Vastgoedrecht 1
Hoofdstuk 1: Inleiding tot het recht: algemene inleiding
Objectief recht vs subjectief recht
Subjectief recht
het objectieve recht toegepast
Een in het rechtssysteem erkende bevoegdheid om naar eigen goeddunken bepaalde handelingen te
stellen.
Een subjectief recht is dus het concrete recht van een persoon, dat voortvloeit uit het objectief
recht.
1 Publieke subjectieve rechten
Vloeit voort uit het objectieve publiekrecht.
- Rechten voor Publieke Rechtspersonen: bv recht om belastingen te heffen, recht het bestuur
waar te nemen, strafvervolgingen in te stellen etc.
- Rechten voor Natuurlijke personen: bv recht om deel te nemen aan verkiezingen (kandidaat
en kiezer), om soldaat te zijn etc.
2 Burgerlijke Subjectieve rechten
Vloeit voort uit privaatrecht.
1) Vermogensrechten:
Het geheel van de in geld uitgedrukte rechten en plichten.
Rechten = actief element van vermogen
Schulden = passief element van vermogen
o Vorderingsrechten
SE mag van 1 of meerdere SA’s een prestatie eisen.
Prestatie: in het doen, in het niet doen of in het geven.
o Zakelijke rechten
Een persoon krijgt een algemene of een bepaalde bevoegdheid over een zaak.
o Intellectuele rechten
De schepper van een artistieke, literaire of industriële nieuwigheid heeft recht op
bescherming van zijn creatie.
Bv auteursrechten, merken etc.
2) Persoonlijkheidsrechten sensu lato (“in brede zin”) :
Extrapatrimoniaal = vormen geen deel van het vermogen en hebben geen geldelijke waarde.
Mogen niet het voorwerp van een overeenkomst uitmaken.
o Persoonlijkheidsrechten sensu stricto (“in strikte zin”)
Rechten die elk individu kan laten gelden tov anderen ivm zijn fysieke, morele en
psychische integriteit.
Bv. Mensenrechten
, o Familierechten
Rechten waarover een persoon beschikt als lid van de familie waartoe hij behoort of
die hij zal stichten.
Bv. Huwen en scheiden, rechten als echtgenoot, ouder en kind
Objectief recht
Geheel van geldende normatieve regelen
Opgelegd of ontvangen en bekrachtigd door de staat
Waarvan de naleving afdwingbaar is
En die de ordening van het maatschappelijke leven beogen
1. Geheel van geldende normatieve regelen
Gedragsregels:
• Verbodsregels: Je mag/kan niet
• Gebodsregels: Je moet
• Toelatingsregels: Je mag
Organieke regels:
• Regels die iets organiseren
Dwingend recht:
• Naleving door elk rechtssubject. Bij niet-naleving volgt een sanctie.
• Absolute nietigheid: regels die de openbare orde en goede zeden aanbelangen
• Relatieve nietigheid: regels die sommige groepen zwakkere personen beschermen
(beschermde persoon moet nietigheid aanvragen)
Aanvullend recht:
• Je kan ervan afwijken
• Deze regels gelden zolang rechtssubjecten geen andere regeling hebben getroffen.
Algemene normen: gelden voor alle rechtssubjecten
Individuele normen: beperkt
2. Opgelegd of ontvangen en bekrachtigd door de staat
Waarom? Regels noodzakelijk om te kunnen functioneren in een samenleving
Staat → federaal, gemeenschappen, gemeenten,…
Recht = het normenstelsel van de staat
Opgesteld door overheid, de rechtssubjecten zelf (bv handgift = gewoonte)
, 3. Waarvan de naleving afdwingbaar is
Sancties:
- privaatrechtelijk: herstellende beteugeling (bedoeld om toestand te herstellen zoals die
was voor de overtreding)
- strafrechtelijk: boetes, gevangenisstraf, …
Structuren (oordelen over naleving en sancties uitvoeren):
- bv hof van justitie
Moeilijke opdracht? → gedwongen uitvoering/vervangende geldsom
4. En die de ordening van het maatschappelijke leven beogen
De ordening moet de wet van de sterkste verhinderen.
Kwaliteit ordening afh. van 3 parameters:
- Rechtszekerheid
- Rechtvaardigheid
- Doeltreffendheid
Begrippen:
- Rechtssubject = persoon voor wie de rechtsnorm rechten en plichten meebrengt.
- Rechtsfeit = alle gebeurtenissen waaraan het obj. Recht rechtsgevolgen koppelt zonder
dat dit de intentie was.
- Rechtshandeling = elke handeling bewust gesteld om rechtgevolgen te bereiken die het
obj. Recht aan die handeling heeft verbonden.
