Neurofysiologie
Hfst 4: Controle mechanismen van de motoriek
Dia 1: Controle mechanismen van de motoriek
Bv; Wanneer je een glas water wil nemen
Weet je hoeveel kracht je moet uitoefenen om iets te kunnen vastnemen
Bv; Wanneer je naar iets wil grijpen maar het verandert van plaats
Kan je tijdens je beweging nog je beweging aanpassen en het voorwerp alsnog grijpen.
Belangrijkste van motorisch systeem =
- Bewegingscontrole
- Houdingscontrole
Bewaren van een bepaalde houding – bv; rechtop zitten => rugspieren aanspannen
Verschillende stappen:
1. Decision: Ik beslis om beker met koffie te nemen
2. Planning maken: Je plant dat je je dominante hand gaat gebruiken, schouder zoveel moet
gebruiken
3. Planning door sturen naar je spieren die je nodig hebt => via ruggenmerg
4. Spieren voeren de beweging uit
Feedback systeem = Controle mechanismen
- tijdens de beweging moeten de hersenen continu weten wat je aan het doen bent – zo kunnen er
nog aanpassingen gebeuren tijdens de beweging zelf
De laatste schakel is allesbepalend:
Hersencel in ruggenmerg zegt ‘je moet bewegen’
Maar als die spieren het laten afweten (bv; alpha motor neuron kapot) zal er geen beweging zijn
Dia 2: Motor unit
In ruggenmerg:
- Grijze stof => aan binnenkant
- Witte stof => aan buitenkant
Vanuit het ruggenmerg vertrekken er alpha motor neuronen, die dan vertakken in spiervezels, die
spiervezels innerveren de spieren
Motor unit = alpha motorneuron + spiervezels die uit het alpha motorneuron vertrekken
Ruggenmerg = redelijk zwak (relatief weinig motor units)
Eigenschappen van motor unit:
- Innervatieratio (verhouding tussen spiervezels en motorneuronen = spiervezels/MN)
o Laag
bv; oogspier
1 => 1 motorneuron bevat 1 spiervezel
Specifieke bewegingen
Hfst 4: Controle mechanismen van de motoriek
Dia 1: Controle mechanismen van de motoriek
Bv; Wanneer je een glas water wil nemen
Weet je hoeveel kracht je moet uitoefenen om iets te kunnen vastnemen
Bv; Wanneer je naar iets wil grijpen maar het verandert van plaats
Kan je tijdens je beweging nog je beweging aanpassen en het voorwerp alsnog grijpen.
Belangrijkste van motorisch systeem =
- Bewegingscontrole
- Houdingscontrole
Bewaren van een bepaalde houding – bv; rechtop zitten => rugspieren aanspannen
Verschillende stappen:
1. Decision: Ik beslis om beker met koffie te nemen
2. Planning maken: Je plant dat je je dominante hand gaat gebruiken, schouder zoveel moet
gebruiken
3. Planning door sturen naar je spieren die je nodig hebt => via ruggenmerg
4. Spieren voeren de beweging uit
Feedback systeem = Controle mechanismen
- tijdens de beweging moeten de hersenen continu weten wat je aan het doen bent – zo kunnen er
nog aanpassingen gebeuren tijdens de beweging zelf
De laatste schakel is allesbepalend:
Hersencel in ruggenmerg zegt ‘je moet bewegen’
Maar als die spieren het laten afweten (bv; alpha motor neuron kapot) zal er geen beweging zijn
Dia 2: Motor unit
In ruggenmerg:
- Grijze stof => aan binnenkant
- Witte stof => aan buitenkant
Vanuit het ruggenmerg vertrekken er alpha motor neuronen, die dan vertakken in spiervezels, die
spiervezels innerveren de spieren
Motor unit = alpha motorneuron + spiervezels die uit het alpha motorneuron vertrekken
Ruggenmerg = redelijk zwak (relatief weinig motor units)
Eigenschappen van motor unit:
- Innervatieratio (verhouding tussen spiervezels en motorneuronen = spiervezels/MN)
o Laag
bv; oogspier
1 => 1 motorneuron bevat 1 spiervezel
Specifieke bewegingen