SAMENVATTING WO RUIMTE
1. Inleiding
Ruimte = plaats om zich uit te strekken, heelal, beschikbare tijd, verzameling van
plaatsen,…
=> objectieve ruimte
De meetbare ruimte, op een landkaart bijvoorbeeld. Deze ruimte geeft ons een gevoel van
permanentie. (fysieke ruimte)
=> subjectieve ruimte (beleefde)
Een afgebakend gebied aanduiden, persoonlijke ruimte
Voor- en nadeel: Voor kinderen is de subjectieve ruimte primair. Kinderen kunnen niet
altijd terugvallen op de objectieve ruimte (moeilijkheid tijdens de lessen). Het beleven van
de subjectieve ruimte leidt wel tot een gevoel van verbondenheid (zorg dragen).
=> Fysieke ruimte
Ruimte om ons heen dat we kunnen waarnemen.
=> psychologische ruimte
Mentale kaart is niet correct en onvolledig. Ze wordt constant bijgewerkt en aangevuld op
basis van nieuwe ervaringen. Ze vormen een fundamenteel deel van onze globale kennis.
! mentale kaart ziet er niet uit zoals een echte kaart! (onvolledig, vervormd)
Indeling mentale ruimte:
- figural space = kleiner dan ons lichaam 2D (pictorial space) en 3D (objectruimte)
- vista space = groter dan ons lichaam maar nog zichtbaar vanuit 1 standplaats (vb. klas
of kamer)
- environmental space = omgevingsruimte, omringt ons lichaam, mentaal beeld stap
voor stap wordt dit bijgewerkt (bv.: schoolomgeving)
- geographical space = geografische ruimte, veel groter dan ons lichaam, mentaal beeld
kan enkel via abstracte representaties zoals kaarten of foto’s (vb. België en Europa)
Local to global methode doorbreken => belangrijk dat jonge kinderen op verschillende
ruimtelijke schaalniveaus leren denken ( zeker wereldbol erbij halen wanneer het bv over
dag en nacht). Ook jonge kinderen kunnen abstracte ruimtes in zich opnemen. Er kan op
jonge leeftijd een basis gelegd worden die dan verder uitgroeid.
Belangrijk dat kinderen op verschillende ruimtelijke schaalniveaus leren denken:
Ruimtelijke patronen herkennen
Doel = goede basiskennis is van belang om in de huidige maatschappij weloverwogen
keuzes te kunnen maken. Een kader om allerlei informatie aan vast te haken.
, 2. kaartvaardigheden
referentiestelsel= elk punt op de wereldbol moeten we kunnen bepalen. Het
referentiestelsel wordt bepaald door lijnen en punten die door een bepaalde rotatie
worden bepaald.
De doorprikpunten van de aardas zijn de noordpool en de zuidpool. De bovenste helft is
het noordelijk halfrond en de onderste helft is het zuidelijk halfrond.
Met de aarde meedraaien => oosten
Parallelen = de cirkel die dat punt tijdens de rotatie beschrijft. Deze cirkel ligt in een vlak
dat loodrecht op de aardas staat (west-oost richting) . Parallelen zijn allemaal evenwijdig
met elkaar, maar niet allemaal even lang. (= evenaar) = breedtecirkel
Meridiaan = een punt van de aardbol is de halve grote cirkel dat noord- en zuidpool
verbindt. Alle punten op de meridiaan hebben op hetzelfde moment middag
(=middaglijn). Ze zijn allemaal even lang en snijden de parallelen loodrecht. Nulmeridiaan
(Londen in Greenwich) = lengtecirkel
breedte = vanaf de evenaar 0° tot 90°N of 90°Z (verticaal)
lengte = vanaf de nulmeridiaan 180°W of 180°O (horizontaal)
gradennet = geheel van hele en halve cirkels
globe = wereldbol, de aarde wordt in verhouding qua grootte, vorm en afstand correct
afgebeeld (goed om in 1ste graad in de klas te hebben zodat het idee van de aarde is rond
verduidelijkt wordt) ‘duel earth’ = ronde wereldbol, maar steeds platte kaarten
KAARTEN
o titel
o legende
▪ vaste kleuren (blauw = water)
▪ figuratieve symbolen duidelijker
o schaal
▪ breukschaal (noemer = schaalgetal, hoe groter hoe kleiner getekend en hoe
minder details op de kaart weergegeven kunnen worden)
▪ lijnschaal
o noordpijl of windroos
▪ noordpijl = wijst naar het noorden, meestal windroos op een kaart
o gradennet
▪ coördinaten aflezen en plaatsen lokaliseren
, TIJDZONES
Vroeger had iedereen een eigen lokale tijd gebaseerd op de zon en de kerkklok. Door
invoeren van spoornetwerk moesten er tijdszones komen.
