HC 5: Histologie
= Weefselleer
Weefsels
= Verzameling van cellen die dezelfde vorm en functie hebben en
op dezelfde manier zijn ontwikkeld. + extracellulaire stof en vloeistoffen.
Cellen + Extracellulaire stof en vloeistof weefsels organen organenstels
Soorten weefsels
Dekweefsels (epitheelweefsel)
= Cellen die in- of uitwendige oppervlakken bedekken. (vb. Huid, binnenzijde maag-darm/bloedvaten)
Epitheel = Laag cellen die beschermd.
Onder dekweefsel zit basaalmembraan
(onder basaalmembraan zit spierweefsel, bindweefsel,…)
Bedekkend epitheel
kijken naar lagen cellen
Eenlagig
Eenlagig plaveiselepthiteel
o Bestaat uit: platte, dunne cellen Voedingsstoffen & gassen makkelijk doorheen
o Functie: Opname (dun voedingsstoffen & gassen makkelijk door)
(Holtes afdekken, bekleding van bloedvaten)
o Vb. longblaasjes (alveoli), wand van bloedvaten
Eenlagig Kubisch epitheel
o Bestaat uit: Blokvormige cellen
o Functie: Opname en afscheiding
o Vb. Nieren & bepaalde klieren
Eenlagig cilindrisch epitheel
o Functie: Opname van voedingsstoffen
o Vb. spijsverteringsbuis, maag, darm
o Kleine uitstulpingen
Microvili: uitsteeksel (kunnen niet bewegen) oppervlaktevergroting
(=borstelzoom)
Microsili: Uitsteeksel (kunnen wel bewegen) Oppervlaktevergroting
Pseudo meerlagig epitheel
1lagig hoogcilindrische epitheel, maar lijkt meerlagig bij doorsnede
(op afbeeldingen lopen onderstel cellen door naar achter & horen bij ander epitheel)
o Kleine uitstulpingen: Cilia
o Vb. eileider (beweging van eicel & zaadcellen), longen (om stofdeeltjes naar
buiten te krijgen)
Meerlagig epitheel
Overgangsepitheel
o Bestaat uit: Hoge cellen die bij rekking plat kunnen worden
, o Functie: Zorgen dat er geen lekken ontstaan (vloeistof boven epitheel niet erdoor
kan)
o Vb. Urinewegen (blaas, urethra)
Meerlagig plaveisel epitheel
o Onderste lagen komen bij en bovenste breken af
o Vb. Plaatsen met veel mechanische stress (huid wrijven over huid = 1000den
cellen kwijt)
o 2 soorten
Niet-verhoornd
Mond
Vochtig weefsel
Wel verhoornd
Huid
Buitenste lagen zijn dode cellen die volzitten met eiwitten
opvangen van grote temperatuurshokken
Klierepitheel
Exocriene klieren
= Geven klierproducten af aan buitenwereld
(Buitenwereld = binnenkant longen, binnekant spijsverteringsbuis)
Merocriene klier
Blaasje gaat naar oppervlakte van de cel versmelt met oppervlakte van de cel
klierproduct komt vrij
Cel blijft continu klierproduct afgeven
Vb. gedeelte speekselklieren
Apocriene klier
Maakt klierproduct klierproduct opslaan in buitenste kant (tegen de buitenkant aan) van de
cel
stukje scheidt af stukje komt los stukje barst open cel groeit terug aan en bouwt
terug klierproduct op
Vb. Melkklier
Holocriene klier
Zet zich volledig vol met klierproduct en barst volledig open Cel gaat dood langs onder
komen nieuwe klieren vrij (die delen vanuit stamcel)
Vb. Haar, talgklier, haarfollikel
Endocriene klieren
= Geven klierproducten af naar binnenkant lichaam (of bloedvaten die ernaast liggen)
Spierweefsel
= Word aangestuurd door zenuwweefsel & trekt samen
Glad spierweefsel
Geen strepingspatroon (eiwitten die kunnen samentrekken liggen random verspreid in
spiercel)
Ligging: rond organen (vb. eileider)
Eigenschappen:
o geen controle over (niet zelf over beslissen of/wanneer ze samentrekken)
= Weefselleer
Weefsels
= Verzameling van cellen die dezelfde vorm en functie hebben en
op dezelfde manier zijn ontwikkeld. + extracellulaire stof en vloeistoffen.
