SAMENVATTING SOCIOLOGIE
HOOFDSTUK 1 – WAT IS SOCIOLOGIE?
1. WAT IS SOCIOLOGIE?
August Comte
- = Onderzoek v/d samenleving/van het samenleven, probeert op ≠ niveaus samenleving te bestuderen
- Sociologische verbeelding/perspectief → laat zien hoeveel invloed de samenleving op het leven van
individuen heeft (op ≠ niveaus: gezin, school, samenleving waar je uit komt…)
- Vrije keuze VS sociale invloed → normen + waarden die we hebben zijn voor ons zo vanzelfsprekend,
dat we er niet bij stilstaan dat dit gevolg van maatschappij is
2. MONDIAAL PERSPECTIEF
Mondiaal/globaal perspectief = het bestuderen v/d wereld in zijn geheel + de plaats die onze samenleving
daarin inneemt
- Plaats van onze samenleving i/d wereld heeft invloed op ons leven
- Contacten tss ≠ landen zijn toegenomen
- Sociale problemen die wij kennen zijn elders vaak ernstiger (vb. kloof tss hoogste + laagste lonen)
- Globaal denken helpt ons meer inzicht in onszelf te krijgen
3. SOCIOLOGISCH PERSPECTIEF I/D PRAKTIJK
A. SOCIOLOGIE EN OVERHEIDSBELEID
Beleid
Door studie van doelgroep → manier van aanpakken definiëren, regels, wetten… (vb. wetten met betrekking
tot echtscheiding, opheffen van ongelijkheid tss mannen + vrouwen)
B. SOCIOLOGIE EN PERSOONLIJKE GROEI
Persoonlijke groei, 4 positieve effecten
o Kritische houding t.o.v. wat algemeen aanvaard is
o Beter zicht op mogelijkheden + hindernissen i/h leven
o Actievere rol i/d samenleving
o In vraag stellen v/d eigen manier van leven
4. ONTSTAAN V/D SOCIOLOGIE
- Ontstaan i/d 18e – 19e eeuw
- Maatschappelijke veranderingen (→ ontwikkeling sociologie gestimuleerd)
o Industrialisering (vb. stoommachines, alles in hoger tempo)
o Demografische wijzigingen (vb. van platteland naar stad, groei v/d steden)
o Politiek, nieuwe ideeën
- Toenemend belang wetenschap
(Positivisme → inzicht verwerven op basis van wetenschappelijk onderzoek)
,HOOFDSTUK 2 – SOCIOLOGISCHE
THEORIEËN EN METHODEN
1. SOCIOLOGISCHE THEORIE
→ Taak: sociale gedrag verklaren
4 sociologische benaderingen
- Structureel functionalisme
- Conflictsociologie
- Symbolische interactionisme
- Rationelekeuzebenadering
3 analyseniveaus: mensen gaan in interactie met elkaar → kan op deze 3 manieren
- Micro kleinschalig niveau, kleine groepjes, overzichtelijke interacties
- Meso vb. hoe je je gedraagt op unief, kantoor, wat effect op jou is
- Macro van ‘hogeraf’
2. STRUCTUREEL FUNCTIONALISME
= Gaat na hoe sociale structuren het functioneren v/d samenleving bevorderen
- Ziet samenleving als afhankelijke delen (instituten), die relatief stabiel gebaseerd zijn op gedeelde
consensus over wat moreel wenselijk is, samenleving vormt stabiel + geordend geheel
- Elk onderdeel heeft een fct voor de werking van de samenleving als geheel (vergelijk lichaam)
- Functioneel geheel: kernbegrippen: sociale structuur, sociale functies en instituten
o Sociale structuur: relatief stabiele sociale gedragspatronen (vb. HoGent, Scouts…)
o Sociale functie: gevolg v/e sociaal patroon voor gehele samenleving
o Instituten: organiseren sociale functies
- Merton: manifeste, latente functies en disfuncties
o Manifeste functies: herkende + bedoelde gevolgen v/e sociaal patroon
Vb. Hogent levert goed opgeleide logopedisten af
o Latente functies: niet-herkende, onbedoelde gevolgen v/e sociaal patroon
Vb. veel mensen vinden lief op HoGent, terwijl dit niet manifeste fct is van HoGent
o Disfuncties: een bep sociaal verschijnsel dat functioneren v/d samenleving kan verstoren
Vb. criminele bende in sociale structuur → functioneert niet goed
Kritiek
- Weinig aandacht voor bestaande ongelijkheden (conflict, verandering en ontwikkeling)
- Bestendigt bestaande toestand
, 3. CONFLICTSOCIOLOGIE
= Laat zien hoe ongelijkheid conflicten + verandering veroorzaakt
