PARASITAIRE ZIEKTEN EN ZOONOSEN
INLEIDING
Casus + clips.
RUND
MAAG-DARM PROTOZOA
Melkvee kalveren worden meestal direct weg gehaald ➔ aparte opfok. 6-tal weken, komen dan op groepen
terecht in de stal. Tot ze uiteindelijk naar buiten gaan of niet. Gevolg: infecties op weide komen dus niet meer
voor. Als ze wel naar de weide gaan, is dit op een leeftijd van 13-15 maanden, als ze geïnsemineerd worden. Dit
is relatief laat.
Kalverdiarree enkel de donkere parasieten kennen. Dit is als ze apart staan, later als ze in groep komen zijn er
andere belangrijk: coccidiose en giardia.
CRYPTOSPORIDIUM
• C. parvum (ongespeende kalveren)
o Kalverdiarree
o Zoönose
• C. bovis, C. ryanae (gespeende kalveren) NK
• C. andersoni (volwassen koeien) NK
Zeer veel species en genotypes.
EPIDEMIOLOGIE
Orale infectie en orofaecale transmissie. Infectie met oocysten met sporozoieten ➔ ongeslachtelijke en
geslachtelijke vermenigvuldiging. We zien in verschillende fase destructie van enterocyten ➔ diarree. Preventie
van de ziekte: goede hygiëne, geen contaminatie van mest ➔ bevatten gigantisch veel oocysten. Direct infectieus
en ze zijn zeer resistent in de buitenwereld. Belang infectie niveau laag houden. Snelle cyclus: 2-5 dagen, kalf zal
zeer snel al zelf oocysten beginnen uitscheiden. Enkele tientallen zijn maar nodig voor infectie.
EXAMEN: cyclus wordt niet gevraagd, belangrijk voor afleiden pathogenese.
, 2
• Directe overdracht
o Koe → kalf (‘peri-parturient rise’)
o Kalf kalf
▪ Daarom liever apart gehouden
o Kalf mens (zoönose!)
o Kalf andere zoogdieren
• Indirecte overdracht
o Besmet water of voedsel
o Besmette omgeving
Zeer hoge prevalentie, meer dan de helft van de bedrijven zijn besmet. En op een besmet bedrijf zal elk kalf
besmet worden. Vnl de jongere kalveren (1-3 weken oud) ➔ daarna opbouw immuniteit. Het lijkt of dan de
uitscheiding nul wordt, is schijn. Het wordt wel laag maar niet nul. We kunnen ze gewoon niet aantonen met de
klassieke manieren.
PATHOGENESE
EXAMEN: niet letterlijk vragen.
Sporozoieten komen vrij en gaan kunnen vasthechten aan de enterocyten (=virulentiefactor). Zeer typisch:
secretieproducten gaan de GH-cel dwingen om de actine filamenten te reorganiseren. Parasiet dwingt de cel een
membraan rond de parasiet te vormen. Zo wordt deze niet door de GH herkent want is lichaamseigen materiaal.
Enkel in de vrijlevende stadia bij uitbreken uit enterocyten en nieuwe infecteren zou de parasiet herkent kunnen
worden.
Gaan zich vestigen op het oppervlak van de cel en zal met de cel communiceren via een voedingsorganel. Vooral
in dunne darm, ileum. Villi worden beschadigd, tight junctions vernietigt en inflammatie ➔ absorptie en
verteringsenzymen worden verstoord. Netto effect KAN diarree zijn, is niet altijd zo het geval. Hangt af van het
infectie niveau. DE belangrijkste oorzaak van kalverdiarree.
SYMPTOMEN
Nooit bij kalveren ouder dan een maand. Kleur is ook typisch bleek: lichtgrijs, geel/groen. Constitentie afhankelijk
van de besmetting: dunnere mest tot spuitende diarree. We zijn algemeen afname gezondheid met groei
achterstand. Moeilijk terug ingehaald, infectie kan doorwerken tot 6maand. Hoge morbiditeit en lage mortaliteit.
Als ze doodgaan meestal een co-infectie.
Immuunstatus zeker ook van belang naast hygiëne ➔ belang colostrum management.
DIAGNOSE
Anamnese + klinische SN = vermoedelijke diagnose. Bevestigen voor te behandelen. Kan je doen door parasiet
zelf aan te tonen in een uitstrijk van de mest, best doen van verschillende kalveren ➔ anders kans op vals
negatief resultaat. Uitstrijkje best kleuren, anders kan je die niet goed zien.
Andere optie: Ag aantonen van de parasiet. Opgelet niet Ag aantonen in het bloed of Al aantonen in de mest.
Het is Ag van de parasiet aantonen in de mest. Kan via ELISA, Immunofluorescentie of Immunochromatografie
➔ dipstick, handig kan je op het bedrijf zelf doen. Moet je niet eerst opsturen naar labo.
PCR aantonen DNA in faeces: geen meerwaarde voor de routine techniek. Hoge uitscheiding aantonen kan je
goedkoper aantonen met Ag detectie. Wel handig voor genotypering, eerder van belang voor epidemiologisch
onderzoek.
, 3
BEHANDELING
Makkelijke diagnose maar moeilijk op te lossen door massale contaminatie. Als eerste ziek kalveren apart zetten
en behandelen ➔ halofuginone of paromomycine p.o. binnen 24u + ondersteunden behandelen. EXAMEN:
weten welk product ➔ actieve bestanddelen, weten hoe je moet behandelen, weten hoe vaak je moet
behandelen, dosis niet.