Hoofdstuk 2: Inleiding tot het recht: Indelingen van het recht
3 soorten recht:
- Publiekrecht
- Privaatrecht
- Gemengd karakter
Hoofdstuk 1: Inleiding tot het recht: algemene inleiding
Objectief recht vs subjectief recht
Subjectief recht
het objectieve recht toegepast
Een in het rechtssysteem erkende bevoegdheid om naar eigen goeddunken bepaalde handelingen te
stellen.
Een subjectief recht is dus het concrete recht van een persoon, dat voortvloeit uit het objectief
recht.
1 Publieke subjectieve rechten
Vloeit voort uit het objectieve publiekrecht.
- Rechten voor Publieke Rechtspersonen: bv recht om belastingen te heffen, recht het bestuur
waar te nemen, strafvervolgingen in te stellen etc.
- Rechten voor Natuurlijke personen: bv recht om deel te nemen aan verkiezingen (kandidaat
en kiezer), om soldaat te zijn etc.
2 Burgerlijke Subjectieve rechten
Vloeit voort uit privaatrecht.
1) Vermogensrechten:
Het geheel van de in geld uitgedrukte rechten en plichten.
Rechten = actief element van vermogen
Schulden = passief element van vermogen
o Vorderingsrechten
SE mag van 1 of meerdere SA’s een prestatie eisen.
Prestatie: in het doen, in het niet doen of in het geven.
o Zakelijke rechten
Een persoon krijgt een algemene of een bepaalde bevoegdheid over een zaak.
o Intellectuele rechten
De schepper van een artistieke, literaire of industriële nieuwigheid heeft recht op
bescherming van zijn creatie.
Bv auteursrechten, merken etc.
2) Persoonlijkheidsrechten sensu lato (“in brede zin”) :
Extrapatrimoniaal = vormen geen deel van het vermogen en hebben geen geldelijke waarde.
Mogen niet het voorwerp van een overeenkomst uitmaken.
o Persoonlijkheidsrechten sensu stricto (“in strikte zin”)
Rechten die elk individu kan laten gelden tov anderen ivm zijn fysieke, morele en
psychische integriteit.
Bv. Mensenrechten
, o Familierechten
Rechten waarover een persoon beschikt als lid van de familie waartoe hij behoort of
die hij zal stichten.
Bv. Huwen en scheiden, rechten als echtgenoot, ouder en kind
Objectief recht
Geheel van geldende normatieve regelen
Opgelegd of ontvangen en bekrachtigd door de staat
Waarvan de naleving afdwingbaar is
En die de ordening van het maatschappelijke leven beogen
1. Geheel van geldende normatieve regelen
Gedragsregels:
• Verbodsregels: Je mag/kan niet
• Gebodsregels: Je moet
• Toelatingsregels: Je mag
Organieke regels:
• Regels die iets organiseren
Dwingend recht:
• Naleving door elk rechtssubject. Bij niet-naleving volgt een sanctie.
• Absolute nietigheid: regels die de openbare orde en goede zeden aanbelangen
• Relatieve nietigheid: regels die sommige groepen zwakkere personen beschermen
(beschermde persoon moet nietigheid aanvragen)
Aanvullend recht:
• Je kan ervan afwijken
• Deze regels gelden zolang rechtssubjecten geen andere regeling hebben getroffen.
Algemene normen: gelden voor alle rechtssubjecten
Individuele normen: beperkt
2. Opgelegd of ontvangen en bekrachtigd door de staat
Waarom? Regels noodzakelijk om te kunnen functioneren in een samenleving
Staat → federaal, gemeenschappen, gemeenten,…
Recht = het normenstelsel van de staat
Opgesteld door overheid, de rechtssubjecten zelf (bv handgift = gewoonte)
, 3. Waarvan de naleving afdwingbaar is
Sancties:
- privaatrechtelijk: herstellende beteugeling (bedoeld om toestand te herstellen zoals die
was voor de overtreding)
- strafrechtelijk: boetes, gevangenisstraf, …
Structuren (oordelen over naleving en sancties uitvoeren):
- bv hof van justitie
Moeilijke opdracht? → gedwongen uitvoering/vervangende geldsom
4. En die de ordening van het maatschappelijke leven beogen
De ordening moet de wet van de sterkste verhinderen.
Kwaliteit ordening afh. van 3 parameters:
- Rechtszekerheid
- Rechtvaardigheid
- Doeltreffendheid
Begrippen:
- Rechtssubject = persoon voor wie de rechtsnorm rechten en plichten meebrengt.
- Rechtsfeit = alle gebeurtenissen waaraan het obj. Recht rechtsgevolgen koppelt zonder
dat dit de intentie was.
- Rechtshandeling = elke handeling bewust gesteld om rechtgevolgen te bereiken die het
obj. Recht aan die handeling heeft verbonden.
Hoofdstuk 2: Inleiding tot het recht: Indelingen van het recht
3 soorten recht:
- Publiekrecht
- Privaatrecht
- Gemengd karakter