Les 2: vervolg inleiding en zelfrapportage interviews
Voorbeeld: pesten op het werk
Definitie
- ‘Negatief behandelen van andere werknemers gedurende een zekere periode’
(meestal minimaal 6 maanden)
- ‘negatief gedrag is systematisch en het doelwit kan zich moeilijk verdedigen’
- ‘kan psychische, fysieke of seksuele vormen aannemen’
- ‘richt zich op persoon (beledigingen, vernederingen) of diens functioneren (uitsluiting,
tegenwerken)’
Fasen
1. kritisch incident
2. verliezer wordt gestigmatiseerd
3. leidinggevende bevestigt stigma
4. uitdrijving
Kwantitatieve vragen
- hoe vaak
- welke vorm is het meest frequent
- invloed op productiviteit
- komt het meer voor in bepaalde organisaties
- hangt het samen met specifieke karakteristieken
-> frequentie, verschillen, algemeen verbanden, oorzaak
Kwalitatieve vragen
- ervaring van slachtoffer
- op welke manier wordt er gepest
- in welke omstandigheden
- wie bepaalt de grens tussen pesten en plagen
-> hoe, wanneer (escaleert), ervaringen, waarom
=> ontstaan en verloop rijke data: gedetailleerde beschrijvingen
=> subjectieve beleving perspectief van een individu: betekenis van de ervaring
=> specifieke context natuurlijke settings: kenmerken van het dagelijkse leven
! vragenlijsten kunnen zowel kwantitatief (multiple choice) als kwalitatief (open vragen)
worden gebruikt
Theorieën -> deductie: toetsing van procesmodellen uit literatuur aan casus
1. Strain theory: pesterijen als gevolgen van stress
- strain/frustraties
- destructieve coping
- frustratie-agressie
- dader van pesterijen
2. Conflict theory: pesterijen als geëscaleerde conflicten
- taak- of relationeel conflict
1
, - destructieve conflicthantering
- geëscaleerd conflict
- verliezer wordt slachtoffer van pesterijen
Casus 1
- sluit aan bij strain theory (vooral dader)
- Vera creëert self-fulfilling prophecy
Casus 2
- sluit aan bij conflict theory
- Marie heeft betere band met collega’s (netwerk), dus meer informele macht
ovb inductie -> nieuwe theorie: groepscultuur
Kennisbenadering: sociaal constructivisme
- verschillende perspectieven in één casus
- de onderzoeker is niet neutraal: theoretische uitgangspunten en positie van
onderzoeker spelen rol in onderzoek
2
,Conclusie
1. Methoden van dataverzameling en -analyse
-> eigenheid van kwalitatieve data
2. Kennistheoretische benadering
-> sociaal constructivisme
3. Onderzoeksproces
-> nadruk op inductie
Zelf-rapportage
= enige manier om iets te weten te komen over hoe mensen iets ervaren en wat hun
gevoelens en gedachten zijn
Definitie
● informatie die de persoon zelf geeft
● vaak over gevoelens, gedachten
● perspectief op gedachten en gevoelens van een persoon op een bepaald moment
○ verschilt naargelang tijdstip
○ context
■ huidige beleving van respondent
■ vragen die je stelt en hoe je ze stelt
■ relatie tussen respondent en interviewer
=> contextualiseren is raadzaam!
Vormen
1. Vragenlijsten
2. Dagboeken
3. Interviews
4. Narratieven
Wanneer?
-> om specifieke informatie te bekomen die je niet anders dan via vragen kan bekomen
1. Achtergrondinformatie van de deelnemer (bv. leeftijd)
2. Gevoelens
3. Attitudes en meningen
4. Intenties en verwachtingen
5. Kennis (bv. toets, examen)
6. Gedrag: bewust en onbewust (bv. rook je?)
! sociale wenselijkheid kan rapportage beïnvloeden; alternatief: observationele studie
-> welke informatie niet?
1. Toekomstige gevoelens (bv. toekomstig geluk voorspellen)
2. Verbanden (bv. redenen voor eigen gedrag: roken door groepsdruk)
Experiment: participanten zagen een film over arme mensen in grote steden
- Experimentele conditie: geboord in gang
- Controleconditie: niet geboord in gang
-> ratings beïnvloed? mensen denken van wel, maar in feite geen verschil
3
, Kennistheorie
kwantitatief: zelfrapportage is gebrekkig (want gekleurde) weergave van de realiteit
kwalitatief: geeft een belangrijk perspectief op de realiteit
Problemen
kwantitatief:
- respondenten zijn soms niet in staat de juiste informatie te geven
- soms gemotiveerd om de realiteit niet te rapporteren
kwalitatief:
- menselijk gedrag (+ wat ze denken en zeggen) is altijd gekleurd door context, dus
zelfrapportage ook
Oplossingen
Kwantitatief:
1. Geen retrospectieve bevraging
hoe langer geleden, hoe moeilijker om ‘objectief te zijn’
- mensen slecht geheugen
- socio-culturele scripts over hoe het zou moeten gaan, vullen ontbrekende info
aan
=> tijdspanne beperken
=> dagboekstudies
2. Voorkomen van sociale wenselijkheid
- gevoelige thema’s
- niet-gegarandeerde anonimiteit
- bepaalde formuleringen gebruikt
=> let op formulering van vragen
3. Controleren voor ja-/nee-knikken
- deelnemers hebben tendens om in te stemmen (of niet) met items ongeacht
inhoud
=> reverse items + reverse scoren
Kwalitatief:
Zichtbaar maken van relatie en context
Duidelijkheid over:
- wie is onderzoeker
- wat is zijn relatie tot onderwerp
- relatie tot respondent
- wat is belangrijk voor respondent
- hoe wil respondent zich presenteren
