0: Inleiding
Waarom een historisch perspectief? Hoe gaat een historicus te werk?
Uitgangspunt = de hedendaagse samenleving, thema’s die beschouwd worden als eigen aan een
moderne samenleving historische dimensie: weinig rekening mee gehouden/fout
afgeschilderd/(onjuist) toegeëigend
!! geschiedenis leeft en is overal !!
- In beelden, monumenten, … (Leopold II monument, Lumumbaplein)
- In musea (Kazerne Dossin, Red Star Line Museum)
- In lezingen, herdenkingsboeken en documentaires (50 jaar bilaterale akkoorden met Turkije
en Marokko)
- In producten (juist & valselijk gebruikt voor aflijnen van bedrijfsidentiteit)
Zo wil men bepaalde belangrijke herinneringen levend houden
We gebruiken geschiedenis voor groepsvorming/identiteitsopbouw: gemeenschappen, groepen,
klassen, bedrijven, merken, herinnering als machtsstrijd, …
Geschiedenis als academische discipline aan de universiteit: kritische studie van het verleden (los van
misleidend/valselijk/instrumenteel gebruik ervan voor eigentijdse politieke/ideologische/
commerciële/religieuze/… motieven) van groot belang in onze digitale kennissamenleving (belang
van betrouwbare info + zoeken & vinden)
Essentieel: kritische zin & nieuwsgierigheid
Actieve opleiding (ondernemingszin)
Historiografie: via studie van originele bronnen en bestaande literatuur
We zijn een informatiemaatschappij, maar toch ook veel misinformatie omtrent de geschiedenis
Geschiedmethode in 3 stappen: gebeuren (feit/evenement) bronnen (getuigenissen uit het
verleden) methode/historische kritiek ≠ (re)constructie/interpretatie/abstractie
!! DE geschiedenis bestaat niet !! feit is geen historische reconstructie en is geen fictie
Historische methode: historicus (re)construeert een verleden gebeurtenis/feit
- Ahv origineel bronmateriaal & bestaande wetenschappelijke literatuur
- Volgens wetenschappelijke & kritische onderzoeksmethode (plausibiliteit/waarschijnlijkheid
staat centraal)
- In een narratief (beschrijving, zoeken naar betekenis, samenhang, oorzakelijkheid, verklaring)
- 5 W-vragen (Wat? Wanneer? Waar? Wie? Waarom?)
FASE 1: HEURISTIEK (bronnen)
- Heuristiek: hoe vind ik bronnen?
- Schriftelijke bronnen (voor breed publiek, niet gepubliceerd, niet voor publiek/bewaard in
archieven)
- Niet-geschreven bronnen (bij gebrek aan schriftelijke bronnen of als bijkomende info)
- Materiële sporen: voorwerpen, gebouwen, landschap, wapens, machines
- Mondelinge geschiedenis
1
,FASE 2: HISTORISCHE KRITIEK (methode)
- Tijdens deze fase gaat de historicus zeer kritisch om met de bronnen
- Externe kritiek: authenticiteit van de bron bepalen
- Interne kritiek: wie, waar, waarom, voor wie?
- Gewilde en ongewilde getuigenissen
- Tot wie richt de bron zich? Wat is de waarde van de bron?
- Soms vervalsing van historische documenten (bv dagboek van Hitler)
- ! verstrijken van tijd maakt een complottheorie steeds minder waarschijnlijk: hoe meer tijd
verstreken is, hoe verder we van een gebeurtenis afzitten & hoe meer onze kennis hierover
toeneemt onze blik wordt beter door afstand & confrontatie van verschillende bronnen
- Ook beelden worden soms vervalst (bv mensen weg gefotoshopt op foto van Lenin)
FASE 3: CONSTRUCTIE VAN DE HISTORICUS ((re)constructie)
- Geen passief proces!!
- Centraal: objectiviteit, betrouwbaarheid & verifieerbaarheid
- Historici selecteren & interpreteren bronnen
- Transparantie (reconstructie van de weg waarlangs kennis tot lezer komt) = notenapparaat
van de historicus
- Fouten: subjectiviteit, anachronisme (verkeerd situeren in de tijd), post-factum analyse
(interpretaties maken die voor tijdgenoot niet vanzelfsprekend zijn)
- !! chronologie is de moeder van de geschiedenis
Nut van deze cursus? Inhoud en uitgangspunten?