Cellen + Extracellulaire stof en vloeistof weefsels organen organenstels
Soorten weefsels
Dekweefsels (epitheelweefsel)
= Cellen die in- of uitwendige oppervlakken bedekken. (vb. Huid, binnenzijde maag-darm/bloedvaten)
Epitheel = Laag cellen die beschermd.
Onder dekweefsel zit basaalmembraan
(onder basaalmembraan zit spierweefsel, bindweefsel,…)
Bedekkend epitheel
kijken naar lagen cellen
Eenlagig
Eenlagig plaveiselepthiteel
o Bestaat uit: platte, dunne cellen Voedingsstoffen & gassen makkelijk doorheen
o Functie: Opname (dun voedingsstoffen & gassen makkelijk door)
(Holtes afdekken, bekleding van bloedvaten)
o Vb. longblaasjes (alveoli), wand van bloedvaten
Eenlagig Kubisch epitheel
o Bestaat uit: Blokvormige cellen
o Functie: Opname en afscheiding
o Vb. Nieren & bepaalde klieren
Eenlagig cilindrisch epitheel
o Functie: Opname van voedingsstoffen
o Vb. spijsverteringsbuis, maag, darm
o Kleine uitstulpingen
Microvili: uitsteeksel (kunnen niet bewegen) oppervlaktevergroting
(=borstelzoom)
Microsili: Uitsteeksel (kunnen wel bewegen) Oppervlaktevergroting
Pseudo meerlagig epitheel
1lagig hoogcilindrische epitheel, maar lijkt meerlagig bij doorsnede
(op afbeeldingen lopen onderstel cellen door naar achter & horen bij ander epitheel)
o Kleine uitstulpingen: Cilia
o Vb. eileider (beweging van eicel & zaadcellen), longen (om stofdeeltjes naar
buiten te krijgen)
Meerlagig epitheel
Overgangsepitheel
o Bestaat uit: Hoge cellen die bij rekking plat kunnen worden
, o Functie: Zorgen dat er geen lekken ontstaan (vloeistof boven epitheel niet erdoor
kan)
o Vb. Urinewegen (blaas, urethra)
Meerlagig plaveisel epitheel
o Onderste lagen komen bij en bovenste breken af
o Vb. Plaatsen met veel mechanische stress (huid wrijven over huid = 1000den
cellen kwijt)
o 2 soorten
Niet-verhoornd
Mond
Vochtig weefsel
Wel verhoornd
Huid
Buitenste lagen zijn dode cellen die volzitten met eiwitten
opvangen van grote temperatuurshokken
Klierepitheel
Exocriene klieren
= Geven klierproducten af aan buitenwereld
(Buitenwereld = binnenkant longen, binnekant spijsverteringsbuis)
Merocriene klier
Blaasje gaat naar oppervlakte van de cel versmelt met oppervlakte van de cel
klierproduct komt vrij
Cel blijft continu klierproduct afgeven
Vb. gedeelte speekselklieren
Apocriene klier
Maakt klierproduct klierproduct opslaan in buitenste kant (tegen de buitenkant aan) van de
cel
stukje scheidt af stukje komt los stukje barst open cel groeit terug aan en bouwt
terug klierproduct op
Vb. Melkklier
Holocriene klier
Zet zich volledig vol met klierproduct en barst volledig open Cel gaat dood langs onder
komen nieuwe klieren vrij (die delen vanuit stamcel)
Vb. Haar, talgklier, haarfollikel
Endocriene klieren
= Geven klierproducten af naar binnenkant lichaam (of bloedvaten die ernaast liggen)
Spierweefsel
= Word aangestuurd door zenuwweefsel & trekt samen
Glad spierweefsel
Geen strepingspatroon (eiwitten die kunnen samentrekken liggen random verspreid in
spiercel)
Ligging: rond organen (vb. eileider)
Eigenschappen:
o geen controle over (niet zelf over beslissen of/wanneer ze samentrekken)