1. De student kan SMART-doelstellingen formuleren.
TIPS: SMART formuleren van je leerdoelen
Start je doel met 'IK'
IK + 'kan’ of meet-woord
Maak een stappenplan + tijdsplanning om je doel te bereiken
Criteria doelstellingen:
- Operationeel gedrag
- Concrete leerinhoud
- Conditie (hulpmiddel, omstandigheid)
- Minimumprestatie (moet niet)
De 4 ontwikkelingsgebieden:
1. Cognitief (doelen met het hoofd)
Verstandelijk functioneren, denkactiviteit
2. Psychomotorisch (doelen met de handen)
, Motorische, zintuiglijke, lichamelijke vaardigheden
3. Sociaal (doelen met anderen)
Sociale vaardigheden: vb. in groep leren werken, beter leren
communiceren, …
4. Affectief (doelen met het hart)
Motivatie, interesse, attituden
2. De student kan de verschillende fasen in de cyclus voor
praktijkonderzoek opnoemen en deze toepassen in een
(eigen) voorbeeld.
Oriënteren:
Belang van onderzoek (oriënteren)
Een onderzoekende beroepshouding houdt een open houding,
kritische en creatieve houding in.
Doel: optimaal functioneren van de cliënt.
Je stelt een vraag naar….
Bv. Je wordt individuele begeleider en vraagt aan de cliënt, ouders
en team hoe ze je rol ingevuld zien.
Doelen van onderzoek (oriënteren)
1) Fundamenteel onderzoek
Theorie vorming + toetsing
= Kennis is generaliseerbaar.
Bv. Vraag: Wat is de invloed van corona op jongeren?