Hoofdstuk 1: sociologische verbeelding
1.1. Het sociologisch bewustzijn is tamelijk recent
In de 17e eeuw psychologie
In de 18e tot 19e eeuw ook sociologie
Eerste domein van het wetenschappelijk denken is het verst verwijderd
(astronomie)
Het is makkelijker om verafgelegen dingen te benaderen, daarom zijn de
menswetenschappen pas laat in ontwikkeling gegaan.
Sociologie = de sociale voorwaarden bestuderen waaronder men ‘mens’ wordt.
de mens heeft zijn persoonlijkheid deels te danken aan sociale banden, dit
onderwerp, ‘de mens in zijn sociale omgeving’ is het onderwerp van sociologie.
1.2. De sociologische verbeelding ontstond in crisistijden
Start sociologie: ‘lot van de mens hangt af van het bestaan van anderen’
Waarom duurde het zo lang voor dat het sociologisch onderzoek begon?
- Natuurlijke distantie ontbreekt: tussen de individuele mens en maatschappij
‘de maatschappij zit in ons’, vandaag dat het zo moeilijk is om een afstandelijke
en objectieve houding aan te nemen
- Sociologie ontluistert en wekt weerstand op: mensen zijn geneigd zich beter voor
te doen dan dat ze zijn, de sociologie ontmaskert en is subversief. Een rationele,
objectieve analyse van de mens roept vaak weerstand op, de harde waarheid van
de sociologie kwetst.
Socioloog als ontdekkingsreiziger (Peter Berger): als je naar een ander land gaat, merk je
pas de cultuurverschillen, je wordt je bewust van je eigen cultuur en de vorming hiervan
Du Bois: eerste zwarte Amerikaanse socioloog, hij had het gevoel dat hij wel in de
samenleving leefde, maar hier niet bij hoorde. Hij keek naar de samenleving vanachter
een gordijn en verweerde zo zijn inzichten.
1
,Montesquieu: schrijft een boek over twee perzen op doorreis in Frankrijk. Hij zorgt ervoor
dat de mensen in Frankrijk naar hun eigen gewoontes als ‘raar’ gaan kijken. Hij deed een
omkering van een perspectief: ‘Kijk jezelf door de bril van de anderen’.
- Het sociologisch bewustzijn wordt geprikkeld door crisis: de mens werd een
werkelijkheid gewaar, die hij voordien niet kende omdat het te vanzelfsprekend
was: de sociale werkelijkheid. De maatschappij is eeuwenlang aan het
bewustzijn van de mens ontsnapt, ze was te vertrouwd.
1.3. De twee ‘revoluties’
Van landbouw naar industrie: de opkomst van de industriële maatschappij
Overgang van jacht- en verzameleconomie naar landbouwindustrie: neolithische
revolutie
- hierbij ontstond ook eigendom
- steden: nieuwe organisatie van het sociaal leven (arbeidsdeling, bestuur,
rechtsregels)
er komt bewustzijn bij de mens over de verandering van de maatschappij
Franse revolutie: politieke omwenteling in Frankrijk, staat symbool voor politieke
modernisering en democratisering in het algemeen
Bestaande sociale orde werd verworpen en er kwamen nieuwe idealen in de plaats:
vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid
Industriële revolutie: begon in Engeland, het is het toepassen op grote schaal van
technische innovaties in allerlei sectoren. Door de nieuwe machines kwam er een hele
verandering in de nijverheid, met als gevolg een verandering in de hele samenleving.
Organisatie van ambachten en gilden werd omgegooid, er kwam een onpersoonlijke
verhouding tussen fabrieksbaas en arbeider.
Leidde tot een sociaal vraagstuk: ‘Hoe kan het dat klassen samenleven in vrede en
welvaart?’
De sociologie probeert het samenspel van de veranderingen te begrijpen in het licht van
de toegenomen menselijke interdependentie (= onderlinge afhankelijkheid).
