VRAGENPOOL KIND IN DE GEZONDHEIDSZORG
1. Bij het veranderend kindbeeld van 1950 tot nu, spreken we van een
nieuw en modern kindbeeld. Leg dit uit.
- Het huidig kindbeeld is nieuw en modern. Er wordt heel veel georganiseerd voor
kinderen: school, opvang,
- speelpleinwerking, sportmogelijkheden, expressiemogelijkheden, ...
- Het kind is onderwerp van vele wetenschappelijke onderzoeken, boeken, tijdschriften,
kinderprogramma’s, films, ...
- De kinderpsychologie ontstaat als aparte discipline.
2. De rechten in het Kinderrechtenverdrag worden ingedeeld in 3 groepen,
de 3 P’. Benoem en leg uit.
- Provision Rights = Geven voorzieningen aan kinderen waardoor ze kunnen overleven en
zich ontwikkelen.
- Protection Rights = Beschermen kinderen tegen allerhande gevaren
- Participation Rights = Geven kinderen inspraak in beslissingen voor hen van belang
3. Geef het belang van het Kinderrechtenverdrag.
- Juridisch bindend karakter ® ‘hard law’ voor elke staat die het verdrag geratificeerd
heeft.
- Allesomvattend karakter of comprehensiviteit ® het verdrag is het meest volledig met
betrekking tot teksten
- over kinderrechten
- Het verdrag vertaalt de veranderende visie op kinderen
- Internationale regel erkent participatierechten van kinderen
- Offensieve pro – actieve aanwending ® plicht van de Staten om rechten van kinderen te
bevorderen, is tegelijk
- een checklist en agenda
4. Hoe zien we vandaag het moderne gezin ?
- = kerngezin
- Partners kiezen waar ze wonen
- Kinderen meestal achternaam vader
- Aanvullend op vlak van verantwoordelijkheden
- Meestal 2 generaties met verwantschappen
- Is de kleinste democratie in de maatschappij
- Groot gezin = wanneer de jongere generatie in de meerderheid is ® sociale proces in de
opvoeding is veel intenser. Gezin is een dynamisch proces -> verandert onder invloed van
leeftijd, omgevingsfactoren en tal van elementen die samengaan met de individuele
evolutie van elk gezinslid.
5. Benoem de 4 opvoedingsstijlen volgens Gottman.
1) De niet – ontvankelijk ouder
2) De afkeurende ouder
, 3) De laissez-faire ouder
4) De emotionele-coachende ouder
6. Bespreek de niet – ontvankelijke ouder.
- Ouders willen dat negatieve gevoelens van het kind snel overgaan
- Tonen weinig belangstelling
- Maakt gevoelens van het kind belachelijk of bagatelliseert deze, gevoelens zijn irrationeel
- Gelooft dat negatieve emoties van het kind een slechte invloed hebben op de ouders
- Beschouwt gevoelens van een kind als een eis om dingen inorde te maken
- Is onzeker wat hij/zij moet doen met de emoties van het kind
Effecten op het kind:
- Leren mogelijk dat er iets mis is met hen omdat ze zich voelen zoals ze zich voelen
- Kunnen problemen opduiken om eigen emoties te reguleren, ook als volwassenen
7. Bespreek de afkeurende ouder.
- Geloven dat emoties de mens verzwakken
- Beoordeelt en bekritiseert de emotionele expressie van een kind
- Wijst terecht, neemt disciplinaire maatregelen of bestraft het kind voor emotionele
expressie, of het kind zich nu
- misdraagt of niet
- Vindt dat expressie van negatieve emoties niet te lang moet duren
- Gelooft dat het kind negatieve emoties gebruikt om te manipuleren -> leidt tot
machtsconflicten
- Maakt zich zorgen of het kind wel gehoorzaamt aan gezag
- Negatieve emoties zijn onproductief en tijdsverspilling
- Het kind moet emotioneel sterk zijn om het te redden.
Effecten op het kind:
- Leren mogelijk dat er iets mis is met hen omdat ze zich voelen zoals ze zich voelen
- Kunnen problemen opduiken om eigen emoties te reguleren, ook als volwassenen
8. Bespreek de laissez – faire ouder.
- Accepteert zonder meer elke emotionele expressie van het kind
- Biedt weinig leiding wat gedrag betreft
Leert het kind niets over emoties
- -Staat veel toe en stelt geen grenzen
- Helpt kinderen niet om problemen op te lossen, leert hen geen methodes
- Biedt troost wanneer het kind negatieve emoties ervaart
- Geloven dat je weinig met negatieve gevoelens kunt doen, behalve zorgen dat het over
gaat
- De ouders geloven dat het omgaan met negatieve gevoelens een soort hydraulica is ->
laat de emotie de vrije teugel
- en de klus is gedaan.
