte verpakkingen en geld om boodschappen te doen en leren zo taal
in een herkenbare situatie.
3. Functioneel: Kinderen gebruiken taal met een doel, zoals iets uitleggen of een verhaal
vertellen.
Voorbeeld: Je laat kinderen een verjaardagskaart maken voor een klasgenootje. Ze kiezen
woorden en zinnen die echt gebruikt worden en hebben een duidelijk doel: iemand blij
maken.
4. (Inter)actief: Kinderen praten, luisteren en werken samen; ze leren taal door interactie.
Voorbeeld: Tijdens een kringgesprek stellen kinderen elkaar vragen ("Wat vind jij het
leukste speelgoed?") en reageren daarop. Je stimuleert hen om in gesprek te gaan, niet
alleen met jou maar ook met elkaar.
5. Ondersteunend: De leerkracht helpt door taal te modelleren, visuele hulpmiddelen te
gebruiken, enz.
Emotionele ondersteuning Als LK de nodige zorg aanbieden, zodat kinderen de klas als
veilige haven ervaren. Je geeft warmte en geborgenheid
aan de kleuters. Je neemt een veilige, liefdevolle
basishouding aan, waarbij de kleuter zijn of haar noden
echt leert kennen en er gepast op reageert.
Educatieve ondersteuning Het leren en de ontwikkeling van je kleuters stimuleren op
cognitief en talig vlak.
Verruim de leefwereld van je kleuters via kwaliteitsvolle en
betekenisvolle interacties en activiteiten.
Gebruik gevarieerde taal gebruikt, de kleuters veel
spreekkansen biedt, en goed inspeelt op hun taal uitingen.
Educare Holistische pedagogische aanpak die zorg en leren met
elkaar verbind. zorgmomenten moeten gewaardeerd
worden als leermomenten en andersom. Tijdens
speelmomenten, leren mogelijk maken door een zorgende
en stimulerende houding aan te nemen. Het geeft mee
invulling aan de 7 didactische principes voor het stimuleren
van taalcompetentie.
Geïntegreerd werken aan Taalontwikkeling bied je niet los aan, maar verweeft
taal in de kleuterklas in verschillende activiteiten en hoeken van het
klasgebeuren.
Taal is geen apart vak, zit verweven in alles wat je
doet: spel, kringgesprekken, knutselen, buiten
spelen, voorlezen, enz.
Het stimuleert alle taaldomeinen: spreken, luisteren,
woordenschat, beginnende geletterdheid,
begrijpend luisteren, en taal denken.
Het sluit aan bij de belevingswereld van de kleuters,
waardoor ze taal spontaan en met plezier gebruiken
en oefenen.
Voorbeelden van geïntegreerd taalonderwijs:
1. Hoekenwerk
In de poppenhoek gebruiken kinderen taal om te
overleggen, rollenspelen te doen ("Mag ik de dokter
zijn? Wat is er met je baby?"). De leerkracht verrijkt
dit met nieuwe woorden ("stethoscoop",
"temperatuur meten").
2. Kringmoment
Bij het vertellen over het weekend leren kleuters
luisteren naar elkaar, vragen stellen en hun verhaal
structureren. De leerkracht modelleert zinnen en
geeft feedback.
3. Voorlezen en nagesprek
Na het voorlezen van een prentenboek stelt de
leerkracht gerichte vragen, bespreekt moeilijke
woorden of laat de kleuters het verhaal naspelen.
4. Constructiehoek
Tijdens het bouwen met blokken praten kinderen
over wat ze maken. De leerkracht introduceert
begrippen zoals “hoogste”, “naast”, “instorten”,
enz.
5. Thematisch werken
Bij een thema zoals ‘winkelen’ leren kleuters
spontaan taal in de winkelhoek: "Mag ik betalen?",
"Heeft u een zakje?" dit kan ondersteund worden
, met pictokaarten of echte verpakkingen.
Geïntegreerd werken aan taal zorgt ervoor dat
taalontwikkeling levend, betekenisvol en context gebonden
is, waardoor kleuters meer betrokken zijn en sneller leren.
De mate waarin jonge KL maken het verschil bij die vroege taalontwikkeling.
kinderen hun mondelinge Onderzoek toont aan dat de mondelinge taalvaardigheid en
taalvaardigheid en beginnende geletterdheid die kinderen in de kleuterklas
geletterdheid ontwikkelen ontwikkelen, een sterke voorspeller is voor hun latere
voorspelt hoe goed ze in de succes in begrijpend lezen en andere taalvaardigheden in
lagere school zullen zijn in de lagere school. KL spelen hierbij een cruciale rol: zij
begrijpend lezen. zorgen voor een taalrijke omgeving waarin kinderen
gestimuleerd worden om taal actief te gebruiken, te
begrijpen en te verkennen.
Taalcompetentie Taalcompetentie staat voor de talige kennis, vaardigheden
en attitudes die je nodig hebt om gesproken en geschreven
teksten te begrijpen en te gebruiken. (groene kader p21)
Taalkennis
Talige vaardigheden
Attitudes
2. ZEVEN DIDACTISCHE PRINCIPES
1. Taalkrachtig onderwijs stimuleert een positief-talige grondhouding
2. Taalkrachtig onderwijs is contextrijk
3. Taalkrachtig onderwijs is functioneel
4. Taalkrachtig onderwijs is (inter)actief
5. Taalkrachtig onderwijs geeft ondersteuning
6. Taalkrachtig onderwijs zet in op explicitering
7. Taalkrachtig onderwijs bied kansen tot reflectie
Taalkrachtig onderwijs zorgt ervoor dat kinderen taal op een rijke en zinvolle manier leren.
Het steunt op 7 principes: uitleg + voorbeelden:
1. Positieve houding: De leerkracht gelooft in de taalontwikkeling van elk kind en stimuleert
een taalrijke sfeer.
Voorbeeld: Je moedigt een kind aan dat aarzelend vertelt over het weekend: “Wat fijn dat je
dit wil delen! Vertel nog eens wat jullie met de hond hebben gedaan?”
2. Contextrijk: Taal wordt aangeleerd in herkenbare en betekenisvolle situaties.
Voorbeeld: Tijdens een thema rond “winkelen” speel je een rollenspel in de winkelhoek. De
kinderen gebruiken echte verpakkingen en geld om boodschappen te doen en leren zo taal
in een herkenbare situatie.
3. Functioneel: Kinderen gebruiken taal met een doel, zoals iets uitleggen of een verhaal
vertellen.
Voorbeeld: Je laat kinderen een verjaardagskaart maken voor een klasgenootje. Ze kiezen
woorden en zinnen die echt gebruikt worden en hebben een duidelijk doel: iemand blij
maken.
4. (Inter)actief: Kinderen praten, luisteren en werken samen; ze leren taal door interactie.
Voorbeeld: Tijdens een kringgesprek stellen kinderen elkaar vragen ("Wat vind jij het
leukste speelgoed?") en reageren daarop. Je stimuleert hen om in gesprek te gaan, niet
alleen met jou maar ook met elkaar.
5. Ondersteunend: De leerkracht helpt door taal te modelleren, visuele hulpmiddelen te
gebruiken, enz.