2
,Elk wetenschappelijk domein onderging veranderingen (door de modernisering), de
samenleving werd doelbewust georganiseerd. Nooit eerder in de geschiedenis was er
een nood aan doelbewuste inrichting van de maatschappij. Mensen moesten de
maatschappij proberen te begrijpen zodat ze - niet blindelings een onvoorspelbare
toekomst tegemoet gaan - konden organiseren. “wat is maatschappij?”
Sociologie die gezien wordt als ‘de wetenschap van de maatschappij’ is te ruim. De
meeste sociologen houden zich enkel bezig met de hedendaagse maatschappij, en zijn
geïnteresseerd in modernisering.
1.4. Intermezzo: beleefde verandering
Turbulente veranderingen in het leven van Zweig
1.5. Het sociaal probleem als bron van de sociologische benadering
Een ‘sociaal probleem’ ligt vaak aan de basis van onderzoek van een socioloog.
Begrip is complexer dan we allemaal denken
Wat is een sociaal probleem?
Criteria bepalen of het een sociaal probleem is of niet (vb. sterfte door druggebruik of
sterfte door auto-ongeluk).
Iets wordt een sociaal probleem als het aan volgende voorwaarden voldoet:
- Er moet objectief iets schorten aan de samenleving (vb. veel analfabetisme)
- Mensen moeten het feit als problematisch ervaren, dit is de subjectieve
component van het sociaal probleem
- Hoe meer mensen het probleem ervaren, hoe problematischer het wordt
- De overheid is net zoals elk individu een speler tussen anderen. De overheid zijn
standpunten zijn belangrijk, maar ze beslissen niet wat een sociaal probleem is.
- De socioloog is ook maar een medespeler in het ‘sociale veld’, hoe deskundig de
opvattingen ook zijn, de socioloog biedt ook maar gewoon een visie. Je moet er
niet van uitgaan dat het meteen correct is.
3
,1.6. Wright Mills over sociologische verbeelding
Sociologische verbeelding is volgens Wright Mills het vermogen om verbanden tussen
individuele klachten en sociale omstandigheden te zien.
(vb. tandpijn en levensstijl van het sociale milieu waarin je opgroeit)
Persoonlijke klachten vs. Sociale problemen:
- Persoonlijke moeilijkheden ‘troubles’: binnen de persoonlijkheid van het individu
en binnen het kader van directe relaties met anderen
De oplossing van moeilijkheden is een probleem en bezorgdheid is een privé
aangelegenheid
- Maatschappelijke kwesties ‘issues’: betrekking op zaken die de persoonlijke
grens overschrijven, hele groepen hebben het gevoel dat iets wat ze belangrijk
vinden bedreigd wordt
1.7. Twee voorbeelden van sociologische verbeelding: Comte en
Spencer
Comte was een kind van de Franse revolutie, hij besefte de impact van de Franse
revolutie.
Spencer komt uit Engeland, waar de industriële vernieuwingen het eerst op grote schaal
werden uitgevoerd.
Auguste Comte (1798-1857)
Tragisch leven geleden, hij was heel intellectueel, maar kwam terecht in moeilijke
situaties.
Schreef doorheen zijn leven heel veel boeken, zoals ‘Plan des travaux scientifiques pour
réorganiser la société’. Zijn programma geeft nog steeds goed weer waar sociologie om
draait. Het bestond uit drie delen:
- Sociologie als “wetenschap der mensheid”
Sociologie moet gezien worden als een zelfstandige wetenschap met eigen methoden
en een eigen domein.
- Wet der drie stadia
Comte was sterk beïnvloed door de verlichting, hierin staat de rede en vooruitgang van
de mens centraal.
