Levensloop psychologie
Ontwikkelingspsychologie: bestudeert de manier waarop mensen opgroeien, de wetenschap die het gedrag van de
mens bestudeert in de verschillende fasen van zijn ontwikkeling
Levenslooppsychologie: overkoepelende term
- Een descriptieve en verklarende wetenschap
Ontwikkelingsprobleem = als een kind langdurig en ernstig achterblijft op zijn leeftijdsgenoten
Ontwikkelingsstoornis = trager, sneller of anders ontwikkelen
Meerwaarde kennis ontwikkelingspsychologie voor orthopedagogisch begeleider
− Goed referentiekader ‘normale ontwikkeling’ waaraan we cliënten kunnen spiegelen
− Inzicht in normale vs afwijkende ontwikkeling
− Inzicht in problemen, … die leeftijdsgebonden zijn
− Inleving en inzicht in leefwereld van cliënt
Nature / nurture
Nature: van geboorte meegekregen, bepaald deel van de ontwikkeling, aanleg
Nurture: wat je meekrijgt van je ouders, omgeving, milieufactoren
Vandaag: interactionele visie
- Beïnvloeden elkaar
- Ook zelfbepaling van de persoon in ontwikkeling
Ontwikkelingsfasen
- Prenatale fase
- Baby (0 - 18 maanden)
- Peuter (18 maanden – 3 jaar)
- Kleuter ( 3 – 6 jaar)
- Lagere schoolkind (6 – 12 jaar)
- Adolescentie (12 - 24 jaar)
- Volwassene ( 25-65 jaar)
- Oudere (+ 65 jaar)
Ontwikkelingsdomeinen
Lichamelijk → motorisch en/of zintuiglijk
Cognitief → verstandelijk (denken en geheugen) & taal
Persoonlijkheid → identiteitsontwikkeling & ontwikkeling van de eigen wil
Sociaal → omgang & acceptatie van anderen en sociaal gedrag
Emotioneel → ontwikkeling van gevoelens van vertrouwen en veiligheid
Moreel → ontwikkeling van normen en waarden
Spel- en tekenontwikkeling
Seksueel → Gedrags-, lichaams- en lustbeleving, waardering van eigen lichaam
,Ontwikkelingspsychologen
Freud (1856 – 1939)
- Oostenrijkse neuroloog
- Focus op driften
- Aandacht voor psychoseksuele ontwikkeling
- Onderscheid tussen
o es (driften)
o ego (ik), controleren van driften, uitstellen of afremmen
o superego (geweten), waarden en normen
Freud: ontwikkelingsfasen
- Blijven steken in een fase = Fixatie = overdreven gerichtheid op een lichaamsgebied uit een fase
- Regressie = Terugkeer naar een eerdere fase (bij stress of onveiligheid) bv. roken
1. Orale fase: 0-1 jaar
- Erogene zone: mond
- Vertrouwen en comfort door orale stimulatie (voeding)
- Indien behoefte niet vervuld: duimzuigen, roken
- Indien overdreven vervuld: afhankelijkheid en onzelfstandigheid
2. Anale fase: 1-3 jaar
- Erogene zone: anale gebied
- Controle over sluitspier
- Plezier in inhouden van uitwerpselen
- Effect fixatie:
o Te vroeg zindelijkheidstraining: controlegewoontes, perfectionistisch
o Niet genoeg zindelijkheidstraining: te vrijgevig, aanstellerig
3. Fallische fase / oedipale fase: 3-6 jaar
- Erogene zone: genitaliën
- Interesse in verschillen van jongens en meisjes en waar baby’s van komen
- oedipuscomplex en electracomplex
- effect van fixatie
o ijdelheid, extreem seksuele remming of weinig seksuele remming
o mannelijkheid/vrouwelijkheid bewijzen
4. Latentiefase: 6-11 jaar
- Fantasieën uit oedipale crisis onderdrukt
- seksuele/agressieve fantasieën onderdrukt
- jongens en meisjes weinig interesse in elkaar
