RECHTVAARDIGHEIDSSTROMING
EN
1. THEOCRATISCHE STROMING
Recht = afkomstig van een godheid
Kennis nemen door openbaringen
Kenmerken: formeel deontologische stroming (niet-procedureel)
Zwaartepunt: oudheid
2. AUTOCRATISCHE STROMING
Recht = afkomstig van een vorst
Hangt samen met strijd om feitelijke macht - recht van de sterkste
Kennis nemen door ondertekening/zegel
Kenmerken: formeel consequentialistische stroming (niet-procedureel)
Plato, Niccolo Machiavelli, absolute monarchieën
3. DEMOCRATISCHE STROMING
Iedere mens heeft onbegrensde vrijheden = imaginaire toestand risico: mensen met veel feitelijke macht
gaan de zwakken uitbuiten (verschil met autocratische stroming)
Er is een maatschappelijk verdrag nodig: afstand doen van onbegrensde vrijheden om in ruil vrede en zekerheid
te krijgen – daardoor gaat men een staat creëren die ter uitvoering van verdrag rechtsregels gaat uitvaardigen
(om rust te bewaren)
Rousseau: doel van verdrag = volk soeverein maken
Kenmerken: formeel zuiver procedurele stroming
Autocratische en democratische niet strikt te onderscheiden van elkaar door:
- Ideeën Thomas Hobbes tonen vloeiende overgang
Thomas Hobbes (overgang autocratische stroming): Leviathan - er is een imaginaire natuurtoestand
met onophoudelijke oorlog, om dit te doen stoppen moeten we afstand doen van natuurlijke vrijheid,
er is creatie van de staat nodig: er moet vrees zijn voor sancties van de soeverein, dat kan 1 persoon
zijn maar ook verzameling van mensen
- Onderscheid consensus en feitelijke macht
Onderscheid tussen de 2 is er pas als niet iedereen toestemt, geen algemene consensus = risico op
dictatuur van de meerderheid
, Jean-Jacques Rousseau, Thomas Hobbes
4. NATUURRECHTELIJKE STROMING
Gemeenschappelijke kenmerken: natuur als bron (theocratisch) , absolute gelding (theocratisch) en rede als
keninstrument (<-> theocratisch)
Cicero
Kenmerken: materiële deontologische stroming
Onduidelijkheid wat ‘natuur’ betreft dus 4 invullingen en varianten:
1) ANTIEKE NATUURRECHT
Bron: interne natuur van de mens en de juiste natuurlijke ordening van mensen en dingen
Visies: ionische natuurfilosofie, sofisten (Trasymachos en Kallikles) en Aristoteles
2) CHRISTELIJK-THEOLOGISCHE NATUURRECHT
Wordt gedomineerd door spanning tussen openbaring van christelijke geloof en de menselijke rede als
keninstrumenten van het bovenmenselijke recht
Augustinus van Hippo: nadruk op openbaring (lex aeterna, lex naturae en lex positiva)
Thomas van Aquino: nadruk op rede
3) VERLICHTE NATUURRECHT
Klemtoon volledig op de rede door dertigjarige oorlog en groeiend zelfbewustzijn van de mens => verlengde
van christelijk theologisch natuurrecht maar nadruk op de rede
Hugo Grotius: rationele vermogens zijn leidinggeven, zelf als God niet zou bestaan dan blijft het natuurrecht
gelden
4) MENSENRECHTELIJKE NATUURRECHT
Rede helemaal centraal en meer aandacht voor het individu, mens wordt anders bekeken: als doel ipv middel +
krijgt eeuwige en onveranderlijke rechten (Déclaration des droits de l’Homme et du Citoyen, UVRM en EVRM
(individuele rechten, socio-economische rechten en collectieve rechten))
Vanaf de Verlichting
5. UTILITARISTISCHE STROMING
Reactie op verlicht natuurrecht (er zijn onvervreemdbare rechten die we hebben als mens net omdat we mens
zijn)
Een wet is rechtvaardig als die nuttig is (toename geluk en afname lijden)