4
,De mens maakt een ontwikkeling door in drie stadia:
o Theologisch stadium: hierin is magie heel belangrijk, de mens geloofd dat
elk ding op aarde heeft een eigen wil heeft (dieren, planten, bergen…)
o Metafysische stadium: mens ziet in dat er toch geen geesten zitten in alle
dingen, hij zoekt verder naar het ‘wezen’ der dingen. Dit bevat nog altijd
veel illusies en fantasie van de filosofen. (vb. planeten hebben geen ziel
meer, de mens ziet nu dat het cirkelvormige bewegingen maakt)
o Positieve stadium: de mens overwint zijn bijgeloof en metafysische
fantasie. Er wordt enkel nog rekening gehouden met het ondubbelzinnige.
(denken dat zich tot de feiten beperkt)
Om tot het positieve stadium te komen is er kennis van alle wetenschappelijke takken
nodig (fysica, chemie…).
Het is belangrijk dat de mens niet alleen positief denkt, maar ook nadenkt over hoe ze
positief leerde denken. De mens moet de groei van het positief denken situeren in de
evolutie die de mensheid doormaakt. Dat is volgens Comte de taak van de sociologie.
Sociologie is een samenvoeging van alle wetenschappen: ‘de wetenschap van de
mensheid’.
- Sociale verandering als vooruitgang der rede:
Tweede opdracht van de sociologie volgens Comte: de oorzaken van de verandering van
de maatschappij aan het licht brengen
De reden van de veranderingen is te vinden in de doorbraak van de rede
Drie stadia in de ontwikkeling van het staatsbestuur:
o Theologische denken theocratie
o Metafysisch denken bestuurder laten zich leiden door abstracte
idealen
o Positief denken perfect, redelijke manier van besturen
Positief denken is de maatschappij van de toekomst
- Sociale orde als consensus:
Tijdens de Franse revolutie was sociale orde zoek. Dus de vraag ‘Hoe sociale orde
mogelijk is’ kwam op.
5
,Sociale orde = betrekkingen tussen mensen spelen zich af op een min of meer
voorspelbare manier
Welke mechanismen zorgen voor sociale orde? Een helder zinzicht hierover zou helpen
om de sociale orde terug op te stellen na de Franse revolutie.
Consensustheorie: mensen moeten het over een minimum aantal regels eens zijn om
sociale orde te hebben
Maar hoe komt zo’n consensus tot stand?
Antwoord ligt volgens Comte in de ‘wet der drie stadia’, in stadium van de
ontwikkeling komt de consensus anders tot stand.
o Theologisch stadium: consensus is gebaseerd op overgedragen
gewoontes en belangen, ze zijn spontaan gegroeid zonder dat iemand de
herkomst kent
o Metafysisch stadium: consensus gebasseerd op grote, abstracte ideeën
en idealen (overgangsstadium)
o Positief denken: er is eindelijk stabiliteit in de consensus, men handelt
vanuit de rationele motivatie
‘nieuwe sociale orde’: het gemeenschappelijk belang kan door iedereen ingezien
worden, maatschappijvorm gekenmerkt door altruïsme
Herbert Spencer ( 1820 – 1903)
Hij was redacteur en schreef heel veel over de samenleving.
Comte en Spencer gingen allebei uit van dezelfde onderzoeksvragen, maar
beantwoordden ze anders.
Sociologie als wetenschap van de sociale evolutie:
Net als Comte de wetenschappen integreren tot één samenhangend geheel.
Volgens Spencer: alle wetenschappen besturen hetzelfde onderwerp: evolutie
Niet alleen ontstaan van soorten en het universum hebben te maken met evolutie, ook
de menselijke samenlevingen en cultuur.
Iedere wetenschap zal uiteindelijk dezelfde universele evolutiewet ontdekken
Evolutie volgens Spencer : Homogeen naar heterogeen, onsamenhangende naar
samenhangende, differentiatie werkt integratie in de hand en omgekeerd.
6
,Sociologie houdt zich bezig met de meest geëvolueerde zijnsvormen – maatschappijen.
Sociologie is net als voor Comte het kroonstuk van de wetenschap.