Effecten op het kind:
- Kinderen leren niet hun gevoelens te reguleren
- Hebben moeite met concentratie
- Moeite om vriendschapsbanden aan te gaan
- Moeite met omgaan met andere kinderen
1. Bij het veranderend kindbeeld van 1950 tot nu, spreken we van een
nieuw en modern kindbeeld. Leg dit uit.
- Het huidig kindbeeld is nieuw en modern. Er wordt heel veel georganiseerd voor
kinderen: school, opvang,
- speelpleinwerking, sportmogelijkheden, expressiemogelijkheden, ...
- Het kind is onderwerp van vele wetenschappelijke onderzoeken, boeken, tijdschriften,
kinderprogramma’s, films, ...
- De kinderpsychologie ontstaat als aparte discipline.
2. De rechten in het Kinderrechtenverdrag worden ingedeeld in 3 groepen,
de 3 P’. Benoem en leg uit.
- Provision Rights = Geven voorzieningen aan kinderen waardoor ze kunnen overleven en
zich ontwikkelen.
- Protection Rights = Beschermen kinderen tegen allerhande gevaren
- Participation Rights = Geven kinderen inspraak in beslissingen voor hen van belang
3. Geef het belang van het Kinderrechtenverdrag.
- Juridisch bindend karakter ® ‘hard law’ voor elke staat die het verdrag geratificeerd
heeft.
- Allesomvattend karakter of comprehensiviteit ® het verdrag is het meest volledig met
betrekking tot teksten
- over kinderrechten
- Het verdrag vertaalt de veranderende visie op kinderen
- Internationale regel erkent participatierechten van kinderen
- Offensieve pro – actieve aanwending ® plicht van de Staten om rechten van kinderen te
bevorderen, is tegelijk
- een checklist en agenda
4. Hoe zien we vandaag het moderne gezin ?
- = kerngezin
- Partners kiezen waar ze wonen
- Kinderen meestal achternaam vader
- Aanvullend op vlak van verantwoordelijkheden
- Meestal 2 generaties met verwantschappen
- Is de kleinste democratie in de maatschappij
- Groot gezin = wanneer de jongere generatie in de meerderheid is ® sociale proces in de
opvoeding is veel intenser. Gezin is een dynamisch proces -> verandert onder invloed van
leeftijd, omgevingsfactoren en tal van elementen die samengaan met de individuele
evolutie van elk gezinslid.
5. Benoem de 4 opvoedingsstijlen volgens Gottman.
1) De niet – ontvankelijk ouder
2) De afkeurende ouder
, 3) De laissez-faire ouder
4) De emotionele-coachende ouder
6. Bespreek de niet – ontvankelijke ouder.
- Ouders willen dat negatieve gevoelens van het kind snel overgaan
- Tonen weinig belangstelling
- Maakt gevoelens van het kind belachelijk of bagatelliseert deze, gevoelens zijn irrationeel
- Gelooft dat negatieve emoties van het kind een slechte invloed hebben op de ouders
- Beschouwt gevoelens van een kind als een eis om dingen inorde te maken
- Is onzeker wat hij/zij moet doen met de emoties van het kind
Effecten op het kind:
- Leren mogelijk dat er iets mis is met hen omdat ze zich voelen zoals ze zich voelen
- Kunnen problemen opduiken om eigen emoties te reguleren, ook als volwassenen
7. Bespreek de afkeurende ouder.
- Geloven dat emoties de mens verzwakken
- Beoordeelt en bekritiseert de emotionele expressie van een kind
- Wijst terecht, neemt disciplinaire maatregelen of bestraft het kind voor emotionele
expressie, of het kind zich nu
- misdraagt of niet
- Vindt dat expressie van negatieve emoties niet te lang moet duren
- Gelooft dat het kind negatieve emoties gebruikt om te manipuleren -> leidt tot
machtsconflicten
- Maakt zich zorgen of het kind wel gehoorzaamt aan gezag
- Negatieve emoties zijn onproductief en tijdsverspilling
- Het kind moet emotioneel sterk zijn om het te redden.
Effecten op het kind:
- Leren mogelijk dat er iets mis is met hen omdat ze zich voelen zoals ze zich voelen
- Kunnen problemen opduiken om eigen emoties te reguleren, ook als volwassenen
8. Bespreek de laissez – faire ouder.
- Accepteert zonder meer elke emotionele expressie van het kind
- Biedt weinig leiding wat gedrag betreft
Leert het kind niets over emoties
- -Staat veel toe en stelt geen grenzen
- Helpt kinderen niet om problemen op te lossen, leert hen geen methodes
- Biedt troost wanneer het kind negatieve emoties ervaart
- Geloven dat je weinig met negatieve gevoelens kunt doen, behalve zorgen dat het over
gaat
- De ouders geloven dat het omgaan met negatieve gevoelens een soort hydraulica is ->
laat de emotie de vrije teugel
- en de klus is gedaan.
Effecten op het kind:
- Kinderen leren niet hun gevoelens te reguleren
- Hebben moeite met concentratie
- Moeite om vriendschapsbanden aan te gaan
- Moeite met omgaan met andere kinderen