Topografische en klinische anatomie
De hoef, ungula
Laminitis (=hoefbevangenheid)
Laminitis is een ontsteking aan de hoeflederhuid in de hoef van een paard. De verbinding (=‘’witte
lijn, laminae, geproduceerd door de hoeflederhuid) van het hoefbeen met de hoornschoen en de
bloedvaten in de hoef zijn hierbij aangetast.
Kenmerken van een ontsteking (=hoefbevangenheid);
- Dolor = pijn
- Tumor = zwelling
- Calor = warmte
- Rubor = roodheid
- Functio laesa = functieverlies
Zie ‘’Bevloeiing’’ voor verdere uitleg.
Anatomie (-Budras)
De hoef is in feite niks anders dan gemodificeerde huid om de teen top te beschermen. In een iets
bredere zin bevat het ook structuren welke beschermen en afdichten. Structuren die het beschermt
zijn het hoefbeen, kroonbeen, straalbeen, hoefkraakbeenderen, pezen, ligamenten, bloedvaten en
zenuwen. De huid modificatie beslaat alle drie de huidlagen, epidermis, dermis en hypodermis maar
deze delen zijn niet evenwichtig verspreidt over de verschillende delen van de hoef. Typisch voor de
hoef is dat het geen haar, talg- of zweetklieren bevat (uitgezonderd delen geassocieerd met de straal,
glandula tori). Een ander typisch kenmerk is dat de epidermis getrimd dient te worden als een
vingernagel bij de mens. Groeit de epidermis dus niet snel genoeg naar wat de mens het verwacht bij
arbeid, dan dienen er maatregelen getroffen te worden (bijvoorbeeld hoefijzers).
De hoef is dus een huidstructuur met een epidermis, dermis en hypodermis. De epidermis beslaat de
hoornvormende lagen en hoorn dus de wand, zool straal en hoefballen (=hoefkapsel). De dermis (=
corium, lederhuid) bevat papillen en in het deel van de wand bevat het lamellen (dermale lamellen).
De mitotisch actieve cellen hier produceren hoorn (=stratum corneum). De epidermis gaat hier over
heen liggen met zijn buisjes en tussen hoorn. De dermis zelf produceert GEEN hoorn, hoorn is
epidermaal gevormd maar leunt onmiddellijk dermaal. Dezelfde structuren (basaallaag) van
epidermis die dus over de dermis gaan liggen, gaan de epidermale lamellen vormen. Deze
epidermale lamellen gaan met hun dermale ‘’buren’’ kamvormig ingrijpen. Vergelijk dit met twee
telefoonboeken die je blaadje voor blaadje in elkaar legt. Deze structuur laat hoefgroei in richting van
de grond toe, maar wel enkel via een speciaal mechanisme, en is uitzonderlijk stevig. Buisjes en
lamellair hoorn kunnen nooit op zich bestaan, tussenhoorn is altijd aanvullend nodig! Dit omdat er
anders te grote, onopgevulde gaten zijn waar eenvoudig vuil, bacteriën en schimmels naar binnen
kunnen dringen.
Voor de vorming van hoorn zijn wij dus voor structuur afhankelijk van dermis (papillen), en voor het
materiaal van epidermis. Dermale papillen komen we tegen op zoom, kroon, straal en hoefballen.
Hoe langer de papillen zijn, des te steviger het gevormde epidermis zal zijn met zijn hoorn. Deze
papillen zijn bij de zoom redelijk kort, namelijk 1-2 mm en bij de kroon 4-6 mm. Hypodermis vormt
de tela subcutanea (=hoefballen) (subcutis, onderhuid).