Sociale verandering als evolutie:
Concrete voorzetting van de evolutie van de maatschappij van Spencer:
- Gemeenschappen waarin mensen leefden waren homogeen, iedereen had zowat
hetzelfde leven in de landbouw. Er waren talrijke besloten gemeenschappen, die
relatief onderlinge relaties hadden. Na de industriële revolutie waren
gemeenschappen meer heterogeen.
- Evolutie houdt ook groei van de maatschappij is (puur biologisch), hierdoor is er
meer structuur nodig : structurele differentiatie, specialisering naar functie
- Door de structurele differentiatie en specialisering verandert de samenleving
drastisch: meer verschillende beroepen, denkwijzen veranderen
- De maatschappij wordt gedifferentieerder, heterogener
- Arbeidsdeling werkt ook integratie in de hand: het dwingt mensen tot het maken
van afspraken, handel drijven, … mensen worden afhankelijk van elkaar
Mensen gaan van segmentele differentiatie (besloten gemeenschap) naar functionele
differentiatie.
De ontwikkeling leidt tot één grote wereldsamenleving, waarin iedereen afhankelijk is
van elkaar
Evolutie bestaat uit drie deelprocessen: structurele differentiatie, functionele
specialisatie en toenemende integratie.
Vergelijking tussen Comte en Spencer:
Rede vs. Evolutie
Spencer zoekt de verklaring in de grootte van maatschappijen, het menselijk bewustzijn
speelt hierbij geen rol.
Comte verklaart maatschappelijke ontwikkelingen doordat de rede een belangrijkere rol
begint de spelen bij het gedrag van de mens.
Consensus vs. Integratie door arbeidsdeling
Compte schrijft de sociale orde toe aan een consensus, hij legde de nadruk op het
bewustzijn.
Spencer zag de sociale orde als een lichaam, waarbij de organen perfect op elkaar
afgesteld zijn, de organen zijn zich hiervan niet bewust. Sociale orde als een verlengstuk
van de arbeidsdeling. (mensen worden afhankelijk van elkaar en moeten samenwerken)
7
,Altruïsme vs. Individualisme
Comte verwachte een toename van altruïsme: mensen zullen inzien hoezeer ze elkaar
nodig hebben, ze zullen de ander dus meer waarderen.
Spencer verwacht een toename van het individualisme: de arbeidsverdeling vergroot de
verschillen tussen mensen.
De uitspraken vullen elkaar aan: besef van individualiteit gaat niet ten koste van
de waardering van de ander, maar is daar een voorwaarde voor
Comte en Spencer (beide grondleggers van de sociologie) vullen elkaar aan!
Hoofdstuk 2: Cultuur en Maatschappij
2.1. Het begrip cultuur
Cultuur ruimer dan ‘hogere cultuur’:
Antropologen en sociologen zien het begrip ‘cultuur’ niet louter als de ‘hogere cultuur’
nl. theater, kunst, muziek… het begrip is ruimer.
Cultuur = alles wat aangeleerd is en betekenis heeft voor de mensen
Belangrijke elementen van cultuur:
- Symbolen
- Waarde: abstracte idealen of streefdoelen, dingen die door een groep of
samenleving belangrijk worden gevonden
- Normen: (concreter dan waarden) welomlijnde gedragsregels die mensen
verondersteld worden na te leven
- Materiële goederen:
Materiële cultuur: elke samenleving heeft bepaalde voorwerpen die een
belangrijke plaats innemen (vb. in de prehistorie bijlen en hutten, in onze
samenleving gsm’s en auto’s)
Cultuur en maatschappij:
Een maatschappij is een structuur van interrelaties dat individuen verbindt.
Cultuur is de binnen maatschappij dominante manier van denken en handelen.
Cultuur en maatschappij kunnen niet zonder elkaar bestaan (wederzijds).
Culturele verschillen tussen mensen hangen samen met de verschillende soorten van
maatschappijen.
