samenvatting ondernemingsrecht H1+2

OR - H1- FUNDAMENTELE ELEMENTEN
VAN HET ECONOMISCH RECHT
1 DE BRONNEN VAN HET ECONOMISCH RECHT

1.1 WETGEVING

Internationale recht (bv INF-verdrag):

 Traditionele verdragen = Bi of multilaterale verdragen tussen staten. De nationale parlementen moeten ze
goedkeuren/ratificeren (bv ADR-verdrag)
 Europese regelgeving = EU is supranationaal en heeft zelf organen om procedures en wetgevingen op te
stellen. Het zijn verdragen over de werking en bevoegdheden van de EU  richtlijnen, verordeningen en
besluiten:
o Richtlijnen = algemene regels die lidstaten moeten opnemen in hun eigen wetgeving
o Verordeningen = algemene regels die rechtstreeks van toepassing zijn in alle lidstaten
o Besluiten = deze zijn enkel van toepassing op bepaalde staten, ondernemingen of personen

4 niveaus binnen België

 Nationale/federale wetgeving = regels gelden voor het grondgebied België
 Regionale wetgeving = wetgeving van gemeenschappen en gewesten
 Provinciale wetgeving = wetgeving in provincies
 Gemeentelijke wetgeving = wetten en besluiten van gemeentes

,1.2 RECHTSPRAAK

Rechtspraak = geheel van beslissingen die uitgesproken worden door de ondernemingsrechtbank/hof van
beroep/ Hof van Cassatie.

1.3 GEWOONTE

Gewoonte = iets dat je op een bepaalde herhaalde manier doet + die regels is algemeen verbindend verklaard

Voorbeelden

 Protestverplichting van de onderneming = de onderneming heeft de verplichting om te
protesteren/reclameren wanneer hij een factuur krijgt waar hij niet akkoord gaat  dit moet in een
redelijke termijn gebeuren (10-14 dagen). Als hij dat niet doet is er een vermoeden dat die factuur
aanvaard (= je gaat akkoord met wat er op de factuur staat) is.
 Consumentbescherming = factuur betwisten per aangetekende brief (= dan heb je achteraf bewijs dat je
gereclameerd hebt) ook maak je een onderscheiding in de factuur welk deel je betwist en welk niet  je
niet hier moet ook een motivatie bij. LET OP: betwisting voor je betaalt anders ‘betaling onder voorbehoud
van rechten’.

1.4 RECHTSLEER

Rechtsleer = alles wat genoteerd werd/wordt van studies/artikels/verhandelingen/… geschreven door
rechtsgeleerden (bv tijdschrift)  niet bindend (vooral voor inspiratie gebruik)

Schema formele bronnen:




2 DE ONDERNEMINGSRECHTBANK

, 2.1 SAMENSTELLING

Er is een ondernemingsrechtbank in elk ambtsgebied van het hof van beroep (9 ondernemingsrechtbanken
waarvan sommige een lokale afdeling hebben bv Hasselt & Tongeren).

Per afdeling kunnen er meerdere kamers zijn (dit is afhankelijk van de grootte van de afdeling). Per kamer is er:

 Een voorzitter = beroepsmagistraat/rechter
 2 rechters in ondernemingszaken/lekenrechters (= heeft meer voeling over het economisch leven, ze
komen uit het bedrijfsleven en hebben niet voor rechter gestudeerd)
 Griffier = secretaris van de rechtbank
 Advies openbaar ministerie = procedures des konings + substituten
o Openbaar ministerie = parket, ze gaan adviseren in geval van faillissement

2.2 BEVOEGDHEDEN

Geschillen tegen ondernemingen:

 Onderneming tegen onderneming (art.573 GER.W)
 Particulier tegen onderneming (art.573 GER.W)

Specifieke geschillen:

 Geschillen van een vennootschap tegen een vennootschap
 Geschillen uit een faillissement
 Geschillen met betrekking tot intellectuele eigendommen (bv auteursrecht)

Niet bevoegdheden:

 Onderneming tegen particulier/consument/burger =
o < 5000 euro = vrederechter (art.590 GER.W)
o > 5000 euro = burgerlijke rechtbank (art.591, 1° GER.W)
 Huurconflicten = ook hiervoor moet je naar de vrederechter




2.3 PROCEDURES