, De hoef (hoefdermis) is verder in 5 hoofd delen onder te verdelen;
1. Perioplum, limbus, stratum externum ofwel de zoom (nagelriem bij mensen). De zoom cirkelt
rond de hoef precies aangrenzend aan de haargrens. Het verwijd palmair/plantair van de
hoef met de hoefballen en straal. Het bevat korte, dermale papillen welke in lengte
toenemen naarmate ze meer distaal liggen. Ze zijn bedekt met zoomhoorn (=epidermis limbi)
wat ongepigmenteerd is, zacht en ziet er bij de intacte hoef melkkleurig uit. Het groeit naar
distaal als de ‘’officiële’’ buitenste laag van de hoef, maar zal nooit de grond raken door
erosie. Deze laag is zeer gevoelig aan water en zal oplossen. De onderliggende zoom dermis
is iets verdikt (en staat dus bol) door onderliggend hypodermis (=perioplic cushion, engels)
2. Het wijdere kroon segment (kroon, kroonrand, stratum intermedium) volgt de zoom distaal
ervan en is gescheiden ervan door een ondiepe groeve. In de hielstreek zal de kroon zeer
scherp buigen naar binnen en omrandt zo de buitenkant van de straal tot ongeveer de helft
van de lengte. Dit gaat de steunsels vormen, de witte lijn zien we hier ook buiten langs lopen.
De dermis van de kroon is bezaait met papillen waarvan de langste weeral distaal zitten en
zelfs met het naakte oog onderscheiden kunnen worden. Hoorn die hier door de epidermis
van de kroon geproduceerd gaat worden is zeer hard en gepigmenteerd bij paarden en
wordt door de groei van zijn basale en spinale lagen, welke ook weer de dermis gaan
bedekken, naar beneden geduwd richting de grond waar de draagrand zit. Kroonhoorn bezit
zeer veel buisjeshoorn welke gezien kan worden aan de oppervlakte als fijne lijnen
proximaal-distaal gericht. Hypodermis is aanwezig in de vorm van de ‘’coronary cushion’’.
Deze hypodermis zal ervoor gaan zorgen dat bovenliggend kroon dermis (papillen!) zal gaan
uitpuilen waardoor de papillen naar de grond gericht staan.
3. Het wand segment, paries, ligt diep van de hoefwand en strekt uit van kroon tot de grond.
Pariëtale dermis ofwel wandlederhuid, ligt direct op facies parietalis van het hoefbeen en de
buitenste laag van de hoefkraakbeenderen. Het bevat 600 tot 800 primaire lamellen die
loofrecht op het hoefbeen geprojecteerd staan. Uniek voor het paard is dat op elk van de
primaire lamellen nog 200 secundaire lamellen staan welke dwars geschikt zijn. De toppen
van de dermale lamellen, zowel proximaal en distaal, gaan ook weer papillen kunnen
vormen. Dorsaal gaan we de kleine, accessoire papillen tegenkomen (deze papillen zijn
eerder een bijzonderheid en zijn van veel minder belang dan de distale) welke ook weer
distaal gericht zijn. Distaal komen we de terminale papillen tegen als een korte rij van
papillen die op het einde van de dermale lamellen staan. Deze zetten de groei richting de
grond voort.
De epidermale cellen die over de dermale lamellen liggen, produceren de epidermale
lamellen (hoornlamellen) welke gaan kamsgewijs gaan ingrijpen met de dermale lamellen
(zie hoger). Tussen de lamellen van de dermis zal dus de wandhoorn (= stratum internum,
epidermale lamellen) gevormd gaan vormen. Dit type hoorn wordt ook wel lamellaire hoorn
genoemd. We zien het dan ook als lamellen terug aan de pariëtale zijde van de hoefschoen.
De hoorn gevormd over de accessoire en de terminale papillen is minder sterk dan andere
vormen van buisjeshoorn. Er is hier ook meer tussenhoorn aanwezig dan bij kroonhoorn. Het
is enkel zichtbaar is de terminale zone van hoef, bij de draagrand. Ze kunnen onderscheiden
worden in de witte lijn als vage punten tussen de hoornlamellen. De witte lijn (=zona alba)
bestaat uit de hoorn van de accessoire papillen, wandhoorn en hoorn van de terminale
papillen. De terminale papillen zijn er om de ruimte tussen de hoornlamellen te gaan
opvullen op moment dat de dermale lamellen gaan wegvallen door het stoppen van de
dermis zodat ze de grond niet raakt. Ze is, zoals de naam doet vermoeden, NIET wit maar
eerder bruinig door pigment opname. Deze lijn is ook het stuk waar de hoefsmid de nagels
door slaat, doet hij dit te ver naar binnen dan krijgen we een vernageling. Slaat de smid de
De hoef, ungula
Laminitis (=hoefbevangenheid)
Laminitis is een ontsteking aan de hoeflederhuid in de hoef van een paard. De verbinding (=‘’witte
lijn, laminae, geproduceerd door de hoeflederhuid) van het hoefbeen met de hoornschoen en de
bloedvaten in de hoef zijn hierbij aangetast.
