Samenvatting – M&TII – Deeltentamen
Algemene informatie
• Variabelen
o Onafhankelijke variabele
▪ De onafhankelijke variabele staat vast en kan niet variëren door iets anders.
o Afhankelijke variabele
▪ De onafhankelijke variabele kan variëren door iets anders
• Hetgeen je wilt verklaren
• Meetniveaus
o Nominaal
▪ De waarden zijn slechts een label (categorieën)
• Géén rangorde
o Ordinaal
▪ Er zit een rangorde in de getallen
• Intervallen tussen getallen zijn niet even groot
o Interval
▪ Er zit een rangorde in de getallen
• Intervallen tussen getallen zijn even groot
• Zonder vast nulpunt
o Ratio
▪ Er zit een rangorde in de getallen
• Intervallen tussen getallen zijn even groot
• Vast nulpunt
o Schaalvariabele:
▪ Interval meetniveau
• Metingen
o Onafhankelijke meting
▪ Verschillende groepen die op 1 moment/manier zijn gemeten
o Afhankelijke meting
▪ Dezelfde groep mensen die op meerdere momenten/manieren zijn gemeten
• Parametrische vs. Non-parametrische toetsen
o Parametrische toets
▪ Normaal verdeling
▪ Interval/ratio variabelen
▪ Steekproef → N > 30
o Niet-parametrische toets
▪ Hierbij wordt gebruik gemaakt van rangscores in plaats van de werkelijke
scores
• Assumptie vrije toetsen
o Altijd bij ordinale variabelen
o Niet normaal verdeeld
o Interval/ratio variabelen
▪ N < 30
,Belangrijk
• N > 30 – Interval / Ratio variabele
o Central limit theorem
▪ Normaliteitsassumptie mag worden genegeerd
• Wel beargumenteren!!!
• Afronden → 2 decimalen
• Zo streng mogelijk toetsen
o Alpha <.01 / <.05
• Unknown → Missing rapporteren
Prevalentie vs. Frequentie
• Prevalentie
o Ja / Nee (dichotoom)
• Frequentie
o Hoe vaak (ratio)
Voorbeeld – Slachtoffer van geweld & diefstal?
▪ 2 variabelen
• Slachtoffer geweld
• Slachtoffer diefstal
▪ SPSS:
• Compute →
o Variabele 1 + Variabele 2
• Nieuwe frequentietabel opvragen
Significantie
• Hoe groot is de kans dat dit verband in de steekproef wordt gevonden terwijl dat verband er
in de werkelijkheid niet is → Significantie x 100%
Hoofdstuk 8 – Correlatie
• Outcome = Model + error
• Covariance
Σ(𝑋𝑖 −𝑋𝑔𝑒𝑚)(𝑌𝑖 −𝑌𝑔𝑒𝑚)
o 𝐶𝑜𝑣𝑎𝑟𝑖𝑎𝑛𝑐𝑒 = 𝑁−1
▪ Positieve covariance
• Als 1 variabele van het gemiddelde weggaat, dan gaat de andere
variabele in dezelfde richting.
▪ Negatieve covariance
• Als 1 variabele van het gemiddelde weggaat (omhoog), dan gaat de
andere variabele in de tegengestelde richting (omlaag).
, • Pearsons r – Correlatie coëfficiënt
o Samenhang en richting tussen 2 (of meer) variabelen
▪ Vereisten
• Afhankelijke variabele = Interval / Ratio meetniveau
o + Normaal verdeeld
o Variabelen
1. Interval / Ratio meetniveau
2. Afhankelijke variabele = Interval / Ratio meetniveau
Onafhankelijke variabele = Nominaal (dichotoom) meetniveau / ordinaal
o Tenzij… →
▪ Checken normaal verdeling
▪ Sprake van outliers?
▪ Kleine N
o Stappen – SPSS
▪ Analyze → Correlate → Bivariate
• Variabelen selecteren
• Suboptie: ‘Test of significance’ → Two-tailed
▪ Paste + Run
o Interpretatie – Pearsons r
▪ Sig. (2-tailed) = Significantie
▪ Pearson Correlation = R (effectgrootte / positief of negatief verband)
o Score
▪ - 1 t/m + 1
o Vuistregel – r
▪ +/- 0.1 – Zwak verband
▪ +/- 0.3 – Gemiddeld verband
▪ +/- 0.5 – Sterk verband
o Rapporteren – Voorbeeld – Pearson’s r
▪ Er wordt een negatief verband gevonden tussen het aantal gereden
kilometers en het aantal ongelukken. Hoe meer kilometers iemand heeft
gereden, hoe meer ongelukken deze persoon heeft gemaakt
• (r = -0.77, p<0.05)
Algemene informatie
• Variabelen
o Onafhankelijke variabele
▪ De onafhankelijke variabele staat vast en kan niet variëren door iets anders.
