INLEIDING TOT DE VROUWEN EN
GENDERSTUDIES
LES 7:
Intersectionaliteit in theorie en onderzoek
1 Achtergrond
1.1 Jaren ’70: kritiek op black feminists en op de ‘witte vrouwenbeweging’
In de jaren ’70 kwam er kritiek van de ‘zwarte feministen’ op de ‘witte’ vrouwenbewegingen.
Zo werden blanke vrouwen behandeld als zeer waardevol ( ze kregen mooie koetsen,
werden over kuiltjes gehoffen,.. ) terwijl de zwarte vrouwen eigenlijk niet veel waard waren
en vaak nog in de slavernij werkten.
Hoewel er reeds’ aan de gang was ( zie Betty Friedan en The fiminine Mistique ) waar men
vooral recht op betaald werk, gelijk loon, reproductieve rechten, ... voorop stelde had Bell
Hooks grote kritiek op de visie van Friedan. Ze zei dat Friedan met haar bekende zin “the
problem that has no name” enkel refereerde naar het probleem van de middenklasse vrouw
die een hypotheek heeft en thuis de huiselijke taken uitvoerde, de ideale huisvrouw van die
tijd. De kritiek bestond erin dat Friedan geen rekening hield met wat er zou gebeuren met
de kinderen indien de vrouwen effectief naar het werk gingen, en dus hoogstwaarschijnlijk
door huispersoneel zouden worden opgevoed. Voor die niet- blanke vrouwen pleitte
Friedan volgens Hooks niet.
Ze had dus kritiek op :
- Witte vrouwenbewegingen
o Witte vrouwen als norm
o Focus van de beweging op problemen die specifiek tot die groep van vrouwen
behoorde
o De ‘universele’ sisterhood
- Zwarte burgerrechtenbewegingen
o Gedomineerd door mannen
o Gericht op herstel van patriarchale structuren en traditionele gezinsrollen
Ze had specifieke perspectieven en gebruikte ter ondersteuning daarvan de ervaringen van
zwarte vrouwen, die op het kruispunt van gender en ras eigenlijk de dupe waren van zowel
de onderdrukking van de vrouw als van de zwarte maatschappij. – Crenshaw 1991
Kimberlee Crenshaw: Intersectionality
- Unieke ervaringen van mensen met meervoudige ondergeschikte
identiteiskenmerken
- Impact van meervoudige vormen van onderdrukking
Academiejaar 2015-2016 1
GENDERSTUDIES
LES 7:
Intersectionaliteit in theorie en onderzoek
1 Achtergrond
1.1 Jaren ’70: kritiek op black feminists en op de ‘witte vrouwenbeweging’
In de jaren ’70 kwam er kritiek van de ‘zwarte feministen’ op de ‘witte’ vrouwenbewegingen.
Zo werden blanke vrouwen behandeld als zeer waardevol ( ze kregen mooie koetsen,
werden over kuiltjes gehoffen,.. ) terwijl de zwarte vrouwen eigenlijk niet veel waard waren
en vaak nog in de slavernij werkten.
Hoewel er reeds’ aan de gang was ( zie Betty Friedan en The fiminine Mistique ) waar men
vooral recht op betaald werk, gelijk loon, reproductieve rechten, ... voorop stelde had Bell
Hooks grote kritiek op de visie van Friedan. Ze zei dat Friedan met haar bekende zin “the
problem that has no name” enkel refereerde naar het probleem van de middenklasse vrouw
die een hypotheek heeft en thuis de huiselijke taken uitvoerde, de ideale huisvrouw van die
tijd. De kritiek bestond erin dat Friedan geen rekening hield met wat er zou gebeuren met
de kinderen indien de vrouwen effectief naar het werk gingen, en dus hoogstwaarschijnlijk
door huispersoneel zouden worden opgevoed. Voor die niet- blanke vrouwen pleitte
Friedan volgens Hooks niet.
Ze had dus kritiek op :
- Witte vrouwenbewegingen
o Witte vrouwen als norm
o Focus van de beweging op problemen die specifiek tot die groep van vrouwen
behoorde
o De ‘universele’ sisterhood
- Zwarte burgerrechtenbewegingen
o Gedomineerd door mannen
o Gericht op herstel van patriarchale structuren en traditionele gezinsrollen
Ze had specifieke perspectieven en gebruikte ter ondersteuning daarvan de ervaringen van
zwarte vrouwen, die op het kruispunt van gender en ras eigenlijk de dupe waren van zowel
de onderdrukking van de vrouw als van de zwarte maatschappij. – Crenshaw 1991
Kimberlee Crenshaw: Intersectionality
- Unieke ervaringen van mensen met meervoudige ondergeschikte
identiteiskenmerken
- Impact van meervoudige vormen van onderdrukking
Academiejaar 2015-2016 1