Sociale psychologie
1 Inleiding
1.1 Sociale psychologie
- Sociale psychologie:
o Het studiedomein binnen de psychologie dat een antwoord wil
bieden o/d vraag hoe individuen reageren in sociale situaties
- Welke invloed heeft de aanwezigheid van anderen o/h gedrag v/e
individu?
- “Je kan niet niet beïnvloed worden”: de aanwezigheid van
anderen beïnvloedt het denken, gedrag (verbaal/non-verbaal),
emoties, motivatie…
o Bv. blik van iemand heeft effect op je
o Bv. beslissing om iemand te mijden, heeft effect op je
- We zijn kuddedieren:
o Mens heeft anderen nodig om te overleven
o Om zich veilig te voelen
o Om taken te verdelen
o Om ideeën uit te voeren
o Om bij te leren
o Om steun te vinden
o Om te zorgen en goed verzorgd te worden…
- Mens = fundamenteel sociaal wezen
o Iets wat voor ons objectief is, wat waar is, kan zeer
gemakkelijk worden veranderd door groepsdruk
1.2 Het belang van ons sociale leven
film: ‘Into the Wild’
- Sociale behoeften en huidhonger
o Ieder van ons heeft nood aan fysiek contact
Bv. hand, knuffel, sport waarin je in cc komt met elkaar
- Sociale verbondenheid als basisbehoefte in motivatietheorieën
o Van zodra de basisbehoeftes zijn bereikt, dan zoeken we naar
behoeftes die belangrijk zijn voor anderen (Cfr. Maslow)
- Introvert/extravert?:
o Waar haal je energie uit?
Introverten hebben wel nood aan sociaal contact, maar
eerder uit 1 iemand
1
, Extraverten krijgen energie van uitgaan met grote
groep, met z’n 10-en
o Zowel extraverten als introverten kunnen niet zonder andere
o Ieder van ons hecht belang aan anderen
- Empathie en spiegelneuronen
o Spiegelneuronen:
zorgt ervoor als er iemand begint te lachen, dat jij ook in
de lach schiet
Als er een gelatenheid is in een groep, dat jij merkt dat
er een gelatenheid is en dit ook overneemt
Verbonden aan motoriek
We kunnen bewegingen/emoties van anderen
nabootsen/overnemen
Ze laten ons de emoties van anderen voelen
Zijn de basis voor empathie
2 Hulpverlenend gedrag
2.1 De empathie/altruïsme hypothese
- Altruïstisch gedrag:
o Gedrag waarbij je de ander centraal stelt
o Zelfopofferend, je wint er niets bij
Enige wat je bereikt is dat de ander er beter van wordt
o “maximalisatie van de opbrengst voor anderen” = primaire
doel
- Is helpen ‘zelfopofferend’, of is er ook een egoïstische component…?
o Helpend gedrag: kan belonend zijn voor de helper
Bv. dankbaarheid
o Niet helpen: kan negatieve gevolgen hebben
Bv. reacties van anderen, schuldgevoel, straf wegens
schuldig verzuim
- Mixed motive interactions: interacties hebben altijd een gemengd
motief
o Bv. onderhandelen: men wil er beide een positief gevoel aan
overhouden, tevreden zijn
2.1.1Batson
- Gaan we helpen uit altruïsme of uit eigenbelang?
o Hangt af van 3 vragen
- Wnr helpen we uit authentieke bezorgdheid voor anderen?
2
, - Wnr helpen we uit eigenbelang, proberen
we vooral ons eigen onbehagen te
verminderen?
- Kern: in welke mate kunnen we ons
empathisch inleven in de ander, kunnen we
het perspectief vd ander aannemen?
o Door perspectief vd ander aan te
nemen kunnen we denken ‘dat had
ons ook kunnen overkomen’
- We helpen uit authentieke bezorgdheid
wnr we ons empathisch kunnen inleven
2.1.2De case ‘Kitty Genovese’
- In welke omstandigheden gaan mensen niet helpen?
- Welke factoren remmen helpend gedrag af?