o Afhankelijke variabele
▪ De onafhankelijke variabele kan variëren door iets anders
• Hetgeen je wilt verklaren
• Meetniveaus
o Nominaal
▪ De waarden zijn slechts een label (categorieën)
• Géén rangorde
o Ordinaal
▪ Er zit een rangorde in de getallen
• Intervallen tussen getallen zijn niet even groot
o Interval
▪ Er zit een rangorde in de getallen
• Intervallen tussen getallen zijn even groot
• Zonder vast nulpunt
o Ratio
▪ Er zit een rangorde in de getallen
• Intervallen tussen getallen zijn even groot
• Vast nulpunt
o Schaalvariabele:
▪ Interval meetniveau
• Metingen
o Onafhankelijke meting
▪ Verschillende groepen die op 1 moment/manier zijn gemeten
o Afhankelijke meting
▪ Dezelfde groep mensen die op meerdere momenten/manieren zijn gemeten
• Parametrische vs. Non-parametrische toetsen
o Parametrische toets
▪ Normaal verdeling
▪ Interval/ratio variabelen
▪ Steekproef → N > 30
o Niet-parametrische toets
▪ Hierbij wordt gebruik gemaakt van rangscores in plaats van de werkelijke
scores
• Assumptie vrije toetsen
o Altijd bij ordinale variabelen
o Niet normaal verdeeld
o Interval/ratio variabelen
▪ N < 30
,Belangrijk
• N > 30 – Interval / Ratio variabele
o Central limit theorem
▪ Normaliteitsassumptie mag worden genegeerd
• Wel beargumenteren!!!
• Afronden → 2 decimalen
• Zo streng mogelijk toetsen
o Alpha <.01 / <.05
• Unknown → Missing rapporteren
Prevalentie vs. Frequentie
• Prevalentie
o Ja / Nee (dichotoom)
• Frequentie
o Hoe vaak (ratio)
Voorbeeld – Slachtoffer van geweld & diefstal?
▪ 2 variabelen
• Slachtoffer geweld
• Slachtoffer diefstal
▪ SPSS:
• Compute →
o Variabele 1 + Variabele 2
• Nieuwe frequentietabel opvragen
Significantie
• Hoe groot is de kans dat dit verband in de steekproef wordt gevonden terwijl dat verband er
in de werkelijkheid niet is → Significantie x 100%
Hoofdstuk 8 – Correlatie
• Outcome = Model + error
• Covariance
Σ(𝑋𝑖 −𝑋𝑔𝑒𝑚)(𝑌𝑖 −𝑌𝑔𝑒𝑚)
o 𝐶𝑜𝑣𝑎𝑟𝑖𝑎𝑛𝑐𝑒 = 𝑁−1
▪ Positieve covariance
• Als 1 variabele van het gemiddelde weggaat, dan gaat de andere
variabele in dezelfde richting.
▪ Negatieve covariance
• Als 1 variabele van het gemiddelde weggaat (omhoog), dan gaat de
andere variabele in de tegengestelde richting (omlaag).
, • Pearsons r – Correlatie coëfficiënt
o Samenhang en richting tussen 2 (of meer) variabelen
▪ Vereisten
• Afhankelijke variabele = Interval / Ratio meetniveau
o + Normaal verdeeld
o Variabelen
1. Interval / Ratio meetniveau
2. Afhankelijke variabele = Interval / Ratio meetniveau
Onafhankelijke variabele = Nominaal (dichotoom) meetniveau / ordinaal
o Tenzij… →
▪ Checken normaal verdeling
▪ Sprake van outliers?
▪ Kleine N
o Stappen – SPSS
▪ Analyze → Correlate → Bivariate
• Variabelen selecteren
• Suboptie: ‘Test of significance’ → Two-tailed
▪ Paste + Run
o Interpretatie – Pearsons r
▪ Sig. (2-tailed) = Significantie
▪ Pearson Correlation = R (effectgrootte / positief of negatief verband)
o Score
▪ - 1 t/m + 1
o Vuistregel – r
▪ +/- 0.1 – Zwak verband
▪ +/- 0.3 – Gemiddeld verband
▪ +/- 0.5 – Sterk verband
o Rapporteren – Voorbeeld – Pearson’s r
▪ Er wordt een negatief verband gevonden tussen het aantal gereden
kilometers en het aantal ongelukken. Hoe meer kilometers iemand heeft
gereden, hoe meer ongelukken deze persoon heeft gemaakt
• (r = -0.77, p<0.05)