UTC = coordinated universal time (nulmeridiaan Londen)
Aarde draait in 24u => 24u/ 360° = iedere tijdzone is 15° breed
UTC = 7,5° W en 7,5° O
MET = midden-Europese tijdzone = UTC + 1 (meeste Europese landen en dus ook België
liggen hierin.
MEZT = midden-Europese zomertijd ( UTC +2 )
=> lijnen op tijdzones zijn niet altijd mooi verticaal. De meeste landen volgen hun
landgrenzen of zelfs het uur van hun buurlanden
KAARTPROJECTIES
Een bol weergeven op een platte kaart heeft 3 fundamentele eigenschappen:
- afstandsgetrouwheid
- oppervlaktegetrouwheid
- hoekgetrouwheid
projectiemethodes
1. mercatorprojectie (Gerardus Mercator)
▪ hoekgetrouw = hoeken tussen verschillende richtingen zijn gelijk
▪ meridianen verticaal en loodrecht op de horizontale parallelen
▪ vaste koers als rechte lijn => gebruikt in scheepvaart
▪ minder geschikt voor oppervlaktevervormingen (Groenland even groot als
Afrika…)
2. petersprojectie (Amo Peters)
▪ alle werelddelen en landen juiste oppervlakte
▪ heel wat vervormingen
▪ dekoloniseren geschiedenis
3. robinsonprojectie en Winkel-tripelprojectie
▪ compromis tussen de 2 vorige
▪ wordt nu het vaakst gebruikt
1. Inleiding
Ruimte = plaats om zich uit te strekken, heelal, beschikbare tijd, verzameling van
plaatsen,…
=> objectieve ruimte
De meetbare ruimte, op een landkaart bijvoorbeeld. Deze ruimte geeft ons een gevoel van
permanentie. (fysieke ruimte)
=> subjectieve ruimte (beleefde)
Een afgebakend gebied aanduiden, persoonlijke ruimte
Voor- en nadeel: Voor kinderen is de subjectieve ruimte primair. Kinderen kunnen niet
altijd terugvallen op de objectieve ruimte (moeilijkheid tijdens de lessen). Het beleven van
de subjectieve ruimte leidt wel tot een gevoel van verbondenheid (zorg dragen).
=> Fysieke ruimte
Ruimte om ons heen dat we kunnen waarnemen.
=> psychologische ruimte
Mentale kaart is niet correct en onvolledig. Ze wordt constant bijgewerkt en aangevuld op
basis van nieuwe ervaringen. Ze vormen een fundamenteel deel van onze globale kennis.
! mentale kaart ziet er niet uit zoals een echte kaart! (onvolledig, vervormd)
Indeling mentale ruimte:
- figural space = kleiner dan ons lichaam 2D (pictorial space) en 3D (objectruimte)
- vista space = groter dan ons lichaam maar nog zichtbaar vanuit 1 standplaats (vb. klas
of kamer)
- environmental space = omgevingsruimte, omringt ons lichaam, mentaal beeld stap
voor stap wordt dit bijgewerkt (bv.: schoolomgeving)
- geographical space = geografische ruimte, veel groter dan ons lichaam, mentaal beeld
kan enkel via abstracte representaties zoals kaarten of foto’s (vb. België en Europa)
Local to global methode doorbreken => belangrijk dat jonge kinderen op verschillende
ruimtelijke schaalniveaus leren denken ( zeker wereldbol erbij halen wanneer het bv over
dag en nacht). Ook jonge kinderen kunnen abstracte ruimtes in zich opnemen. Er kan op
jonge leeftijd een basis gelegd worden die dan verder uitgroeid.