Alle andere contact kalveren moeten mee behandeld worden, in iglo op een rij ook mee behandelen. Alle
kalveren die daarna worden geboren ook behandelen, voor een aantal maanden.
Hygiëne en colostrum maatregelen nodig anders komt het probleem opnieuw terug.
• Zieke kalveren ➔ (halofuginone) of paromomycine
• In contact kalveren ➔ halofuginone (of paromomycine)
• Nieuwgeboren kalveren ➔ halofuginone
Halofuginone
• Oraal 7 dagen
• Vrijlevende stadia
• Effect = daling oocysten + meer naar achter
o Goed want kalveren meer immuniteit opgebouwd
• Het is geen wondermiddel daarmee belang hygiëne
• Minder erge diarree en minder besmette kalveren
• Daling mortaliteit
• OPGELET: toxisch en niet geven aan kalveren die te slecht
zijn
Paromomycine
EXAMEN: onthouden oraal meerdere
• Oraal 5 dagen dagen is zeker even goed, hoeft niet
• Dalen uitscheiding perse 5 of 7 te onthouden.
• Diarree verminderen
• Minder gevaarlijk, bij de zieke kalveren eerder dit
gebruiken
• Nieuw geboren ➔ mag enkel gebruikt worden na bevestiging van de diagnose
Preventie
• Nieuw sinds dit jaar: vaccin, het is een vaccin hetzelfde als voor koeien ➔ Ig aanmaak moeder ➔ in de
melk ➔ kalveren immuniteit darmen
o Essentieel voor vaccin om te kunnen werken, belang van colostrum
▪ Colostrum van goede kwaliteit
• Partiele bescherming tegen klinische SN: minder erge en lange diarree
• Opgelet geen enkel effect op de uitscheiding
o Hygiëne en colostrum blijven nog even belangrijk
▪ Bv als de hokken worden gereinigd, opletten dat het vuil water niet langs de andere
hokken komen
▪ Zorgen dat de voer emmers ook elke keer worden proper gemaakt
• EXAMEN: preventieve maatregelen, wees concreet ➔ niet zeggen colostrum, hygiëne, vaccinatie
o Vertellen hoe en op welke manier, denken aan hoe zou je uitleggen aan de boer
, 4
GIARDIA
In minder frequente gevallen de oorzaak van kalverdiarree bij oudere kalveren.
Verschillende genotypes die verschillend DS specifiek zijn ➔ assemblages. Assemblage A en E bij runderen. A
komt bij verschillende dieren voor. A kan zoonotisch zijn ➔ risico zeer klein want nog verschillende sub-
subassemblages die dan op hun beurt nog voorkomen bij verschillende diersoorten.
EPIDEMIOLOGIE
Faeco-orale transmissie: faecale contaminatie ➔ orale opname. In de dunne darm is er dan aseksuele
vermeerdering, typisch peer vormig. Hoe meer naar achter met de darm transit ➔ komen galzuren tegen. Signaal
we komen aan de uitgang, is slecht resistent tegen de omgeving, dus gaan zich dan encysteren. Cyste is wel
resistent in de omgeving. Binnen de week cyste uitscheiden en zijn zeer resistent.
Minder pathogeen want geen cel destructie enkel cel beschadiging aan oppervlak. Enkel bij zware infectiedruk
➔ chronische, milde diarree. Opgemerkt bij 2 maanden tot een jaar oud. Nochtans uitscheiding bij neonatale
kalveren van een enkele weken oud. Net zoals bij crypto maar daar viel de uitscheiding samen met de pathologie.
Hier eerst piekuitscheiding ➔ infectiedruk bouwt op ➔ na maanden pas eventueel diarree. Waarvoor een
probleem? Bij opmerken alles al gecontamineerd, diagnose moeilijk want uitscheiding is al veel minder.
Meerderheid van de bedrijven heeft giardia besmetting. Maar is minder pathogeen, vaker asymptomatisch.
SYMPTOMEN
Licht chronische diarree die slijmerig is. Typisch achterblijvers in een groep, kan ook viraal zijn. Diagnose is dus
niet makkelijk, blijft wat vaag.
DIAGNOSE
Anamnese en klinische SN, andere mogelijkheden bekijken: coccidiose moet uitgesloten zijn. mogelijkheden is
hetzelfde als bij crypto. Oocysten of Ag aantonen. Uitstrijkje van de mest is nutteloos, uitscheiding is veel te laag.
Staal moeten we dus eerst concentreren ➔ sedimentatie-flotatie. Veel arbeid en ook weinig betrouwbaar. Vals
positieve, moeilijk onderscheiden van gisten. Daarom weinig gedaan, eerder gekozen voor Ag aantonen. Dipstick
tussen haken want de gevoeligheid is veel te laag. Sowieso al minder betrouwbaar als labo onderzoek, beter
ELISA of Immunofluorescentie laten doen.
BEHANDELING
Fenbendazole = BMZ, ontwormingsproduct maar werkt ook toevallig hier voor. oraal geven, meerdere
opeenvolgende dagen. Geeft een goede daling van cysten uitscheiding, bijna 100% in de eerste weken. Is een
veilig product en geeft een goede gewichtstoename.
Het is een off-label product niet officieel geregistreerd voor giardia.
PREVENTIE
Behandeling op zich weer niet genoeg, contaminatie van de omgeving is er nog. Hygiëne maatregelen treffen:
verhuizen naar lege stal op einde van de behandeling. Stallen reinigen, laten DROGEN en ontsmetten.