samenvatting groepsdynamica

Groepsdynamica
DEEL 1: Een pedagogisch ondersteuner
1. Wat is de rol van een pedagogisch ondersteuner

 Verantwoordelijkheid t.a.v. kinderen
o OC 1: opvoeden
o OC 2: ontwikkeling ondersteunen
 Verantwoordelijkheid t.a.v. gezinnen
o OC 3: dienstverlening afstemmen
o OC 4:ouders als partners betrekken
 Verantwoordelijkheid t.a.v. medewerkers en dienstverlening
o OC 5: professionalisering ondersteunen
o OC 6: sociaal-pedagogisch project samen vormgeven
 Verantwoordelijkheid t.a.v. externe partners en de samenleving
o OC 7: externe partners betrekken
o OC 8: maatschappelijke oriëntatie
 Ondersteuning alle verantwoordelijkheden
o OC 9: reflecteren en innoveren
o OC 10: omgaan met diversiteit



2. Wat doet een pedagogisch ondersteuner

 Concurrerend waardenmodel van Quinn:
o Verticaal: flexibiliteit - beheersing
o Horizontaal: interne organisatie - externe organisatie
 8 rollen die een leidinggevende zou moeten opnemen in organisatie:
1) Bestuurder
o Neemt de leiding
o Leiding nemen zonder aarzelen, noodzakelijke initiatieven, alles onder
controle
o Eerst doen, dan denken
o Heldere eisen en verwachtingen
2) Producent
o Taak- en werkgericht
o Sterke interesse, motivatie, energie en persoonlijke gedrevenheid
o Voltooien van taken + anderen aanmoedigen verantwoordelijkheid dragen
o Goed omgaan met tijds- en werkdruk
3) Bemiddelaar
o Vertegenwoordigt organisatie + fungeert als verbindingspersoon en
woordvoerder
o Probeert externe legitimiteit te verkrijgen + middelen voor uitvoeren taak
o Vestigen van goede reputatie van organisatie
o Vaardig in omgaan en bespelen van belangen + politieke invloed +
overtuigend onderhandelen

,4) Innovator
o Richt op trends en ontwikkelingen in omgeving
o Creativiteit en intuïtieve inzichten  veranderingen gewenst en mogelijk?
o Veranderingen vormgeven + implementatieproces vergemakkelijken
5) Mentor
o Bekommeren om anderen
o Aandacht menselijke aspecten (persoonlijke ontplooiing + ontwikkelings-en
carrièremogelijkheden
o Open en luisterende opstelling + eerlijk en gemakkelijk aanspreekbaar +
toont begrip + heeft geloof in ander + geeft vertrouwen
o Medewerkers aanmoedigen + ondersteuning bieden
6) Stimulator
o Teambuilding/teambouwer
o Samenwerking aanmoedigen + groepscohesie vergroten
o Hele groep betrekken (beslissingen, oplossingen)
o Bevordert positief klimaat
7) Controleur
o Op hoogte van feiten en details + analyseert + beslist wat belangrijk is
o Medewerkers controleren + bekijken of afdeling doelen bereikt
o Info uit schriftelijke stukken of directe waarneming
o Sterk betrokken + bezig met informatie + reduceren overtollig info + kritisch
analyseren + effectief presenteren en doorspelen van informatie
8) Coördinator
o Werkprocessen vloeiend verlopen (juiste mensen, plaats, tijd, taak)
o Plannen en organiseren van processen
o Vlotte voortgang van werkzaamheden verzekeren
o Overzicht en structuur

, DEEL 2: Kenmerken van groepen
1. Wat is een groep

 Doelen: een groep is een verzameling van mensen die gemeenschappelijk een bepaald doel
willen bereiken
 Interdependentie: een groep is afhankelijk van individuen ie op een bepaalde manier van
elkaar afhankelijk zijn
 Interactie: een groep is een verzameling individuen die directe contacten (interactie) met
elkaar onderhouden
 Perceptie van groepslidmaatschap: een groep is een sociale eenheid die uit twee of meer
personen bestaat die zichzelf als lid van een groep beschouwen
 Gestructureerde relaties: een groep is een verzameling individuen van wie de interacties
door een aantal rollen en normen gestructureerd worden
 Wederzijdse beïnvloeding: een groep is een verzameling individuen die elkaar beïnvloeden
 Motivatie: een groep is een verzameling individuen die door zich te verenigen bepaalde
persoonlijke behoeften trachten te bevredigen
Verschillende motieven volgens Oomkes:
o Behoefte aan vriendschap
o Behoefte om bepaalde activiteiten uit te voeren
o Behoefte om een bepaald doel te bereiken
o Behoefte aan sociaal contact
o Voor het bereiken van instrumentele redenen

 2 verschillende soorten motieven: taakgerichte redenen en sociaalgerichte redenen

 Overlap tussen definities, zeer specifieke definities
 !! niet elke verzameling van individuen vormt een groep
 Onderscheid groepen en losse verzamelingen
o Losse verzameling = bestaat uit verschillende individuen die zich op hetzelfde
moment op dezelfde plaats bevinden, maar die geen eenheid vormen of een
bepaalde overeenkomst vertonen
o Kleine groep = 2 of meer individuen die direct contact met elkaar hebben , die zich in
het nastreven van gemeenschappelijke doelen bewust zijn van hun positieve
wederzijde afhankelijkheid, die zich bewust zijn van hun lidmaatschap en zich bewust
zijn van de anderen die deel uitmaken van de groep
o Grote groep = zelfde als kleine groep, maar geen direct contact met elkaar

2. groepstypen

Op basis van interacties en verbindingen

 Collectiviteit = grote tot zeer grote groeperingen waarvan leden op basis van
gemeenschappelijke waarden, normen en belangen een zeker samenhorigheidsgevoel
kennen, maar waarin de leden geen directe interactie met de meeste andere leden hebben
 Primaire en secundaire groepen
o Primaire groepen: persoonlijke en intieme relaties in directe contactsituaties en door
spontaan gedrag
o Secundaire groepen: koele, onpersoonlijke, rationele en formele relaties