Belangrijk dat kinderen op verschillende ruimtelijke schaalniveaus leren denken:
Ruimtelijke patronen herkennen
Doel = goede basiskennis is van belang om in de huidige maatschappij weloverwogen
keuzes te kunnen maken. Een kader om allerlei informatie aan vast te haken.
, 2. kaartvaardigheden
referentiestelsel= elk punt op de wereldbol moeten we kunnen bepalen. Het
referentiestelsel wordt bepaald door lijnen en punten die door een bepaalde rotatie
worden bepaald.
De doorprikpunten van de aardas zijn de noordpool en de zuidpool. De bovenste helft is
het noordelijk halfrond en de onderste helft is het zuidelijk halfrond.
Met de aarde meedraaien => oosten
Parallelen = de cirkel die dat punt tijdens de rotatie beschrijft. Deze cirkel ligt in een vlak
dat loodrecht op de aardas staat (west-oost richting) . Parallelen zijn allemaal evenwijdig
met elkaar, maar niet allemaal even lang. (= evenaar) = breedtecirkel
Meridiaan = een punt van de aardbol is de halve grote cirkel dat noord- en zuidpool
verbindt. Alle punten op de meridiaan hebben op hetzelfde moment middag
(=middaglijn). Ze zijn allemaal even lang en snijden de parallelen loodrecht. Nulmeridiaan
(Londen in Greenwich) = lengtecirkel
breedte = vanaf de evenaar 0° tot 90°N of 90°Z (verticaal)
lengte = vanaf de nulmeridiaan 180°W of 180°O (horizontaal)
gradennet = geheel van hele en halve cirkels
globe = wereldbol, de aarde wordt in verhouding qua grootte, vorm en afstand correct
afgebeeld (goed om in 1ste graad in de klas te hebben zodat het idee van de aarde is rond
verduidelijkt wordt) ‘duel earth’ = ronde wereldbol, maar steeds platte kaarten
KAARTEN
o titel
o legende
▪ vaste kleuren (blauw = water)
▪ figuratieve symbolen duidelijker
o schaal
▪ breukschaal (noemer = schaalgetal, hoe groter hoe kleiner getekend en hoe
minder details op de kaart weergegeven kunnen worden)
▪ lijnschaal
o noordpijl of windroos
▪ noordpijl = wijst naar het noorden, meestal windroos op een kaart
o gradennet
▪ coördinaten aflezen en plaatsen lokaliseren
, TIJDZONES
Vroeger had iedereen een eigen lokale tijd gebaseerd op de zon en de kerkklok. Door
invoeren van spoornetwerk moesten er tijdszones komen.
UTC = coordinated universal time (nulmeridiaan Londen)
Aarde draait in 24u => 24u/ 360° = iedere tijdzone is 15° breed
UTC = 7,5° W en 7,5° O
MET = midden-Europese tijdzone = UTC + 1 (meeste Europese landen en dus ook België
liggen hierin.
MEZT = midden-Europese zomertijd ( UTC +2 )
=> lijnen op tijdzones zijn niet altijd mooi verticaal. De meeste landen volgen hun
landgrenzen of zelfs het uur van hun buurlanden
KAARTPROJECTIES
Een bol weergeven op een platte kaart heeft 3 fundamentele eigenschappen:
- afstandsgetrouwheid
- oppervlaktegetrouwheid
- hoekgetrouwheid
projectiemethodes
1. mercatorprojectie (Gerardus Mercator)
▪ hoekgetrouw = hoeken tussen verschillende richtingen zijn gelijk
▪ meridianen verticaal en loodrecht op de horizontale parallelen
▪ vaste koers als rechte lijn => gebruikt in scheepvaart
▪ minder geschikt voor oppervlaktevervormingen (Groenland even groot als
Afrika…)
2. petersprojectie (Amo Peters)
▪ alle werelddelen en landen juiste oppervlakte
▪ heel wat vervormingen
▪ dekoloniseren geschiedenis
3. robinsonprojectie en Winkel-tripelprojectie
▪ compromis tussen de 2 vorige
▪ wordt nu het vaakst gebruikt