5. Genitale fase 11/13 – 18 jaar
- Erogene zone: genitaliën
- Vrijmaken van ouders
- oedipale gevoelens terug
- als vorige stadia vlot doorlopen zijn: geen probleem
,Erikson (1902 – 1994)
Duitse Psycholoog
Aandacht voor psychosociale ontwikkeling
Erikson: ontwikkelingsfasen
In elke fase een psychosociale crisis = conflict op te lossen
1. Basisvertrouwen vs wantrouwen: 0-1j
2. Autonomie vs schaamte en twijfel: 1-4j
3. Initiatief vs schuld: 4-6j
4. Competentie vs minderwaardigheid: 6-12j
5. Identiteit vs identiteitsverwarring: 13j-22j
6. Intimiteit vs isolement: 22-40j
7. Generativiteit vs stagnatie: 40-65j
8. Integriteit vs wanhoop: 65j+
,
, Piaget (1896 – 1980)
Zwitserse psycholoog
Aandacht voor cognitieve ontwikkeling
Cognitieve ontwikkelingsmechanismen
- Ontwikkeling als actief proces van aanpassingen aan de wereld
- Door spontane constructie van cognitieve middelen (denkschema’s)
Piaget: adaptatie en Equilibratie
Adaptatie:
- Denkprocessen en werkelijkheid op elkaar afstemmen
- Rekeninghoudend met eerder verworven kennis
2 processen
Assimilatie:
= omgeving aan mogelijkheden aanpassen, informatie interpreteren met bestaande
denkschema’s
= toepassen van kennis om nieuwe ervaringen te begrijpen (+ invoegen in bestaande denkstructuren)
Accommodatie:
= door omgeving nieuwe dingen inzien & oude denkschema’s aanpassen of nieuwe maken
= aanpassen van denkstructuren aan eisen van nieuwe ervaringen/realiteit
Equilibratie: evenwicht zoeken tussen de processen van adaptatie (assimilatie en accommodatie)
- Realiteit inpassen in denken
- Denken aanpassen aan realiteit
Ontwikkelingspsychologie: bestudeert de manier waarop mensen opgroeien, de wetenschap die het gedrag van de
mens bestudeert in de verschillende fasen van zijn ontwikkeling
Levenslooppsychologie: overkoepelende term
- Een descriptieve en verklarende wetenschap
Ontwikkelingsprobleem = als een kind langdurig en ernstig achterblijft op zijn leeftijdsgenoten
Ontwikkelingsstoornis = trager, sneller of anders ontwikkelen
Meerwaarde kennis ontwikkelingspsychologie voor orthopedagogisch begeleider
− Goed referentiekader ‘normale ontwikkeling’ waaraan we cliënten kunnen spiegelen
− Inzicht in normale vs afwijkende ontwikkeling
− Inzicht in problemen, … die leeftijdsgebonden zijn
− Inleving en inzicht in leefwereld van cliënt
Nature / nurture
Nature: van geboorte meegekregen, bepaald deel van de ontwikkeling, aanleg
Nurture: wat je meekrijgt van je ouders, omgeving, milieufactoren
Vandaag: interactionele visie
- Beïnvloeden elkaar
- Ook zelfbepaling van de persoon in ontwikkeling
Ontwikkelingsfasen
- Prenatale fase
- Baby (0 - 18 maanden)
- Peuter (18 maanden – 3 jaar)
- Kleuter ( 3 – 6 jaar)
- Lagere schoolkind (6 – 12 jaar)
- Adolescentie (12 - 24 jaar)
- Volwassene ( 25-65 jaar)
- Oudere (+ 65 jaar)
Ontwikkelingsdomeinen
Lichamelijk → motorisch en/of zintuiglijk
Cognitief → verstandelijk (denken en geheugen) & taal
Persoonlijkheid → identiteitsontwikkeling & ontwikkeling van de eigen wil
Sociaal → omgang & acceptatie van anderen en sociaal gedrag
Emotioneel → ontwikkeling van gevoelens van vertrouwen en veiligheid
Moreel → ontwikkeling van normen en waarden
