Samenvatting ecologie en milieukunde
Ecologie
Hoofdstuk 1: ecologie als wetenschap
Ecologie als wetenschap
Ecologie is de wetenschappelijke discipline die de interacties en de
relaties tussen levende organismen (planten, dieren, schimmels en
micro-organismen) onderling maar ook met hun natuurlijke omgeving
bestudeert.
De kennis van ecologie is altijd al essentieel geweest in het leven van
de mens. Vroeger moest de jager verzamelaar weten welke planten
eetbaar zijn of het gedrag begrijpen van bepaalde dieren. Daarna werd
er aan landbouw gedaan, hier moest er ook meer geweten zijn over
welk gewas op een bepaalde grond geplant moest worden of hoe er
veredeld kon worden. Ecologie is iets van alle tijden.
1. Het ecosysteem als studieobject van de ecologie
Een ecosysteem is dus het geheel van abiotische en biotische
componenten die samen functioneren als een eenheid.
- Abiotische componenten: de fysische en chemische condities zoals
de atmosfeer en de gassen die daar in voorkomen (bv. CO2), het
klimaat (bv. neerslag), textuur en structuur van de bodem,
beschikbaar water.
- Biotische componenten: alle verschillende organismen die in het
ecosysteem boven- en ondergronds voorkomen. Interacties met
deze andere organismen kunnen vriendschappelijk of vijandig zijn.
Enkel de organismen die aangepast zijn aan de lokale abiotische
omstandigheden kunnen in die omgeving voorkomen.
Het aantal organismen die in een omgeving voorkomen beïnvloeden of
de relaties tussen organismen en omgeving eenvoudig of complex zijn.
Zo zijn de interacties veel groter in een soortenrijk grasland in
vergelijking met een grasland in landbouwbeheer.
1
, Biotiek en abiotiek beïnvloeden elkaar. Welke boomsoorten groeien
hangt af van de textuur, voedselrijkdom en zuurtegraad. Abiotiek
beïnvloedt hier de biotiek. De bomen (biotiek) beïnvloeden ook de
abiotiek (hier de bodem), den en eik hebben slecht verteerbare
bladeren/naalden waardoor het bladmateriaal zich opstapelt. Hierdoor
vindt verzuring en voedselverarming plaats in de bodem.
In sterk zure bodems (door eik en den) komen geen diepgravende (=
endogeïsche en anekische) regenwormen voor, enkel strooiselwormen
(= epigeïsche).
Boomsoorten met bladeren/naalden met lage concentraties aan
voedingsstoffen (den en eik) hebben dus zelf minder voedingsstoffen
nodig om te kunnen groeien. De trage afbraak van het blad- of
naaldstrooisel zorgt voor immobilisatie van voedingsstoffen in de dikke
strooisellaag en voor bodemverzuring.
Daardoor wordt de bodem voedselarmer. Er is sprake van een
zelfversterkend effect. Boomsoorten met meer voedingsstoffen (linde,
kers, haagbeuk en es) in de bladeren groeien op voedselrijkere bodems,
en houden de bodem dankzij de snelle afbraak ook voedselrijk.
2. De wetenschappelijke methodiek van ecologische studies
Wetenschappelijk onderzoek naar inzicht in de complexe relaties wordt
uitgevoerd in deze stappen:
2
Ecologie
Hoofdstuk 1: ecologie als wetenschap
Ecologie als wetenschap
Ecologie is de wetenschappelijke discipline die de interacties en de
relaties tussen levende organismen (planten, dieren, schimmels en
micro-organismen) onderling maar ook met hun natuurlijke omgeving
bestudeert.
De kennis van ecologie is altijd al essentieel geweest in het leven van
de mens. Vroeger moest de jager verzamelaar weten welke planten
eetbaar zijn of het gedrag begrijpen van bepaalde dieren. Daarna werd
er aan landbouw gedaan, hier moest er ook meer geweten zijn over
welk gewas op een bepaalde grond geplant moest worden of hoe er
veredeld kon worden. Ecologie is iets van alle tijden.
1. Het ecosysteem als studieobject van de ecologie
Een ecosysteem is dus het geheel van abiotische en biotische
componenten die samen functioneren als een eenheid.
- Abiotische componenten: de fysische en chemische condities zoals
de atmosfeer en de gassen die daar in voorkomen (bv. CO2), het
klimaat (bv. neerslag), textuur en structuur van de bodem,
beschikbaar water.
- Biotische componenten: alle verschillende organismen die in het
ecosysteem boven- en ondergronds voorkomen. Interacties met
deze andere organismen kunnen vriendschappelijk of vijandig zijn.
Enkel de organismen die aangepast zijn aan de lokale abiotische
omstandigheden kunnen in die omgeving voorkomen.
Het aantal organismen die in een omgeving voorkomen beïnvloeden of
de relaties tussen organismen en omgeving eenvoudig of complex zijn.
Zo zijn de interacties veel groter in een soortenrijk grasland in
vergelijking met een grasland in landbouwbeheer.
1
, Biotiek en abiotiek beïnvloeden elkaar. Welke boomsoorten groeien
hangt af van de textuur, voedselrijkdom en zuurtegraad. Abiotiek
beïnvloedt hier de biotiek. De bomen (biotiek) beïnvloeden ook de
abiotiek (hier de bodem), den en eik hebben slecht verteerbare
bladeren/naalden waardoor het bladmateriaal zich opstapelt. Hierdoor
vindt verzuring en voedselverarming plaats in de bodem.
In sterk zure bodems (door eik en den) komen geen diepgravende (=
endogeïsche en anekische) regenwormen voor, enkel strooiselwormen
(= epigeïsche).
Boomsoorten met bladeren/naalden met lage concentraties aan
voedingsstoffen (den en eik) hebben dus zelf minder voedingsstoffen
nodig om te kunnen groeien. De trage afbraak van het blad- of
naaldstrooisel zorgt voor immobilisatie van voedingsstoffen in de dikke
strooisellaag en voor bodemverzuring.
Daardoor wordt de bodem voedselarmer. Er is sprake van een
zelfversterkend effect. Boomsoorten met meer voedingsstoffen (linde,
kers, haagbeuk en es) in de bladeren groeien op voedselrijkere bodems,
en houden de bodem dankzij de snelle afbraak ook voedselrijk.
2. De wetenschappelijke methodiek van ecologische studies
Wetenschappelijk onderzoek naar inzicht in de complexe relaties wordt
uitgevoerd in deze stappen:
2