Thema 1: systemisch denken
1 Inleiding
Iedereen is verbonden met iemand
Niemand is een eiland, niemand is alleen, je bent geen eiland op jezelf
Netwerk: de cliënt zelf dingen laten doen, kleine dingen zijn belangrijk voor hen (bv. zelf
kleren in de kast laten steken)
Elke cliënt maakt deel uit van een groter geheel
Voortdurende en wederzijdse beïnvloeding tussen de cliënt en de omgeving
Rol van de verbinder als O.B.:
Interactiemodel:
1
, 2 Het systeemdenken
Het systeem denken is een manier van denken die binnen hulpverlening gebruikt kan
worden.
- Vertrekt vanuit die verbondenheid
- Elke cliënt als deel van een netwerk van mensen, als deel van een systeem
2.1 Wat is een systeem
Een verzameling van elementen die met elkaar verbonden zijn.
Een systeem is een eenheid opgebouwd uit deelverhoudingen, het gaat niet alleen om de
delen op zich, ook niet om het geheel, maar om doelgerichte betrekkingen tussen dit alles.
Ontleding van de zin:
- “Een systeem is een eenheid opgebouwd uit deelverhoudingen”: in een gezin, wat
een geheel of een eenheid vormt, zijn er verschillende personen en onderlinge
relaties aanwezig.
- “het gaat niet alleen om de delen op zich”: een gezin houdt meer in dan de optelsom
van de verschillende gezinsleden.
- “ook niet om het geheel”: een gezin is ook meer dan de groep mensen op zich, het
bestaat ook uit verschillende individuen die met elkaar verbonden zijn en die
individuen vallen dus ook niet volledig samen met dat gezin.
- “maar om doelgerichte betrekkingen tussen dit alles”: in een gezin gaat het om de
verbondenheid en de wederzijdse wisselwerking tussen de verschillende individuen
die ertoe behoren, bovendien is het samenleven van dit gezin ook doelgericht. Bv.:
De ouderfiguren staan in voor de opvoeding van de kinderen en streven hiermee
samen een specifiek doel na.
Systeem: het gaat niet om de individuen, maar om de verbondenheid:
Drie belangrijke kenmerken in elk systeem:
1) In een systeem zijn de verschillende onderdelen afhankelijk
van elkaar > invloed op het hele systeem.
o Als er 1 iets gebeurd met een persoon binnen het
gezin, gaat dit effect hebben op iedereen
2) Omgekeerd bepaalt het systeem ook in belangrijke mate het
gedrag van de delen.
o Als het systeem veranderd heeft dat impact op iedereen
2
, 3) Het systeem streeft naar homeostase: een sociaal systeem probeert steeds in
evenwicht te zijn.
o Homeostase: evenwicht, ze willen samen blijven (bv. einde van een kamp,
sociaal systeem gaat uit evenwicht -> telefoonnummers uitdelen om contact
te kunnen blijven houden)
2.2 Informatieoverdracht van systemen
De uitwisseling van informatie tussen het systeem en zijn omgeving is wederkerig.
Belangrijk element systemen: communicatie
Circulaire: dit proces kent geen duidelijk begin of einde, er is geen duidelijk oorzaak-gevolg
verband aan te duiden
Circulariteit of circulaire causaliteit: interacties van mensen zijn complex en verlopen quasi
altijd circulair
Cyclus van irritatie: constante interactie op elkaar die nooit stopt zorgt voor irritatie
2.3 Open systeem versus gesloten systeem
- Open systemen wisselen informatie uit met die omgeving en passen zich daaraan
aan. Mensen (en bij uitbreiding menselijke systemen) zijn altijd open systemen. We
verwerken voortdurend prikkels die op ons afkomen en passen ons aan om onze
toestand te verbeteren of stabiliseren. Bv.: Wanneer ouders vaak hevig ruzie maken,
zien we bij hun kinderen soms internaliserend of externaliserend gedrag als
‘overlevingsstrategie’.
- Gesloten systemen hebben geen contact met hun omgeving en sluiten zich af voor
de prikkels uit de omgeving. Strikt genomen zijn er geen levende gesloten systemen.
Toch ervaren we sommige gezinnen wel als zeer afgesloten van de samenleving en
3
, benoemen we hen dan soms als een gesloten systeem. Bv.: Mensen in
kansarmoede of alleenstaande ouderen, bij wie de toegang tot de samenleving of het
contact met anderen soms zo klein wordt dat er sprake is van uitsluiting en/of sociale
isolatie.
3 Systeemtheorieën
- De structurele systeemtheorie (van Minuchin en anderen): binnen deze theorie staat
de wijze waarop het gezin georganiseerd is centraal;
- De strategische of communicatietheorie (van o.a. Haley en Watzlawick): zij kijken
vooral naar de ‘wetmatigheden’ in de communicatie tussen mensen;
- De intergenerationele of contextuele systeemtheorie (van Boszormenyi-Nagy): zij
focussen vooral op de relaties tussen familieleden over de verschillende generaties
heen.
1.1 De structurele systeemtheorie
Centrale focus:
- Het huidig functioneren van een systeem
- Onderzoeken van de structuur van een systeem
o De regels en afspraken die het samenleven regelen
o De grenzen in het systeem
o De samenhang of cohesie in het systeem
Grenzen: bv. hoe strikter de grens, minder communicatie, niet veel
gaatjes
Cohesie: samenhang binnen een bepaald systeem
Symptoomgedrag: gedrag van mensen die zich uiten door het systeem
Aangeleerde hulpeloosheid: zodanig opgegroeid in een systeem die altijd hetzelfde is dat je
het idee krijgt dat je niets anders kan
3.1.1 Grenzen
= Organiseren de afstand in het systeem
specifieke subsystemen op basis van rol of hiërarchie (= een deelverzameling binnen
een systeem, die met elkaar verbonden zijn op basis van een gemeenschappelijk
kenmerk)
Illustratie van subsystemen
4