Geef 2 redenen waarom mensen niet zouden helpen in
crisissituatie + geef er voorbeelden bij? = voorbeeld
examenvraag
2.2 Diffusie van verantwoordelijkheid
- Het omstaanderseffect (bystander apathy):
o Het idee dat hoe meer mensen er zijn, hoe minder er te hulp
geschoten wordt
o Hoe meer omstaanders er bij een noodsitu zijn, hoe minder
kans dat het slachtoffer geholpen zal worden
o ‘er is volk genoeg om te helpen’
o Hoe meer potentiële hulpverleners, hoe lager men de eigen
verantwoordelijkheid inschat
Van zodra er ook anderen zijn, verandert de
verantwoordelijkheid
o Slachtoffer heeft meer kans om geholpen te worden indien er
1 voorbijganger is, dan wnr er meerdere zijn
o Schuldgevoel bij niet helpen = kleiner
‘de andere hebben ook niet geholpen’
o experiment Darley & Latané: (minder belangrijk)
Reactie op geënsceneerde epileptische aanval
Reactie op rookwolk
2.2.1Factoren van invloed op hulpverlenend gedrag
- Bekendheid van de medegetuigen
- Competentie van de omstaanders
- Kosten en baten
3
, - Inschatten van de ernst van de situatie
- Kenmerken van de hulpverlener
- Kenmerken van het slachtoffer
- Bekendheid van de medegetuigen:
o Wnr de ppn. In een experiment elkaar kennen dan zullen ze
vaker overgaan tot helpend gedrag, dan wnr ze elkaar niet
kennen
Minder angst om zich belachelijk te maken
Betere communicatie/overleg
- Competentie van de omstaanders:
o Ga je wel helpen wnr je de enige bent die kan helpen,
alhoewel je niet de enige getuige bent?
Reactievermogen is ook trager als je enige bent die kan
helpen (bv. arts) als er omstaanders zijn
o Bibliotheek experiment Bickman:
Hulp wordt geboden wnr proefpersoon de enige
aanwezige is die hulp kan bieden
Experiment met medeppn. Van 4 – 6 jaar oud
We reageren nog altijd trager als er kinderen van
4-6j oud bijzitten, dan wnr we alleen zijn
Sneller hulp bieden dan met volwassen medegetuigen,
en sneller dan met hulpverleners
MAAR: niet zo hulpvaardig als in alleen conditie
o M.a.w.: zelfs diffusie van verantwoordelijkheid naar
medegetuigen die niet/nauwelijks in staat zijn om te helpen
- Kosten en baten:
o We maken een afweging vd kosten die het eventuele helpen
met zich meebrengt, en de baten die we erbij ondervinden
o Sociale uitwisselingstheorie: er is een uitwisseling van inpunt
en output
o Negatieve gevolgen van het helpen:
Zelf gevaar lopen
Experiment metro Philadelphia: minder pp gaan
over tot hulp bij gebruik van nepbloed, en ook
hogere latentietijd
Angst om de situatie erger te maken
Tijdverlies (maatschappelijke druk?)
Normconflicten
4
1 Inleiding
1.1 Sociale psychologie
- Sociale psychologie:
o Het studiedomein binnen de psychologie dat een antwoord wil
bieden o/d vraag hoe individuen reageren in sociale situaties
- Welke invloed heeft de aanwezigheid van anderen o/h gedrag v/e
individu?
- “Je kan niet niet beïnvloed worden”: de aanwezigheid van
anderen beïnvloedt het denken, gedrag (verbaal/non-verbaal),
emoties, motivatie…
o Bv. blik van iemand heeft effect op je
o Bv. beslissing om iemand te mijden, heeft effect op je
- We zijn kuddedieren:
o Mens heeft anderen nodig om te overleven
o Om zich veilig te voelen
o Om taken te verdelen
o Om ideeën uit te voeren
o Om bij te leren
o Om steun te vinden
o Om te zorgen en goed verzorgd te worden…
- Mens = fundamenteel sociaal wezen
o Iets wat voor ons objectief is, wat waar is, kan zeer
gemakkelijk worden veranderd door groepsdruk
1.2 Het belang van ons sociale leven
film: ‘Into the Wild’
- Sociale behoeften en huidhonger
o Ieder van ons heeft nood aan fysiek contact
Bv. hand, knuffel, sport waarin je in cc komt met elkaar
- Sociale verbondenheid als basisbehoefte in motivatietheorieën
o Van zodra de basisbehoeftes zijn bereikt, dan zoeken we naar
behoeftes die belangrijk zijn voor anderen (Cfr. Maslow)
- Introvert/extravert?:
o Waar haal je energie uit?
Introverten hebben wel nood aan sociaal contact, maar
eerder uit 1 iemand
1
, Extraverten krijgen energie van uitgaan met grote
groep, met z’n 10-en
o Zowel extraverten als introverten kunnen niet zonder andere
o Ieder van ons hecht belang aan anderen
- Empathie en spiegelneuronen
o Spiegelneuronen:
zorgt ervoor als er iemand begint te lachen, dat jij ook in
de lach schiet
Als er een gelatenheid is in een groep, dat jij merkt dat
er een gelatenheid is en dit ook overneemt
Verbonden aan motoriek
We kunnen bewegingen/emoties van anderen
nabootsen/overnemen
Ze laten ons de emoties van anderen voelen
Zijn de basis voor empathie
2 Hulpverlenend gedrag
2.1 De empathie/altruïsme hypothese
- Altruïstisch gedrag:
o Gedrag waarbij je de ander centraal stelt
o Zelfopofferend, je wint er niets bij
Enige wat je bereikt is dat de ander er beter van wordt
o “maximalisatie van de opbrengst voor anderen” = primaire
doel
- Is helpen ‘zelfopofferend’, of is er ook een egoïstische component…?