8
,2.2. de menselijke soort en co-evolutie
Darwin publiceerde een boek waarin hij schreef dat de biologische eigenschappen van
de mens afkomstig zijn van dieren (evolutie).
2.2.1. Evolutie
Evolutie is volgens Darwin het gevolg van twee mechanismen die op elkaar inwerken:
- Genetische variatie: bij de overgang van ene generatie naar de andere is er
verschil in genetische eigenschappen wat op lange termijn kan leiden tot nieuwe
soorten
- Natuurlijke selectie: organismen met gunstigere genetische eigenschappen
overleven, anderen sterven.
Mensen en apen: mens en aap beide afgeleiden uit een vorige gelijke soort
De culturele ontwikkeling was al bezig tijdens de vorming van de mens en aap, het heeft
een belangrijke rol gespeeld in de evolutie.
Co-evolutie: zowel cultuur zoals werktuigen en taal hebben een rol gespeeld in de
evolutie van de mens, maar de evolutie van de mens heeft ook een rol gespeeld in de
culturele evolutie
Sociobiologie: (door Wilson) heel wat menselijk gedrag kan verklaard worden door de
samenstelling van de genen
Mensen volgen een ‘reproductieve strategie’: het gedrag is instinctief gericht om de
genenpool van hun groep te handhaven. Individuen handelen dus niet om zichzelf te
laten overleven, maar om hun genenpool te laten overleven.
Dit verklaart het verschil in seksueel gedrag tussen mannen en vrouwen. Mannen willen
hun zaad zo veel mogelijk verspreiden om hun genenpool verder te laten leven
(promiscu gedrag), terwijl vrouwen hierbij geen baat hebben. Ze hebben maar nood aan
1 bevruchting per eicel (geen nood aan verschillende partners).
Kritiek op sociobiologie: er wordt geen rekening gehouden met de psychische, sociale
en culturele factoren. De sociobiologie reduceert de verscheidenheid en plasticiteit van
het menselijk gedrag.
2.2.2 instincten
Biologen en sociologen zijn het erover eens dat mensen geeninstincten hebben.
9
, Instinct = een complex gedragspatroon dat genetisch bepaald is (vb. nestjes maken bij
vogels)
Reflex = een eenvoudige respons (vb. knipperen met ogen)
Driften = komen voort uit de werking van het lichaam, het zijn noden van het lichaam die
tot uiting komen in een fysieke behoefte (bevrediging verschilt tussen culturen)
2.3. Sociale instituties
Sociale instituties = cultureel geproduceerde gedragspatronen die een menselijk leven
stabiliteit geven (ze worden generatie op generatie doorgegeven
- De mens moet nog een groot deel van zijn ontwikkeling doormaken nadat het
geboren is, dus mens is gevoeliger voor invloeden uit omgeving
- Mens leidt aan instinctarmoede
‘een sociale institutie is een levensbelangrijk instinct vervangend gedragspatroon’
De sociale instituties hebben een achtergrondfunctie, ze lossen handelingsproblemen
op voordat het individu ermee geconfronteerd wordt
Vb. taal, markt, het gezin: deze instituties hebben gemeen:
- Historische oorsprong
- Vervullen levensbelangrijke functies
Hypothese van Gehlen: desinstitutionalisering: mensen in de moderne samenleving
trekken heel wat instituties in twijfel, ze volgen ze niet blindelings. Ze komen terug in een
onzekere tijd. Je kan ze op dat vlak dus vergelijken met de Urmensch.
2.4. Culturele diversiteit
Er is veel diversiteit in normen en waarden tussen culturen.
‘Ethisch’ vs. ‘Sociologisch normaal’ gedrag
Kleine samenlevingen neigen naar culturele uniformiteit, maar hoe groter de
samenleving hoe meer subculturen.
2.5. Culturele identiteit en etnocentrisme
Iedere cultuur heeft zijn eigen gedragspatronen, door andere culturen vaak gezien als
raar.
10