examenvraag op pp
4
Voorbeeld: pesten op het werk
Definitie
- ‘Negatief behandelen van andere werknemers gedurende een zekere periode’
(meestal minimaal 6 maanden)
- ‘negatief gedrag is systematisch en het doelwit kan zich moeilijk verdedigen’
- ‘kan psychische, fysieke of seksuele vormen aannemen’
- ‘richt zich op persoon (beledigingen, vernederingen) of diens functioneren (uitsluiting,
tegenwerken)’
Fasen
1. kritisch incident
2. verliezer wordt gestigmatiseerd
3. leidinggevende bevestigt stigma
4. uitdrijving
Kwantitatieve vragen
- hoe vaak
- welke vorm is het meest frequent
- invloed op productiviteit
- komt het meer voor in bepaalde organisaties
- hangt het samen met specifieke karakteristieken
-> frequentie, verschillen, algemeen verbanden, oorzaak
Kwalitatieve vragen
- ervaring van slachtoffer
- op welke manier wordt er gepest
- in welke omstandigheden
- wie bepaalt de grens tussen pesten en plagen
-> hoe, wanneer (escaleert), ervaringen, waarom
=> ontstaan en verloop rijke data: gedetailleerde beschrijvingen
=> subjectieve beleving perspectief van een individu: betekenis van de ervaring
=> specifieke context natuurlijke settings: kenmerken van het dagelijkse leven
! vragenlijsten kunnen zowel kwantitatief (multiple choice) als kwalitatief (open vragen)
worden gebruikt
Theorieën -> deductie: toetsing van procesmodellen uit literatuur aan casus
1. Strain theory: pesterijen als gevolgen van stress
- strain/frustraties
- destructieve coping
- frustratie-agressie
- dader van pesterijen
2. Conflict theory: pesterijen als geëscaleerde conflicten
- taak- of relationeel conflict
1
, - destructieve conflicthantering
- geëscaleerd conflict
- verliezer wordt slachtoffer van pesterijen
Casus 1
- sluit aan bij strain theory (vooral dader)
- Vera creëert self-fulfilling prophecy
Casus 2
- sluit aan bij conflict theory
- Marie heeft betere band met collega’s (netwerk), dus meer informele macht
ovb inductie -> nieuwe theorie: groepscultuur
Kennisbenadering: sociaal constructivisme
- verschillende perspectieven in één casus
- de onderzoeker is niet neutraal: theoretische uitgangspunten en positie van
onderzoeker spelen rol in onderzoek
2
,Conclusie
1. Methoden van dataverzameling en -analyse
-> eigenheid van kwalitatieve data
2. Kennistheoretische benadering
-> sociaal constructivisme
3. Onderzoeksproces
-> nadruk op inductie
Zelf-rapportage
= enige manier om iets te weten te komen over hoe mensen iets ervaren en wat hun
gevoelens en gedachten zijn
Definitie
● informatie die de persoon zelf geeft
● vaak over gevoelens, gedachten
● perspectief op gedachten en gevoelens van een persoon op een bepaald moment
○ verschilt naargelang tijdstip
○ context
■ huidige beleving van respondent
■ vragen die je stelt en hoe je ze stelt
■ relatie tussen respondent en interviewer
=> contextualiseren is raadzaam!
Vormen
1. Vragenlijsten
2. Dagboeken
3. Interviews
4. Narratieven
Wanneer?
-> om specifieke informatie te bekomen die je niet anders dan via vragen kan bekomen
1. Achtergrondinformatie van de deelnemer (bv. leeftijd)
2. Gevoelens
3. Attitudes en meningen
4. Intenties en verwachtingen
5. Kennis (bv. toets, examen)
6. Gedrag: bewust en onbewust (bv. rook je?)
! sociale wenselijkheid kan rapportage beïnvloeden; alternatief: observationele studie
-> welke informatie niet?
1. Toekomstige gevoelens (bv. toekomstig geluk voorspellen)
2. Verbanden (bv. redenen voor eigen gedrag: roken door groepsdruk)
Experiment: participanten zagen een film over arme mensen in grote steden
- Experimentele conditie: geboord in gang
- Controleconditie: niet geboord in gang
-> ratings beïnvloed? mensen denken van wel, maar in feite geen verschil
3
, Kennistheorie
kwantitatief: zelfrapportage is gebrekkig (want gekleurde) weergave van de realiteit
kwalitatief: geeft een belangrijk perspectief op de realiteit
Problemen
kwantitatief:
- respondenten zijn soms niet in staat de juiste informatie te geven
- soms gemotiveerd om de realiteit niet te rapporteren
kwalitatief:
- menselijk gedrag (+ wat ze denken en zeggen) is altijd gekleurd door context, dus
zelfrapportage ook
Oplossingen
Kwantitatief:
1. Geen retrospectieve bevraging
hoe langer geleden, hoe moeilijker om ‘objectief te zijn’
- mensen slecht geheugen
- socio-culturele scripts over hoe het zou moeten gaan, vullen ontbrekende info
aan
=> tijdspanne beperken
=> dagboekstudies
2. Voorkomen van sociale wenselijkheid
- gevoelige thema’s
- niet-gegarandeerde anonimiteit
- bepaalde formuleringen gebruikt
=> let op formulering van vragen
3. Controleren voor ja-/nee-knikken
- deelnemers hebben tendens om in te stemmen (of niet) met items ongeacht
inhoud
=> reverse items + reverse scoren
Kwalitatief:
Zichtbaar maken van relatie en context
Duidelijkheid over:
- wie is onderzoeker
- wat is zijn relatie tot onderwerp
- relatie tot respondent
- wat is belangrijk voor respondent
- hoe wil respondent zich presenteren
examenvraag op pp
4