(ook menstruele cyclus van fysiologische zwangerschap kennen)
1. DNA en chromosomen
1.1. Structuur van het DNA
Macromolecule DNA
Dubbele keten
Ruggengraat: afwisseling suiker (desoxyribose) en fosfaat moleculen
2 evenwijdige strengen
o Bij elkaar gehouden door complementaire basenparen
Helix (spiraalvormig)
Basen
Aan elk suikermolecuul is een base gebonden
2 purine-basen
o Guanine: G
o Adenine: A
2 pyrimidine-basen
o Cytosine: C
o Thymine: T
2 aan 2 complementair
o Guanine cytosine
o Adenine thymine
1 bouwsteen = nucleotide
o 1 desoxyribose
o 1 fosfaatgroep
o 1 van de basen
DNA replicatie/duplicatie
Makkelijk om te verdubbelen
1 halve helix bevat alle info
o Complementaire basenparen
Bekijken op bioplek
, 1.2. DNA-code
Celkern DNA: erfelijke informatie
o Nodig voor eiwitsynthese
Informatie geschreven in bepaalde code
o Decodering hiervan 2-stapsproces
Eiwitsynthese gebeurt in cytoplasma
Eiwitsynthese
o Info vanuit kern cytoplasma
20 verschillende aminozuren
64 verschillende codes
Translatieroos
Combinatie van 3 basen codon
64 verschillende codonen
o 61 hiervan coderen 1 van de 20 aminozuren
UAA, UAG en UGA= stop
AUG = start/methionine
Meestal RNA-code info wordt gebruikt door ribosomen
o mRNA
1.3. Eiwitsynthese
Vorming van een functioneel genproduct: meestal eiwit
Translatie en transcriptie
1.3.1. Transcriptie
Doel: het overbrengen van de informatie van de genen uit de celkern naar het cytoplasma waar de
ribosomen (de organellen waar de eiwitsynthese) plaatsvind.
, Stappen
I. Wanneer een gen tot expressie komt (d.w.z. dat het overeenkomstige eiwit/genproduct
gemaakt wordt), zal in een eerste stap een RNA-kopie gemaakt worden van het gen. De
eigenlijke transcriptie begint wanneer een enzym, het RNA-polymerase, zich aan het
startsignaal (promotor) van een gen bindt.
II. Dit enzym bevordert de synthese van een RNA-streng, waarbij nucleotiden worden gebruikt
die complementair zijn aan die in het gen. Deze RNA-kopie noemt men het messenger-RNA
(boodschapper-RNA). In het dubbelstrengig DNA, is er één van beide strengen die de
eigenlijke genetische code bevat: de template-streng. De andere streng is het complement
ervan en noemen we de non-template streng.
III. De resulterende mRNA-streng bevat nu een reeks nucleotiden die complementair zijn aan die
in het gen.Het is namelijk de informatie van de template-streng, die gebruikt wordt om een
RNA-streng te schrijven. De basensequentie (basenopeenvolging) stemt dus precies overeen
met deze van de non-template streng. Je kan dus stellen dat de DNA-code (template)
complementair is aan de RNA-code (genetisch identiek aan de non-template streng van het
DNA)
1.3.2. Translatie
= de synthese van een eiwit waarbij gebruik wordt gemaakt van de informatie in de opeenvolgende
codons langs de mRNA-streng.