Spel- en tekenontwikkeling
Seksueel → Gedrags-, lichaams- en lustbeleving, waardering van eigen lichaam
,Ontwikkelingspsychologen
Freud (1856 – 1939)
- Oostenrijkse neuroloog
- Focus op driften
- Aandacht voor psychoseksuele ontwikkeling
- Onderscheid tussen
o es (driften)
o ego (ik), controleren van driften, uitstellen of afremmen
o superego (geweten), waarden en normen
Freud: ontwikkelingsfasen
- Blijven steken in een fase = Fixatie = overdreven gerichtheid op een lichaamsgebied uit een fase
- Regressie = Terugkeer naar een eerdere fase (bij stress of onveiligheid) bv. roken
1. Orale fase: 0-1 jaar
- Erogene zone: mond
- Vertrouwen en comfort door orale stimulatie (voeding)
- Indien behoefte niet vervuld: duimzuigen, roken
- Indien overdreven vervuld: afhankelijkheid en onzelfstandigheid
2. Anale fase: 1-3 jaar
- Erogene zone: anale gebied
- Controle over sluitspier
- Plezier in inhouden van uitwerpselen
- Effect fixatie:
o Te vroeg zindelijkheidstraining: controlegewoontes, perfectionistisch
o Niet genoeg zindelijkheidstraining: te vrijgevig, aanstellerig
3. Fallische fase / oedipale fase: 3-6 jaar
- Erogene zone: genitaliën
- Interesse in verschillen van jongens en meisjes en waar baby’s van komen
- oedipuscomplex en electracomplex
- effect van fixatie
o ijdelheid, extreem seksuele remming of weinig seksuele remming
o mannelijkheid/vrouwelijkheid bewijzen
4. Latentiefase: 6-11 jaar
- Fantasieën uit oedipale crisis onderdrukt
- seksuele/agressieve fantasieën onderdrukt
- jongens en meisjes weinig interesse in elkaar
5. Genitale fase 11/13 – 18 jaar
- Erogene zone: genitaliën
- Vrijmaken van ouders
- oedipale gevoelens terug
- als vorige stadia vlot doorlopen zijn: geen probleem
,Erikson (1902 – 1994)
Duitse Psycholoog
Aandacht voor psychosociale ontwikkeling
Erikson: ontwikkelingsfasen
In elke fase een psychosociale crisis = conflict op te lossen
1. Basisvertrouwen vs wantrouwen: 0-1j
2. Autonomie vs schaamte en twijfel: 1-4j
3. Initiatief vs schuld: 4-6j
4. Competentie vs minderwaardigheid: 6-12j
5. Identiteit vs identiteitsverwarring: 13j-22j
6. Intimiteit vs isolement: 22-40j
7. Generativiteit vs stagnatie: 40-65j
8. Integriteit vs wanhoop: 65j+
,
, Piaget (1896 – 1980)
Zwitserse psycholoog
Aandacht voor cognitieve ontwikkeling
Cognitieve ontwikkelingsmechanismen
- Ontwikkeling als actief proces van aanpassingen aan de wereld
- Door spontane constructie van cognitieve middelen (denkschema’s)
Piaget: adaptatie en Equilibratie
Adaptatie:
- Denkprocessen en werkelijkheid op elkaar afstemmen
- Rekeninghoudend met eerder verworven kennis
2 processen
Assimilatie:
= omgeving aan mogelijkheden aanpassen, informatie interpreteren met bestaande
denkschema’s
= toepassen van kennis om nieuwe ervaringen te begrijpen (+ invoegen in bestaande denkstructuren)
Accommodatie:
= door omgeving nieuwe dingen inzien & oude denkschema’s aanpassen of nieuwe maken
= aanpassen van denkstructuren aan eisen van nieuwe ervaringen/realiteit
Equilibratie: evenwicht zoeken tussen de processen van adaptatie (assimilatie en accommodatie)
- Realiteit inpassen in denken
- Denken aanpassen aan realiteit