Week 6: van der Gaag
Er is meer aandacht voor het voorspellen, uitstellen en voorkomen van psychose. Hierbij
gebruiken ze een close in strategie voor het identificeren van hulpzoekende jongeren met
een ultrahoog risico (UHR) op het ontwikkelen van een eerste psychose. Deze groep is
anders dan een groep hoogrisico kinderen van ouders met schizofrenie.
De close-in strategie combineert risicofactoren bij inclusie omdat het risico op een eerste
psychose hoger is naarmate jongeren meerdere risicofactoren tegelijk hebben. Het gaat om
de leeftijf 14 tot 30-35 jaar. Er zijn drie subgroepen:
1. Milde positieve symptomen: bijv hallucinaties, waanideeën of gedesorganiseerde
spraak. Symptomen die door ernst/frequentie niet de grens van psychose
overschrijden.
2. Kortdurende, beperkt optredende psychotische symptomen (BLIPS). Deze betreffen
een psychose die binnen een week spontaan in remissie gaat.
3. Een genetisch risico (schizotypische PS of eerstegraads familielid met diagnose in
psychosespectrum) plus een achteruitgang in functioneren in het afgelopen jaar.
Sinds 2006 is sociaal disfunctioneren hieraan toegevoegd, omdat dit een goede voorspeller
van transitie naar psychose is. Het is beperkt tot mensen met lijdensdruk en een hulpvraag,
hoeft niet op deze symptomen gericht te zijn.
Aanvankelijk werden transitiepercentages van 40-50% gevonden, in meer recente
onderzoeken was dit 12-25%. Mogelijk is een verklaring het eerder in zorg komen van
jongeren met UHR en inclusie van meer fout-positieven (dus geen transitie, wel risico). Ook
heeft onderzoek laten zien dat na drie jaar UHR symptomen in remissie waren en sociaal
functioneren verbeterde. Voorspellers van de transitie waren: sociaal disfunctioneren,
stoornissen in informatieverwerking (EEG, P300 test) en verminderd cognitief functioneren
(verbal fluency test).
Meerdere onderzoeken samen genomen: transitie na 6 maanden (18%), na een jaar (22%),
na twee jaar (29%) en na drie jaar (36%). Kanttekening: geen psychose betekent niet
meteen goed functioneren.
Mogelijke factoren in de ontwikkeling van waanachtige opvattingen
Ontregeling van de waarneming (zoals het luid horen van eigen gedachten of het horen van
stemmen) komt veel voor. Sommigen ontwikkelen geen stoornis. Mensen met transitie
staan vaker bloot aan risicofactoren zoals cannabis, opgroeien in een stad, verwaarlozing of
mishandeling. Ook interpreteren zij opmerkelijke gebeurtenissen op een
catastrofale/waanachtige wijze.
Selectieve aandacht voor gevaar opgewekte emoties blijven aanwezig en de persoon kan
in paniek raken. De drempel voor het interpreteren van gebeurtenissen als potentieel
gevaarlijk is verlaagd. Scherp afgesteld dopaminesysteem versterkt ook de tendens om te
snel conclusies te trekken. Er wordt snel een conclusie getrokken, die niet getest wordt.
Als veel toevalligheden die mogelijk verwijzen naar eenzelfde betekenis elkaar in tijd
opvolgen, verondersteld de patiënt een oorzakelijke relatie. Zoals achtervolgingswanen
(covariatietendens). Soms kunnen gebeurtenissen met woorden o.i.d. naar elkaar gaan
verwijzen, patiënten denken vaak dat er oorzakelijke samenhang is.
,Angst en confirmatietendens. De confirmatietendens treedt op bij toenemende angst. Er
wordt gezocht naar informatie die de bange vermoedens bevestigd. Misvattingen en
waanachtige opvattingen worden zo niet gecorrigeerd. Mensen die hallucineren (of gevoelig
zijn voor) kunnen de neiging hebben om eigen gedachten en uitspraken toe te schrijven aan
een bron buiten zichzelf (bronmonitoringtendens). Bij hallucinatie lijkt dit onmiddellijk te
gebeuren.
De covariatietendens en confirmatietendends zijn bij een deel van de patiënten en mensen
met UHR aangetoond. Deze lijken stabiel aanwezig en niet afgeleerd te kunnen worden.
Daarom is het nodig om UHR patiënten bewust te maken hiervan en hun ‘denkprothesen’ te
leren om ervoor te compenseren.
Psychotische ervaringen komen veel voor, ook bij niet-patiënten. Dit is het meest in de
adolescentie en afhankelijk van de criteria. Ongeveer 8% vd bevolking heeft psychotische
ervaringen maar voldoet niet aan de criteria van een psychose.
PLE = psychose lijkende ervaringen. Deze komen bij mannen en vrouwen even veel voor.
Meer bij jonge dan oudere mensen. Mensen met PLE hebben een hoger risico tot
ontwikkeling van een psychotische stoornis, maar meestal gaat het vanzelf over en is
functioneren intact.
Schizofrenie incidentie per jaar is 0,02-0,04%. Als je kijkt naar mensen met PLE kom je op
veel hogere aantallen uit. Daarom is selectieve screening belangrijk. Bijv. door risicofactoren
erbij te betrekken. Het is goed om te screenen zodat op tijd geholpen kan worden.
