NEUROPSYCHOLOGIE
1
,2
,INLEIDING
INLEIDING IN COGNITIEVE NEUROWETENSCHAP
Doel cognitieve neurowetenschap
▪ een op het brein gebaseerde verklaring geven voor cognitieve en gedragsprocessen
▪ Mogelijk gemaakt door technologische vooruitgangen in het bestuderen van het brein
HISTORISCHE ONTWIKKELING
2 historische vragen
▪ Ontstaan mentale ervaringen in het hart (Aristoteles) of in de hersenen (Plato)?
▪ Mind body probleem : Hoe kan een fysieke substantie (brein/lichaam) aanleiding geven tot
mentale ervaringen?
Filosofische benadering mind en lichaam
▪ Dualisme :
o Mind en lichaam zijn gescheiden substanties (Descartes).
o interactie tssn beiden vindt plaats in de pineal gland.
▪ Duale aspect theorie : Mind en lichaam zijn 2 niveaus van verklaring voor éénzelfde fenomeen
▪ Reductionisme : Mind uitsluitendend te verklaren in termen van fysieke,biologische concepten
Wetenschappelijke benadering mind en lichaam
▪ Vroeger: ventrikels (en niet de cortex) meest belangrijk in de hersenen
o Ventrikels heel gedetailleerd weergegeven
o Cortex schematisch of verkeerd getekend
▪ 18de E: Gall en Spurzheim (1810)
o cortex ook belangrijk
o frenologie
3
, Frenologie assumpties
1. Verschillende delen van de cortex dienen verschillende functies.
2. Verschillen in ph komen tot uiting in verschillen in grootte v cortex en bulten op de schedel.
3. Grove indeling van psychologische eigenschappen
▪ vb. ‘liefde voor dieren’ zou plaatsvinden in specifieke regio.
➢ Geen van deze 3 was gegrond in empirisch wetenschappelijk onderzoek, maar 1ste bleek deels
correct te zijn. (2 en 3 foutief)
Moderne cognitieve neurowetenschap
▪ Frenologie niet gegrond in empirisch neurowetenschappelijk onderzoek
▪ Hanteert empirische neurowetenschappelijke methoden
▪ Doel: vaststellen van verschillende cognitieve fcties en hun relatie tot neurale fcties
▪ Gaat er niet van uit dat elke regio één functie heeft of dat elke functie een afzonderlijke locatie
heeft (itt de frenologie) maar toont empirisch aan dat er functionele specialisatie bestaat
Vb functionele specialisatie
o Broca : pt met slechts spraakproductie, kan slechts 1 woord uitspreken ‘Tan’,
postmortem onderzoek hersenen en zien ve lesion in area van Broca.
o Wernicke : pt met slecht spraakbegrip, maar goede spraakproductie,
postmortem onderzoek hersenen en zien ve lesion in area van Wernicke
> voorbeeld van dubbele dissociatie
> suggereert dat er minstens 2 taalfaculteiten aanwezig zijn in de hersenen (begrip vs
productie) die onafhankelijk kunnen worden aangetast.
> Deze conclusie kan worden getrokken zonder noodzakelijkerwijs te weten waar in
de hersenen deze functies zich bevinden
= congnitieve neuropsychologie
4
1
,2
,INLEIDING
INLEIDING IN COGNITIEVE NEUROWETENSCHAP
Doel cognitieve neurowetenschap
▪ een op het brein gebaseerde verklaring geven voor cognitieve en gedragsprocessen
▪ Mogelijk gemaakt door technologische vooruitgangen in het bestuderen van het brein
HISTORISCHE ONTWIKKELING
2 historische vragen
▪ Ontstaan mentale ervaringen in het hart (Aristoteles) of in de hersenen (Plato)?
▪ Mind body probleem : Hoe kan een fysieke substantie (brein/lichaam) aanleiding geven tot
mentale ervaringen?
Filosofische benadering mind en lichaam
▪ Dualisme :
o Mind en lichaam zijn gescheiden substanties (Descartes).
o interactie tssn beiden vindt plaats in de pineal gland.
▪ Duale aspect theorie : Mind en lichaam zijn 2 niveaus van verklaring voor éénzelfde fenomeen
▪ Reductionisme : Mind uitsluitendend te verklaren in termen van fysieke,biologische concepten
Wetenschappelijke benadering mind en lichaam
▪ Vroeger: ventrikels (en niet de cortex) meest belangrijk in de hersenen
o Ventrikels heel gedetailleerd weergegeven
o Cortex schematisch of verkeerd getekend
▪ 18de E: Gall en Spurzheim (1810)
o cortex ook belangrijk
o frenologie
3
, Frenologie assumpties
1. Verschillende delen van de cortex dienen verschillende functies.
2. Verschillen in ph komen tot uiting in verschillen in grootte v cortex en bulten op de schedel.
3. Grove indeling van psychologische eigenschappen
▪ vb. ‘liefde voor dieren’ zou plaatsvinden in specifieke regio.
➢ Geen van deze 3 was gegrond in empirisch wetenschappelijk onderzoek, maar 1ste bleek deels
correct te zijn. (2 en 3 foutief)
Moderne cognitieve neurowetenschap
▪ Frenologie niet gegrond in empirisch neurowetenschappelijk onderzoek
▪ Hanteert empirische neurowetenschappelijke methoden
▪ Doel: vaststellen van verschillende cognitieve fcties en hun relatie tot neurale fcties
▪ Gaat er niet van uit dat elke regio één functie heeft of dat elke functie een afzonderlijke locatie
heeft (itt de frenologie) maar toont empirisch aan dat er functionele specialisatie bestaat
Vb functionele specialisatie
o Broca : pt met slechts spraakproductie, kan slechts 1 woord uitspreken ‘Tan’,
postmortem onderzoek hersenen en zien ve lesion in area van Broca.
o Wernicke : pt met slecht spraakbegrip, maar goede spraakproductie,
postmortem onderzoek hersenen en zien ve lesion in area van Wernicke
> voorbeeld van dubbele dissociatie
> suggereert dat er minstens 2 taalfaculteiten aanwezig zijn in de hersenen (begrip vs
productie) die onafhankelijk kunnen worden aangetast.
> Deze conclusie kan worden getrokken zonder noodzakelijkerwijs te weten waar in
de hersenen deze functies zich bevinden
= congnitieve neuropsychologie
4