Samenleving bestaat uit ongelijke groepen → veroorzaakt conflicten + verandering
- Deze groepen hebben ongelijke toegang tot middelen als geld, status, opleiding en macht
- Privileges willen behouden VS verandering
o Mensen met dominante positie willen privileges behouden
o Achtergestelde groepen willen positie verbeteren
- Maatschappelijke verhoudingen zijn resultaat van conflicten tss deze groepen
- Vb. sekseconflictbenadering (ongelijkheid tss mannen + vrouwen) + rassenconflictbenadering
(ongelijkheid tss mensen met ≠ raciale + etnische achtergrond)
Kritiek
- Weinig aandacht voor eenheid + samenwerking
- Gebrek aan wetenschappelijke objectiviteit
- Brengt samenleving in heel algemene termen in kaart (gezin, sociale klasse, ras…)
4. SYMBOLISCH INTERACTIONISME
= Onderzoekt hoe mensen in hun interacties i/h dagelijks leven de werkelijkheid creëren
- Vorige 2 → vooral oriëntatie op macroniveau (totaalbeeld van sociale structuren die samenleving als
geheel gestalte geeft)
- Symbolische interactionisme → microniveau (nauwkeurig + gedetailleerde beschrijving v/d sociale
interacties in concrete situaties
- Mensen bepalen sociale werkelijkheid door hun interacties met anderen
- Studie van deze interacties, kijken welke betekenis mensen toekennen aan bep interactie
- Klemtoon ligt op beleving
Kritiek
- Invloed van culturele + andere factoren mss over hoofd zien
5. RATIONELEKEUZEBENADERING
= Laat zien hoe individuen die allen hun eigen nut op rationele wijze nastreven, de samenleving vormgeven
- = Sociale handelingen zijn gevolg van rationele keuzes van individuen
- Oriëntatie op vooral microniveau
- Kosten-batenanalyse (interacties geleid door onze verwachtingen over wat we er beter/slechter van
zullen worden)
Vb. partnerkeuze → we zoeken partner die minstens evenveel te bieden heeft als ons
- Kritiek: weinig realistisch
Structureel Conflictsociologie Symbolisch Rationelekeuze-
HOOFDSTUK 1 – WAT IS SOCIOLOGIE?
1. WAT IS SOCIOLOGIE?
August Comte
- = Onderzoek v/d samenleving/van het samenleven, probeert op ≠ niveaus samenleving te bestuderen
- Sociologische verbeelding/perspectief → laat zien hoeveel invloed de samenleving op het leven van
individuen heeft (op ≠ niveaus: gezin, school, samenleving waar je uit komt…)
- Vrije keuze VS sociale invloed → normen + waarden die we hebben zijn voor ons zo vanzelfsprekend,
dat we er niet bij stilstaan dat dit gevolg van maatschappij is
2. MONDIAAL PERSPECTIEF
Mondiaal/globaal perspectief = het bestuderen v/d wereld in zijn geheel + de plaats die onze samenleving
daarin inneemt
- Plaats van onze samenleving i/d wereld heeft invloed op ons leven
- Contacten tss ≠ landen zijn toegenomen
- Sociale problemen die wij kennen zijn elders vaak ernstiger (vb. kloof tss hoogste + laagste lonen)
- Globaal denken helpt ons meer inzicht in onszelf te krijgen
3. SOCIOLOGISCH PERSPECTIEF I/D PRAKTIJK
A. SOCIOLOGIE EN OVERHEIDSBELEID
Beleid
Door studie van doelgroep → manier van aanpakken definiëren, regels, wetten… (vb. wetten met betrekking
tot echtscheiding, opheffen van ongelijkheid tss mannen + vrouwen)
B. SOCIOLOGIE EN PERSOONLIJKE GROEI
Persoonlijke groei, 4 positieve effecten
o Kritische houding t.o.v. wat algemeen aanvaard is
o Beter zicht op mogelijkheden + hindernissen i/h leven
o Actievere rol i/d samenleving
o In vraag stellen v/d eigen manier van leven
4. ONTSTAAN V/D SOCIOLOGIE
- Ontstaan i/d 18e – 19e eeuw
- Maatschappelijke veranderingen (→ ontwikkeling sociologie gestimuleerd)
o Industrialisering (vb. stoommachines, alles in hoger tempo)
o Demografische wijzigingen (vb. van platteland naar stad, groei v/d steden)
o Politiek, nieuwe ideeën
- Toenemend belang wetenschap
(Positivisme → inzicht verwerven op basis van wetenschappelijk onderzoek)
,HOOFDSTUK 2 – SOCIOLOGISCHE
