Communicatieve vaardigheden
1. Communicatieve basisbegrippen
1.1. Communicatieschema
Een beleving/gedachte wordt omgezet door zender in klanken, woorden, mimiek en gebaren
die een boodschap vormen = codering.
De ontvanger zet de boodschap terug om om een indruk te krijgen van hetgeen de zender
met de boodschap bedoelt = decodering (gebeurt op basis van de buitenkant van de ander
en de eigen binnenkant).
Kanaal = weg waarlangs de info van zender naar ontvanger gaat.
Context = omgeving waar boodschap in gegeven wordt.
Soms kan er in een communicatieproces storing of ruis optreden = onduidelijk spreken,
slecht luisteren, er met je gedachten ‘niet bij zijn’, enz. waardoor boodschappen verkeerd
geïnterpreteerd kunnen worden.
Binnenkant = alle elementen die zich binnen in IK
ons afspelen. BINNENKANT
Gevoelens, betekenissen, gewaarwordingen
Buitenkant = wat de ander van ons waarneemt. gedachten, bedoelingen
Stemmen niet per se overeen met
elkaar! BUITENKANT
Handelen met woorden en
met lichaamstaal
Rechte pijlen: wederzijdse beïnvloeding aan de
buitenkant.
Gebogen pijlen: weerslag op de buitenkant van de BUITENKANT
beïnvloeding
Driehoeken: binnenkant heeft ook invloed op de
buitenkant BINNENKANT
DE ANDER/ DE OVERKANT
, 1.2. Inhouds- en betrekkingsniveau
Inhoudsaspect = de feitelijke informatie die door onze boodschap wordt overgebracht
Betrekkingsaspect = vertelt iets over de relatie tussen zender en ontvanger (manier waarop
iets gezegd wordt, eerder non-verbaal)
In een vlotte communicatie zullen inhouds- en betrekkingsniveau elkaar ondersteunen en in
dezelfde lijn liggen. (bvb: mensen met autisme horen alles letterlijk)
Problemen ontstaan vooral omdat we de 2 niveaus door elkaar gooien waardoor we
misverstanden die eigenlijk met de relatie te maken hebben proberen op te lossen op
inhoudsniveau.
1.3. Eigenschappen van communicatie
Circulair proces
o Wat ik doe (mijn gedrag) is zowel gevolg van jouw gedrag (jouw gedrag
beïnvloed mij) als een oorzaak van jouw gedrag (omdat ik op mijn beurt jou
beïnvloed)
Elk gedrag is communicatie
o Onmogelijk om niet te communiceren: niet gedrag bestaat niet
Elk spreken is een dubbel spreken
o Inhouds- en betrekkingsniveau
Communicatie is zowel non-verbaal als verbaal
o Duidelijke communicatie is congruent: non-verbaal en verbaal vertellen
hetzelfde
Communicatie is symmetrisch of aanvullend
o Symmetrisch = spiegelend: de 1 wordt kwaad/lief en de ander wordt ook
kwaad/lief kan leiden tot strijd/conflict
o Aanvullend = complementair: iemand voelt zich down en de ander gaat
hem/haar proberen op te vrolijken risico hierbij is verstarring (altijd
dezelfde communicatiepatronen)
Uit een boodschap haalt elk zijn eigen waarheid
o Alles dat je meegemaakt hebt/wat je hebt meegekregen gaat een invloed
hebben op de verwerking van een boodschap!
o Iedereen kan dit dus anders interpreteren, iedereen heeft een eigen
waarheid
1.4. Non-verbale communicatie
Lichaamstaal zorgt ervoor dat onze woorden echt en geloofwaardig overkomen maar indien
onze woorden en lichaamstaal niet congruent zijn (niet overeenkomen) dan ontstaan er
storingen.
De verschillende aspecten van non-verbale communicatie
o Lichaamshouding en motoriek
1. Communicatieve basisbegrippen
1.1. Communicatieschema
Een beleving/gedachte wordt omgezet door zender in klanken, woorden, mimiek en gebaren
die een boodschap vormen = codering.
De ontvanger zet de boodschap terug om om een indruk te krijgen van hetgeen de zender
met de boodschap bedoelt = decodering (gebeurt op basis van de buitenkant van de ander
en de eigen binnenkant).
Kanaal = weg waarlangs de info van zender naar ontvanger gaat.
Context = omgeving waar boodschap in gegeven wordt.
Soms kan er in een communicatieproces storing of ruis optreden = onduidelijk spreken,
slecht luisteren, er met je gedachten ‘niet bij zijn’, enz. waardoor boodschappen verkeerd
geïnterpreteerd kunnen worden.
Binnenkant = alle elementen die zich binnen in IK
ons afspelen. BINNENKANT
Gevoelens, betekenissen, gewaarwordingen
Buitenkant = wat de ander van ons waarneemt. gedachten, bedoelingen
Stemmen niet per se overeen met
elkaar! BUITENKANT
Handelen met woorden en
met lichaamstaal
Rechte pijlen: wederzijdse beïnvloeding aan de
buitenkant.
Gebogen pijlen: weerslag op de buitenkant van de BUITENKANT
beïnvloeding
Driehoeken: binnenkant heeft ook invloed op de
buitenkant BINNENKANT
DE ANDER/ DE OVERKANT
, 1.2. Inhouds- en betrekkingsniveau
Inhoudsaspect = de feitelijke informatie die door onze boodschap wordt overgebracht
Betrekkingsaspect = vertelt iets over de relatie tussen zender en ontvanger (manier waarop
iets gezegd wordt, eerder non-verbaal)
In een vlotte communicatie zullen inhouds- en betrekkingsniveau elkaar ondersteunen en in
dezelfde lijn liggen. (bvb: mensen met autisme horen alles letterlijk)
Problemen ontstaan vooral omdat we de 2 niveaus door elkaar gooien waardoor we
misverstanden die eigenlijk met de relatie te maken hebben proberen op te lossen op
inhoudsniveau.
1.3. Eigenschappen van communicatie
Circulair proces
o Wat ik doe (mijn gedrag) is zowel gevolg van jouw gedrag (jouw gedrag
beïnvloed mij) als een oorzaak van jouw gedrag (omdat ik op mijn beurt jou
beïnvloed)
Elk gedrag is communicatie
o Onmogelijk om niet te communiceren: niet gedrag bestaat niet
Elk spreken is een dubbel spreken
o Inhouds- en betrekkingsniveau
Communicatie is zowel non-verbaal als verbaal
o Duidelijke communicatie is congruent: non-verbaal en verbaal vertellen
hetzelfde
Communicatie is symmetrisch of aanvullend
o Symmetrisch = spiegelend: de 1 wordt kwaad/lief en de ander wordt ook
kwaad/lief kan leiden tot strijd/conflict
o Aanvullend = complementair: iemand voelt zich down en de ander gaat
hem/haar proberen op te vrolijken risico hierbij is verstarring (altijd
dezelfde communicatiepatronen)
Uit een boodschap haalt elk zijn eigen waarheid
o Alles dat je meegemaakt hebt/wat je hebt meegekregen gaat een invloed
hebben op de verwerking van een boodschap!
o Iedereen kan dit dus anders interpreteren, iedereen heeft een eigen
waarheid
1.4. Non-verbale communicatie
Lichaamstaal zorgt ervoor dat onze woorden echt en geloofwaardig overkomen maar indien
onze woorden en lichaamstaal niet congruent zijn (niet overeenkomen) dan ontstaan er
storingen.
De verschillende aspecten van non-verbale communicatie
o Lichaamshouding en motoriek