o Helpend gedrag: kan belonend zijn voor de helper
Bv. dankbaarheid
o Niet helpen: kan negatieve gevolgen hebben
Bv. reacties van anderen, schuldgevoel, straf wegens
schuldig verzuim
- Mixed motive interactions: interacties hebben altijd een gemengd
motief
o Bv. onderhandelen: men wil er beide een positief gevoel aan
overhouden, tevreden zijn
2.1.1Batson
- Gaan we helpen uit altruïsme of uit eigenbelang?
o Hangt af van 3 vragen
- Wnr helpen we uit authentieke bezorgdheid voor anderen?
2
, - Wnr helpen we uit eigenbelang, proberen
we vooral ons eigen onbehagen te
verminderen?
- Kern: in welke mate kunnen we ons
empathisch inleven in de ander, kunnen we
het perspectief vd ander aannemen?
o Door perspectief vd ander aan te
nemen kunnen we denken ‘dat had
ons ook kunnen overkomen’
- We helpen uit authentieke bezorgdheid
wnr we ons empathisch kunnen inleven
2.1.2De case ‘Kitty Genovese’
- In welke omstandigheden gaan mensen niet helpen?
- Welke factoren remmen helpend gedrag af?
Geef 2 redenen waarom mensen niet zouden helpen in
crisissituatie + geef er voorbeelden bij? = voorbeeld
examenvraag
2.2 Diffusie van verantwoordelijkheid
- Het omstaanderseffect (bystander apathy):
o Het idee dat hoe meer mensen er zijn, hoe minder er te hulp
geschoten wordt
o Hoe meer omstaanders er bij een noodsitu zijn, hoe minder
kans dat het slachtoffer geholpen zal worden
o ‘er is volk genoeg om te helpen’
o Hoe meer potentiële hulpverleners, hoe lager men de eigen
verantwoordelijkheid inschat
Van zodra er ook anderen zijn, verandert de
verantwoordelijkheid
o Slachtoffer heeft meer kans om geholpen te worden indien er
1 voorbijganger is, dan wnr er meerdere zijn
o Schuldgevoel bij niet helpen = kleiner
‘de andere hebben ook niet geholpen’
o experiment Darley & Latané: (minder belangrijk)
Reactie op geënsceneerde epileptische aanval
Reactie op rookwolk
2.2.1Factoren van invloed op hulpverlenend gedrag
- Bekendheid van de medegetuigen
- Competentie van de omstaanders
- Kosten en baten
3
, - Inschatten van de ernst van de situatie
- Kenmerken van de hulpverlener
- Kenmerken van het slachtoffer
- Bekendheid van de medegetuigen:
o Wnr de ppn. In een experiment elkaar kennen dan zullen ze
vaker overgaan tot helpend gedrag, dan wnr ze elkaar niet
kennen
Minder angst om zich belachelijk te maken
Betere communicatie/overleg
- Competentie van de omstaanders:
o Ga je wel helpen wnr je de enige bent die kan helpen,
alhoewel je niet de enige getuige bent?
Reactievermogen is ook trager als je enige bent die kan
helpen (bv. arts) als er omstaanders zijn
o Bibliotheek experiment Bickman:
Hulp wordt geboden wnr proefpersoon de enige
aanwezige is die hulp kan bieden
Experiment met medeppn. Van 4 – 6 jaar oud
We reageren nog altijd trager als er kinderen van
4-6j oud bijzitten, dan wnr we alleen zijn
Sneller hulp bieden dan met volwassen medegetuigen,
en sneller dan met hulpverleners
MAAR: niet zo hulpvaardig als in alleen conditie
o M.a.w.: zelfs diffusie van verantwoordelijkheid naar
medegetuigen die niet/nauwelijks in staat zijn om te helpen
- Kosten en baten:
o We maken een afweging vd kosten die het eventuele helpen
met zich meebrengt, en de baten die we erbij ondervinden
o Sociale uitwisselingstheorie: er is een uitwisseling van inpunt
en output
o Negatieve gevolgen van het helpen:
Zelf gevaar lopen
Experiment metro Philadelphia: minder pp gaan
over tot hulp bij gebruik van nepbloed, en ook
hogere latentietijd
Angst om de situatie erger te maken
Tijdverlies (maatschappelijke druk?)
Normconflicten
4