Meer PLE’s hogere kans dat men hulp gaat zoeken. Echter geen voorspeller voor
transitie. Aanwezigheid van ernstigere PLE’s of combinatie met andere psychopathologie
verhoogd kansen wel wat.
Combineren van risicofactoren minder fout-positieven, maar ook meer fout-negatieven.
Veel mensen worden niet herkend als UHR patienten. Systematische screening in een hoger
risico populatie kan mogelijkheid bieden om het aantal fout-negatieven en fout-positieven
te beperken. Bijv een populatie van mensen die hulpzoeken voor niet-psychotische
psychische problemen in de tweede lijn.
PLE’s kunnen ook tijdelijk/blijvend manifesteren als comorbide verschijnselen bij zowel
lichamelijke als psychische stoornissen.
Meetinstrumenten voor de detectie van UHR-patiënten:
- CIDI = composite international diagnostic interview. Kan door leken gebruikt worden,
kort interview.
- CAPE = zelfbeoordelingslijst die de aanwezigheid en lijdensdruk inventariseert.
- CAARMS = gebruikt in EDIE-NL onderzoek.
o Semigestructureerd interview dat subklinische symptomen uitvraagt. Zowel
positief als negatief, cognitief en algemene psychopathologie vragen.
o UHR status a.d.h.v. positieve schaal.
o Intensiteit en frequentie worden los beoordeeld, daardoor nauwkeurig
onderscheid tussen AMRS, psychotisch en ‘geen risico’.
o Meet ook sociaal functioneren en lijdensdruk. Om in een UHR subgroep te
vallen moet iemand ook een daling van functioneren hebben doorgemaakt
van 30% gedurende minstens 1 maand in het afgelopen jaar, of een continue
laag niveau van functioneren laten zien. Komt overeen met score van 50 of
lager op SOFAS.
, o CAARMS en SIPS zijn meest valide standaarden om UHR-groepen te
detecteren.
- PQ = eens/oneens uitspraken die allerlei prodromale symptomen navragen, waarvan
45 gaan over subklinische positieve symptomen. Zelfrapportage. Goede detectie van
mensen met ARMS (at risk mental state) voor het ontwikkelen van een eerste
psychose. ARMS = UHR.
RCT’s over behandelmogelijkheden:
- Australië: steunende psychotherapie of combinatie van CGT en antipsychoticum
risperidon. Na 6 maanden een sig effect van combinatiebehandeling tov
controlebehandeling (10 vs 36%). Na 12+ maanden was dit niet meer significant. Ook
tweede studie niet significant, laag transitieratio.
- Verenigde Staten: UHR gaven ze een jaar lang antipsychoticum of placebo. Uitval in
beide groepen was groot. Wel een verschil in transitie ratio, maar niet sig door laag
aantal deelnemers. Wel significante verschillen in bijwerkingen (gewichtstoename
bijv).
- Verenigd Koninkrijk: zes maanden CGT + casemanagement vs alleen
casemanagement. Na twaalf maanden significant minder transitie in CGT groep. Ook
sig minder positieve symptomen. Na drie jaar geen verschil meer. Wel minder
medicatiegebruik in CGT groep.
- Duitsland: basale symptomen benadering, anders dan de rest. CGT of steunende
gesprekken gaf een significant verschil in transitie.
- Oostenrijk: omega-3 vetzuren vs placebo. Minder transitie bij vetzuren na een jaar.
Ook hadden zij minder positieve en negatieve symptomen een hoger niveau van
functioneren. Geen bijwerkingen, weinig uitval.
- Canada: CGT vs steunende therapie. Niet significant.
- Nederland: CGT voor UHR vs standaardzorg. Significant verschil na anderhalf jaar.
interventies lijken psychose te kunnen uitstellen, al verdwijnen KT resultaten soms op
LT. CGT voor UHR lijkt effectief. Lage transitieratio’s zijn wel een moeilijk onderdeel van
onderzoek. Enerzijds moet behandeling verbeteren, anderzijds signalering van UHR.
Internationale richtlijn adviseert nu terughoudend te zijn met antipsychotica bij UHR.
UHR is geen diagnose in de DSM-5. Een te controversieel onderwerp. Zou behandeling beter
kunnen maken, maar lage transitieratio’s maken het moeilijk. Zou kunnen leiden tot teveel
behandeling met antipsychotica terwijl veel niet transitioneren.
Klinisch stadiëringsmodel:
1. Stadium 1: de kans op ontwikkelen van ziekte klein en interventies aangewezen
zonder bijwerkingen (voorlichting/monitoring).
2. Stadium 2: hogere lijdensdruk en hulp zoeken met een hoger risico op ontwikkeling
van verschillende psychiatrische stoornissen. Interventies van CGT tot
farmacotherapie.
Conclusie hier: niet opnemen als diagnose. Mogelijk als onderzoeksdiagnose in DSM.
Screening algemene populatie lijdt tot teveel foute-positieven. Screening binnen GGZ is
beter. Prognose is slechter als jongeren met psychose niet herkend worden.
DOP (Duur onbehandelde psychose) in NL is 16 weken. Uitblijven van passende behandeling
vergroot de kans op een slechte prognose.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur hmldekruijff. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.