Inhoud:
- Brede, macro maatschappelijke & mondiale transitieprocessen
- Geografische microcontext, regio die we vandaag België noemen
- Het verbinden van het globale en het lokale (en meer)
Demografische transitie: van demografische nulgroei naar demografische groei (niet langer gevolgd
door structurele sterfte) vraag naar oorzaken & verschillen tussen landen
Mobiliteit & migratie: toename migratie = versterkt door verbeterde transport- en
communicatiemiddelen interactie tussen demografie, migratie en urbanisatie
Verstedelijking: sterke toename van urbanisatie & toename van % van de bevolking in steden
Economische transitie:
- Industrialisering: van kleine wareneconomie naar industrieel kapitalisme
- Van economische stagnatie/nulgroei naar economische groei & verhoging van de output per
capita
- Van agrarische naar industriële samenleving
- Veranderingen in tewerkstelling: stijging arbeidsproductiviteit & veranderingen in
arbeidsomstandigheden
Politieke transitie:
- Van immobiele standenmaatschappij naar moderne liberale natiestaat (gebaseerd op
individuele vrijheden)
2
, - Burgers ontworstelen zich van oude structuren & verwerven gaandeweg inspraak in het
politieke leven van oligarchie naar democratie
- Groeiende rol van natiestaat ten koste van lokale overheden
Culturele transitie:
- Van kerkelijk naar wereldlijk wereldbeeld (deconfessionalisering)
- Mens zelf verantwoordelijk scholingsgraad neemt toe
- Nieuwe manieren van denken over mens & samenleving tgv de Verlichting
Sociale transitie:
- Overgang van sterk gemeenschapsgevoel naar meer fragmentatie & individualisme
- Van de iure naar de facto ongelijkheid?
Tijdsindeling:
- Ancien régime = pre-industriële tijd: periode voor Franse en industriële revolutie (1500-1789)
- 1780-1850: periode van transitie en breuk
- 1780-1914: lange 19e eeuw
- Twintigste eeuw: opgedeeld in 3 perioden 1914-1945 (periode van WO in Europa &
Interbellum) + na 1945 (naoorlogse periode) + na 1989 (na val van de Berlijnse Muur)
België: centrale ligging in West-Europa met goede verbindingen over land & zee + sterk & vroeg
geürbaniseerd & gecommercialiseerd gebied met rijke traditie in de nijverheid
- Politieke onafhankelijkheid pas in 1830 na turbulente periode
- Typevoorbeeld van een moderne (= liberale & industriële) natiestaat
- Staatsvorming vs regionalisering institutionele crisis & regionale verantwoordelijkheden
en bevoegdheden
!! verstrengeling tussen welvaart (klassieke uitgangspunt van economische geschiedenis), macht (KU
van politieke G) en risico’s (KU van sociale G)
Geschiedenis in de 19e eeuw:
- Algemene geschiedenis: sterk politiek (-juridisch) gericht + top-down gericht
- Ontstaan van nationale staat: geschiedenis als propaganda- en legitimatiemiddel
Door ontstaan industriële samenleving:
- Andere manier van werken
- Nieuwe groepen in samenleving
- Maatschappelijke spanningen
- Ontstaan sociale & economische geschiedenis
- Doel socio-economische geschiedenis = doorgronden van maatschappelijke veranderingen
Methodenstrijd:
- Deductieve aanpak: theoretische axioma’s, kwantificering/analyse, geloof in maakbaarheid
van de maatschappij & positivistisch
- Inductieve aanpak: belang van historische context, descriptief/empirisch kwalitatief, minder
sociaal-reformatorisch & complexiteit
3
, Geschiedenis vandaag:
- Pragmatische mix van kwantitatieve & kwalitatieve methoden/bronnen
- Aandacht voor sociaal-politieke en sociaal-culturele thema’s & inzichten vanuit
splinterspecialisaties
- Oog voor post-koloniale, globale gevoeligheden
1: Demografische ontwikkelingen in historisch
perspectief
Doelstellingen:
- Historische demografie (spelregels & basisinstrumenten)
- Demo ontwikkelingen tijdens laatste 2 eeuwen in LT perspectief (beschrijving & verklaring)
- Effecten van demo ontwikkeling op de maatschappij & verhouding tussen samenlevingen
De studie van de demografische ontwikkelingen in het verleden
Belang van zicht op wereldbevolking: migratiebeleid, grondstoffen, vergrijzing, militaire macht…
grootste bevolkingsgroei te verwachten in Afrika (die in Europa gaat achteruit)
Covid: oversterfte Hoe worden deze cijfers opgenomen? Is dit cijfer slechts te wijten aan het
virus? Hoe wordt een ziekte gedefinieerd?
? Hoe verhouden staten zich onderling ?
(historische) demografie bestudeert biologische & sociale variabelen (verklaringen vinden voor
economische, culturele, sociale & politieke elementen)
Wereldbevolking tussen 0 en 2000:
- Bevolkingstoename
- Momenten van crisis (1400: pest)
- Stijging is niet altijd even sterk (eerst geleidelijk aan, nu sneller)
- Azië had altijd meeste burgers, gevolgd door Amerika (externe factoren, migratie)
- Probleem in Afrika: honger (Westen wilde spanning tussen mens & honger beter begrijpen)
- Amerika 1500-1600: sterke bevolkingsdaling door ziektes uit Europa (later zelfde trend in
Oceanië)
Hogere scholingsgraad vrouwen = minder kinderen (impact op huwelijkscultuur) kans op kinderen
bepaald door beschikbare infrastructuur & anticonceptie (ook politiek: een-kind-politiek in China)
Sinds 1950groeiende populariteit:
- Toename wereldbevolking
- Invloed Franse historische Ecole des Annales
- Structurele sociale geschiedenis (Cambridge Group)
Historisch bronnenmateriaal sinds de oudheid (incidentele volkstellingen, lijsten met
belastingplichtigen & weerbare mannen)
Concilie van Trente: parochieregisters (meer info vergaren over parochianen bij geboorte
& dood)
4