Kenmerken van een ontsteking (=hoefbevangenheid);
- Dolor = pijn
- Tumor = zwelling
- Calor = warmte
- Rubor = roodheid
- Functio laesa = functieverlies
Zie ‘’Bevloeiing’’ voor verdere uitleg.
Anatomie (-Budras)
De hoef is in feite niks anders dan gemodificeerde huid om de teen top te beschermen. In een iets
bredere zin bevat het ook structuren welke beschermen en afdichten. Structuren die het beschermt
zijn het hoefbeen, kroonbeen, straalbeen, hoefkraakbeenderen, pezen, ligamenten, bloedvaten en
zenuwen. De huid modificatie beslaat alle drie de huidlagen, epidermis, dermis en hypodermis maar
deze delen zijn niet evenwichtig verspreidt over de verschillende delen van de hoef. Typisch voor de
hoef is dat het geen haar, talg- of zweetklieren bevat (uitgezonderd delen geassocieerd met de straal,
glandula tori). Een ander typisch kenmerk is dat de epidermis getrimd dient te worden als een
vingernagel bij de mens. Groeit de epidermis dus niet snel genoeg naar wat de mens het verwacht bij
arbeid, dan dienen er maatregelen getroffen te worden (bijvoorbeeld hoefijzers).
De hoef is dus een huidstructuur met een epidermis, dermis en hypodermis. De epidermis beslaat de
hoornvormende lagen en hoorn dus de wand, zool straal en hoefballen (=hoefkapsel). De dermis (=
corium, lederhuid) bevat papillen en in het deel van de wand bevat het lamellen (dermale lamellen).
De mitotisch actieve cellen hier produceren hoorn (=stratum corneum). De epidermis gaat hier over
heen liggen met zijn buisjes en tussen hoorn. De dermis zelf produceert GEEN hoorn, hoorn is
epidermaal gevormd maar leunt onmiddellijk dermaal. Dezelfde structuren (basaallaag) van
epidermis die dus over de dermis gaan liggen, gaan de epidermale lamellen vormen. Deze
epidermale lamellen gaan met hun dermale ‘’buren’’ kamvormig ingrijpen. Vergelijk dit met twee
telefoonboeken die je blaadje voor blaadje in elkaar legt. Deze structuur laat hoefgroei in richting van
de grond toe, maar wel enkel via een speciaal mechanisme, en is uitzonderlijk stevig. Buisjes en
lamellair hoorn kunnen nooit op zich bestaan, tussenhoorn is altijd aanvullend nodig! Dit omdat er
anders te grote, onopgevulde gaten zijn waar eenvoudig vuil, bacteriën en schimmels naar binnen
kunnen dringen.
Voor de vorming van hoorn zijn wij dus voor structuur afhankelijk van dermis (papillen), en voor het
materiaal van epidermis. Dermale papillen komen we tegen op zoom, kroon, straal en hoefballen.
Hoe langer de papillen zijn, des te steviger het gevormde epidermis zal zijn met zijn hoorn. Deze
papillen zijn bij de zoom redelijk kort, namelijk 1-2 mm en bij de kroon 4-6 mm. Hypodermis vormt
de tela subcutanea (=hoefballen) (subcutis, onderhuid).
