Les 1. Toevoegen
Benaming mensen met mentale beperking
Vroeger: innocenti, debielen, idioten, oligofrenen, mentaal gehandicapt, geestelijk
gehandicap, zwakzinnig,..
Definitie mentale handicap
Iemand die op een verstandelijk gebied beduidend beneden het gemiddelde functioneert,
wanneer dit tot uitdrukking komt tijdens de ontwikkelingsperiode en samengaat met een
tekort in aangepast gedrag.
Aangepast gedrag
= maatstaven inzake rijping, leren, persoonlijke onafhankelijke en sociale
verantwoordelijkheid.
Wat is intelligentie
Geheugen, verbanden zien, onderscheid maken, taal, ruimtelijk inzicht.
Mogelijke oorzaken
Biologische factoren
Chromosomale afwijkingen
Stoornissen door genmutaties
Perinatale oorzaken
Zuurstof te kort tijdens de bevalling
Postnatale oorzaken
Sociaal-culturele factoren
Vooral bij licht mentale handicap
Sociaal-ecomische context
Mishandeling
Shaken-infant
Ondervoeding of ernstige voedingsstoornissen
Shaken infant syndroom
= door elkaar schudden
Indeling in niveau’s
Lichte mentale handicap
Matige mentale handicap
Ernstige mentale handicap
Zeer ernstige mentale handicap
Terugkerende kenmerken
Beperkte exploratiedrang
Beperkte innerlijke aanspreekbaarheid
Emotionele kwetsbaarheid
, Vasthouden aan het bekende
Tips voor communicatie
Gelijke positie (ooghoogte) / nabijheid
Kies communicatievormen die de client kan gebruiken
Eenvoudig taalgebruik
Pictogrammen, tekeningen ontwerpen
Tijd (geduld) om de boodschap te laten doordringen/ antwoord te formuleren
Structuur de omgeving
Gebruik de context (doe de uitleg in het knutsellokaal i.p.v. onderweg er
naartoe)
Herhaling en herkenning (steeds dezelfde soort uitleg bij eenzelfde activiteit)
Beloon de communicatiepogingen van de client!
Je doel
Gedrag beter begrijpen
Pestgedrag
Aftasten, zoeken van veiligheid (grenzen) en houvast
Aandacht vragen: wanneer ‘normaal’ en waarom
Relativeren en accepteren van het gedrag
Hulpverlener afstemmen
Activiteiten, zorg, communicatie… afstemmen
Stilstaan bij normen, regels, verwachtingen, doelstellingen
Andere manier van kijken
Zoeken naar betekenis van het gedrag
Emotionele ontwikkeling van belang
Wat kan je kind aan?
Wat heeft je kind nodig?
Hoe dichtbij of hoe veraf sta je van je kind?
Welke grenzen en structuur geef je u kind?
Hoe kan hij deelnemen aan activiteiten?
Hoe communiceer je met je kind?
5 fasen
Adaptiefase of aanpassingsfase
Afwisseling tussen evenwicht en onevenwicht van het kind. (van het ene
moment op het andere kan de stemming omslaan)
vergelijkbaar met die van een baby (0-6 maand)
verwerken van prikkels
zich aanpassen aan de omgeving
overstuur >< sterk in zichzelf gekeerd
Eerst socialisatiefase of hechtingsfase (eenkennigheidsfase)
Afwisseling tussen vertrouwen en wanttrouwen
Emotionele ontwikkeling van 6 tot 18 maanden
, De relatie met de ouder en andere belangrijke personen
Veiligheid => “ben je wel te vertrouwen”
De eerste individuatiefase of koppigheidsfase
Afwisseling tussen het samen zijn en het “ikke-zelf-zijn”
Duidelijkheid
Nabijheid
Voorspelbaarheid
Ruimte voor ontdekking
Aandacht voor begrenzen (bied veiligheid)
De eigen wil in goede handen banen leiden
Zoeken naar een compromis
Indentficatiefase
Evenwicht tussen zelf en de anderen
Afwisseling tussen zelf ondernemen en geremd zijn
Je hebt verbinding met het kind ook al ben je er niet (afstandsbediening)
Zelf laten doen/ succeservaringen & falen
Uitleg bij het waarom van grenzen
Veilige terugvalbasis
Zelf kiezen + verantwoordelijk (niet altijd)
Leren uit fouten -reflecteren & vergelijken (beginnend aanwezig)
Rolmodellen
Binnenkant – buitenkant (betekenis van gedrag)
Realiteitsbewustwordingssfase
Afwisseling tussen zelfvertrouwen en minderwaardigheid
Begeleid op afstand
Loslaten <> er zijn als het nodig is
Tot oplossingen komen via praten
Leefwereld verruimen
Emotionele ontwikkeling – 7 tot 12 jaar
Een meer realistisch zelfbeeld. (wensen / fantasie >< realiteit)
Zelfvertouwen
Reflectie (zichzelf- anderen-situationele factoren)
Leren uit fouten & bijsturen
Empathie
Personen met een beperking (licht mentale beperking)
Licht mentale handicap
Grootste groep