THEORIEËN EN METHODEN
1. SOCIOLOGISCHE THEORIE
→ Taak: sociale gedrag verklaren
4 sociologische benaderingen
- Structureel functionalisme
- Conflictsociologie
- Symbolische interactionisme
- Rationelekeuzebenadering
3 analyseniveaus: mensen gaan in interactie met elkaar → kan op deze 3 manieren
- Micro kleinschalig niveau, kleine groepjes, overzichtelijke interacties
- Meso vb. hoe je je gedraagt op unief, kantoor, wat effect op jou is
- Macro van ‘hogeraf’
2. STRUCTUREEL FUNCTIONALISME
= Gaat na hoe sociale structuren het functioneren v/d samenleving bevorderen
- Ziet samenleving als afhankelijke delen (instituten), die relatief stabiel gebaseerd zijn op gedeelde
consensus over wat moreel wenselijk is, samenleving vormt stabiel + geordend geheel
- Elk onderdeel heeft een fct voor de werking van de samenleving als geheel (vergelijk lichaam)
- Functioneel geheel: kernbegrippen: sociale structuur, sociale functies en instituten
o Sociale structuur: relatief stabiele sociale gedragspatronen (vb. HoGent, Scouts…)
o Sociale functie: gevolg v/e sociaal patroon voor gehele samenleving
o Instituten: organiseren sociale functies
- Merton: manifeste, latente functies en disfuncties
o Manifeste functies: herkende + bedoelde gevolgen v/e sociaal patroon
Vb. Hogent levert goed opgeleide logopedisten af
o Latente functies: niet-herkende, onbedoelde gevolgen v/e sociaal patroon
Vb. veel mensen vinden lief op HoGent, terwijl dit niet manifeste fct is van HoGent
o Disfuncties: een bep sociaal verschijnsel dat functioneren v/d samenleving kan verstoren
Vb. criminele bende in sociale structuur → functioneert niet goed
Kritiek
- Weinig aandacht voor bestaande ongelijkheden (conflict, verandering en ontwikkeling)
- Bestendigt bestaande toestand
, 3. CONFLICTSOCIOLOGIE
= Laat zien hoe ongelijkheid conflicten + verandering veroorzaakt
Samenleving bestaat uit ongelijke groepen → veroorzaakt conflicten + verandering
- Deze groepen hebben ongelijke toegang tot middelen als geld, status, opleiding en macht
- Privileges willen behouden VS verandering
o Mensen met dominante positie willen privileges behouden
o Achtergestelde groepen willen positie verbeteren
- Maatschappelijke verhoudingen zijn resultaat van conflicten tss deze groepen
- Vb. sekseconflictbenadering (ongelijkheid tss mannen + vrouwen) + rassenconflictbenadering
(ongelijkheid tss mensen met ≠ raciale + etnische achtergrond)
Kritiek
- Weinig aandacht voor eenheid + samenwerking
- Gebrek aan wetenschappelijke objectiviteit
- Brengt samenleving in heel algemene termen in kaart (gezin, sociale klasse, ras…)
4. SYMBOLISCH INTERACTIONISME
= Onderzoekt hoe mensen in hun interacties i/h dagelijks leven de werkelijkheid creëren
- Vorige 2 → vooral oriëntatie op macroniveau (totaalbeeld van sociale structuren die samenleving als
geheel gestalte geeft)
- Symbolische interactionisme → microniveau (nauwkeurig + gedetailleerde beschrijving v/d sociale
interacties in concrete situaties
- Mensen bepalen sociale werkelijkheid door hun interacties met anderen
- Studie van deze interacties, kijken welke betekenis mensen toekennen aan bep interactie
- Klemtoon ligt op beleving
Kritiek
- Invloed van culturele + andere factoren mss over hoofd zien
5. RATIONELEKEUZEBENADERING
= Laat zien hoe individuen die allen hun eigen nut op rationele wijze nastreven, de samenleving vormgeven
- = Sociale handelingen zijn gevolg van rationele keuzes van individuen
- Oriëntatie op vooral microniveau
- Kosten-batenanalyse (interacties geleid door onze verwachtingen over wat we er beter/slechter van
zullen worden)
Vb. partnerkeuze → we zoeken partner die minstens evenveel te bieden heeft als ons
- Kritiek: weinig realistisch
Structureel Conflictsociologie Symbolisch Rationelekeuze-