, De hoef (hoefdermis) is verder in 5 hoofd delen onder te verdelen;
1. Perioplum, limbus, stratum externum ofwel de zoom (nagelriem bij mensen). De zoom cirkelt
rond de hoef precies aangrenzend aan de haargrens. Het verwijd palmair/plantair van de
hoef met de hoefballen en straal. Het bevat korte, dermale papillen welke in lengte
toenemen naarmate ze meer distaal liggen. Ze zijn bedekt met zoomhoorn (=epidermis limbi)
wat ongepigmenteerd is, zacht en ziet er bij de intacte hoef melkkleurig uit. Het groeit naar
distaal als de ‘’officiële’’ buitenste laag van de hoef, maar zal nooit de grond raken door
erosie. Deze laag is zeer gevoelig aan water en zal oplossen. De onderliggende zoom dermis
is iets verdikt (en staat dus bol) door onderliggend hypodermis (=perioplic cushion, engels)
2. Het wijdere kroon segment (kroon, kroonrand, stratum intermedium) volgt de zoom distaal
ervan en is gescheiden ervan door een ondiepe groeve. In de hielstreek zal de kroon zeer
scherp buigen naar binnen en omrandt zo de buitenkant van de straal tot ongeveer de helft
van de lengte. Dit gaat de steunsels vormen, de witte lijn zien we hier ook buiten langs lopen.
De dermis van de kroon is bezaait met papillen waarvan de langste weeral distaal zitten en
zelfs met het naakte oog onderscheiden kunnen worden. Hoorn die hier door de epidermis
van de kroon geproduceerd gaat worden is zeer hard en gepigmenteerd bij paarden en
wordt door de groei van zijn basale en spinale lagen, welke ook weer de dermis gaan
bedekken, naar beneden geduwd richting de grond waar de draagrand zit. Kroonhoorn bezit
zeer veel buisjeshoorn welke gezien kan worden aan de oppervlakte als fijne lijnen
proximaal-distaal gericht. Hypodermis is aanwezig in de vorm van de ‘’coronary cushion’’.
Deze hypodermis zal ervoor gaan zorgen dat bovenliggend kroon dermis (papillen!) zal gaan
uitpuilen waardoor de papillen naar de grond gericht staan.
3. Het wand segment, paries, ligt diep van de hoefwand en strekt uit van kroon tot de grond.
Pariëtale dermis ofwel wandlederhuid, ligt direct op facies parietalis van het hoefbeen en de
buitenste laag van de hoefkraakbeenderen. Het bevat 600 tot 800 primaire lamellen die
loofrecht op het hoefbeen geprojecteerd staan. Uniek voor het paard is dat op elk van de
primaire lamellen nog 200 secundaire lamellen staan welke dwars geschikt zijn. De toppen
van de dermale lamellen, zowel proximaal en distaal, gaan ook weer papillen kunnen
vormen. Dorsaal gaan we de kleine, accessoire papillen tegenkomen (deze papillen zijn
eerder een bijzonderheid en zijn van veel minder belang dan de distale) welke ook weer
distaal gericht zijn. Distaal komen we de terminale papillen tegen als een korte rij van
papillen die op het einde van de dermale lamellen staan. Deze zetten de groei richting de
grond voort.
De epidermale cellen die over de dermale lamellen liggen, produceren de epidermale
lamellen (hoornlamellen) welke gaan kamsgewijs gaan ingrijpen met de dermale lamellen
(zie hoger). Tussen de lamellen van de dermis zal dus de wandhoorn (= stratum internum,
epidermale lamellen) gevormd gaan vormen. Dit type hoorn wordt ook wel lamellaire hoorn
genoemd. We zien het dan ook als lamellen terug aan de pariëtale zijde van de hoefschoen.
De hoorn gevormd over de accessoire en de terminale papillen is minder sterk dan andere
vormen van buisjeshoorn. Er is hier ook meer tussenhoorn aanwezig dan bij kroonhoorn. Het
is enkel zichtbaar is de terminale zone van hoef, bij de draagrand. Ze kunnen onderscheiden
worden in de witte lijn als vage punten tussen de hoornlamellen. De witte lijn (=zona alba)
bestaat uit de hoorn van de accessoire papillen, wandhoorn en hoorn van de terminale
papillen. De terminale papillen zijn er om de ruimte tussen de hoornlamellen te gaan
opvullen op moment dat de dermale lamellen gaan wegvallen door het stoppen van de
dermis zodat ze de grond niet raakt. Ze is, zoals de naam doet vermoeden, NIET wit maar
eerder bruinig door pigment opname. Deze lijn is ook het stuk waar de hoefsmid de nagels
door slaat, doet hij dit te ver naar binnen dan krijgen we een vernageling. Slaat de smid de