EN
1. THEOCRATISCHE STROMING
Recht = afkomstig van een godheid
Kennis nemen door openbaringen
Kenmerken: formeel deontologische stroming (niet-procedureel)
Zwaartepunt: oudheid
2. AUTOCRATISCHE STROMING
Recht = afkomstig van een vorst
Hangt samen met strijd om feitelijke macht - recht van de sterkste
Kennis nemen door ondertekening/zegel
Kenmerken: formeel consequentialistische stroming (niet-procedureel)
Plato, Niccolo Machiavelli, absolute monarchieën
3. DEMOCRATISCHE STROMING
Iedere mens heeft onbegrensde vrijheden = imaginaire toestand risico: mensen met veel feitelijke macht
gaan de zwakken uitbuiten (verschil met autocratische stroming)
Er is een maatschappelijk verdrag nodig: afstand doen van onbegrensde vrijheden om in ruil vrede en zekerheid
te krijgen – daardoor gaat men een staat creëren die ter uitvoering van verdrag rechtsregels gaat uitvaardigen
(om rust te bewaren)
Rousseau: doel van verdrag = volk soeverein maken
Kenmerken: formeel zuiver procedurele stroming
Autocratische en democratische niet strikt te onderscheiden van elkaar door:
- Ideeën Thomas Hobbes tonen vloeiende overgang
Thomas Hobbes (overgang autocratische stroming): Leviathan - er is een imaginaire natuurtoestand
met onophoudelijke oorlog, om dit te doen stoppen moeten we afstand doen van natuurlijke vrijheid,
er is creatie van de staat nodig: er moet vrees zijn voor sancties van de soeverein, dat kan 1 persoon
zijn maar ook verzameling van mensen
- Onderscheid consensus en feitelijke macht
Onderscheid tussen de 2 is er pas als niet iedereen toestemt, geen algemene consensus = risico op
dictatuur van de meerderheid
, Jean-Jacques Rousseau, Thomas Hobbes
4. NATUURRECHTELIJKE STROMING
Gemeenschappelijke kenmerken: natuur als bron (theocratisch) , absolute gelding (theocratisch) en rede als
keninstrument (<-> theocratisch)
Cicero
Kenmerken: materiële deontologische stroming
Onduidelijkheid wat ‘natuur’ betreft dus 4 invullingen en varianten:
1) ANTIEKE NATUURRECHT
Bron: interne natuur van de mens en de juiste natuurlijke ordening van mensen en dingen
Visies: ionische natuurfilosofie, sofisten (Trasymachos en Kallikles) en Aristoteles
2) CHRISTELIJK-THEOLOGISCHE NATUURRECHT
Wordt gedomineerd door spanning tussen openbaring van christelijke geloof en de menselijke rede als
keninstrumenten van het bovenmenselijke recht
Augustinus van Hippo: nadruk op openbaring (lex aeterna, lex naturae en lex positiva)
Thomas van Aquino: nadruk op rede
3) VERLICHTE NATUURRECHT
Klemtoon volledig op de rede door dertigjarige oorlog en groeiend zelfbewustzijn van de mens => verlengde
van christelijk theologisch natuurrecht maar nadruk op de rede
Hugo Grotius: rationele vermogens zijn leidinggeven, zelf als God niet zou bestaan dan blijft het natuurrecht
gelden
4) MENSENRECHTELIJKE NATUURRECHT
Rede helemaal centraal en meer aandacht voor het individu, mens wordt anders bekeken: als doel ipv middel +
krijgt eeuwige en onveranderlijke rechten (Déclaration des droits de l’Homme et du Citoyen, UVRM en EVRM
(individuele rechten, socio-economische rechten en collectieve rechten))
Vanaf de Verlichting
5. UTILITARISTISCHE STROMING
Reactie op verlicht natuurrecht (er zijn onvervreemdbare rechten die we hebben als mens net omdat we mens
zijn)
Een wet is rechtvaardig als die nuttig is (toename geluk en afname lijden)