Healthy aging
1 Onderzoek
Er wordt tegenwoordig veel onderzoek gedaan naar ouderen.
Gerontologie = studie van het ouder worden
Geriatrie = medische behandeling van ouder wordende personen
Er is nood aan het omzetten van het wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk clinical decision
making.
Leeftijd alleen is een factor waar je rekening mee moet houden, maar vermijd generaliseren!!
Personen van 60 en 90 schillen in leeftijd even veel als iemand van 20 en 50.
Je moet kijken naar ouderen als concept en niet puur naar de leeftijd. De biologische leeftijd is niet
altijd gelijk aan de kalenderleeftijd: iemand kan op dezelfde dag geboren zijn als een bodybuilder,
maar zelf obees zijn biologische leeftijd ligt bij obese veel hoger dan bij bodybuilder.
2 Geriatrische kinesitherapie: nood aan correcte perceptie
Men denkt bij geriatrische kine vaak aan wat wandelen op de gang, maar hier zit verandering in!!
Het bestaat uit curatieve therapie (problemen verminderen) maar ook preventie! problemen
voorkomen.
2.1 Healthy aging
Healthy aging = het proces van het ontwikkelen en onderhouden van een functionele capaciteit die
welzijn op oudere leeftijd mogelijk maakt.
Dit is gebaseerd op 2 dingen:
Mogelijkheid tot functioneren
Intrinsieke capaciteiten (= capaciteiten van de weefsels) hoe betert dit, hoe beter
functioneren
Deze 2 zaken hangen ook samen.
elk weefsel heeft een eigen curve en takelt dus niet op
hetzelfde tempo af. De verschillende weefsels bepalen
samen wat je functionele capaciteit nog is. Ze gaan echter
allemaal achteruit (kennen eenzelfde trend).
Functionele capaciteit combineert de individuele en de omgevingsfactoren en de interactie tussen
beide. Zowel je functionele capaciteit als je intrinsieke capaciteit ondervinden een invloed van de
omgeving, bv. berglucht heeft een ander effect dan stadslucht. Iemand die in de ene omgeving
1
,functioneel is (bv. in de stad dicht bij alles en goed openbaar vervoer) is dat misschien niet in een
andere omgeving (heel afgelegen).
Intrinsieke capaciteit includeert alle fysieke en mentale capaciteiten van een persoon:
Bij het ouder worden ondervind je een graduele accumulatie van moleculaire en cellulaire schade.
algemene afname van de fysiologische reserves.
De grafiek geeft verschillende mogelijkheden
weer: de daling van de intrinsieke capaciteit kan
op verschillende manieren evolueren bij
verschillende mensen in verschillende
omgevingen. Het meest optimale is de blauwe
lijn waarbij de capaciteit pas op het einde
aftakelt. Er kan echter van alles gebeuren zoals
een CVA waardoor je een sprong achteruit zet, en
soms kan je hier van (deels) herstellen, soms niet.
Het is een groepsverhaal: je hebt wel gemiddeldes maar er is een grote variabiliteit:
Bij baby’s/kinderen heb je groeipercentielen, bv. grootte ifv leeftijd om aan preventie te doen: is de
groei afwijkend? Het zou goed zijn om dit ook bij ouderen in te voeren voor bv. de spierkracht in het
oog te kunnen houden. Hiervoor moet er regelmatig gemeten worden ne kan men ingrijpen bij
afwijkingen door bv. krachttraining of andere voeding.
2.2 Waarom geriatrische kinesitherapie?
1) Preventie
2) Niet enkel kijken naar de voornaamste klacht waarmee de patiënt bij jou komt, maar ook
naar het volledige individu
2
,Bij ouderen is er enorm veel multimorbiditeit: meer dan de helft heeft ≥ 3 chronische
aandoeningen. Houd hier ook rekening mee! Je moet kunnen prioriteiten stellen: welk moet ik het
eerst aanpakken zodat de patiënt het grootste effect in functionaliteit
heeft?
je hebt een groep met snelle, een met matige en een met trage
achteruitgang op vlak van wandelsnelheid. Ze starten samen, maar
zeker na 5 jaar zie je een duidelijke aftakking van de trage
achteruitgang.
de groep ouderen die het meeste achteruit ging bij de
wandelsnelheid, heeft ook meer sterftes op vroegere leeftijd.
Hoe meer comorbiditeiten, hoe meer kans op een snelle vertraging
van de wandelsnelheid.
2.3 Het standaard medische diagnosemodel past niet bij ouderen
Synergistic morbidity model: er wordt pas laat ingegrepen
Attribution model: toewijzen aan verkeerd probleem (en niet op onderliggend probleem)
Causal chain model: interactie van verschillende ziektes kunnen elkaar verergeren en de
ene ziekte kan ook de andere veroorzaken.
Unmasking event model: probleem wordt voor groot deel door ander systeem opgevangen
als dit wegvalt, komt het probleem pas naar boven en wordt het als een acuut probleem
gezien.
Slechts bij 50% van de gevallen bij ouderen kan je aan de symptomen maar 1 pathologie koppelen
complex beeld.
Ouderen nemen ook vaak verschillende soorten medicatie tegelijk (=polyfarmacie). Er is weinig
geweten wat de interactie tussen deze is onderling. Ook geen enkele guideline houdt rekening met
multimorbiditeiten. Weet dat bepaalde medicatie zaken als sufheid, tromboses… kunnen
veroorzaken en houd hier rekening mee in de therapie.
3
, Ouderen die acuut worden opgenomen in het ziekenhuis, hebben een verhoogde afhankelijkheid tot
18 maanden nadien. Multidisciplinaire opvolging zou dit kunnen verbeteren.
Een interdisciplinaire aanpak is bij ouderen nog meer nodig dan bij andere patiënten. Houd rekening
met de volledige persoon die voor je staat. De geriatrische kine hoort mee bij het team. De andere
disciplines zijn geriaters, verpleging, gerontologen, psychologen…
2.4 Doelen van de geriatrische kinesist
Deze doelen zijn gerelateerd aan functie, activiteit en zelfstandigheid.
Beperkingen in zelfstandige fysieke capaciteiten zijn de meest voorkomende oorzaak voor vele
aandoeningen bij ouderen. We proberen zo lang mogelijk het ADL functioneren goed te houden, ook
al vroeger in het leven preventie van functioneel verlies.
De technieken die je gebruikt moeten zo veel mogelijk wetenschappelijk onderbouwd zijn.
3 Kwetsbaarheid
3.1 Frailty index
Kwetsbaarheid = groot geriatrisch syndroom, waarvan men op de hoogte moet zijn (en niet alleen bij
75+ers, maar ook bij 50 en 60-jarigen) = frailty = fragiliteit
Bij toenemende leeftijd, is er een afname in verschillende systemen die de functionele capaciteit
kunnen verlagen.
UITHOUDING KRACHT
Er zijn 2 groepen: de lege bolletjes die sedentair hebben geleefd/ nooit krachttraining hebben
gedaan en de groep die wel getraind is. Beide groepen nemen in uithouding en kracht af. Absoluut
gezien verliezen de getrainden meer capaciteiten, maar relatief gezien is het ongeveer gelijk. Ze
hebben wel meer reserve blijven verder van de independency treshold. Als er dan iets gebeurt,
bv. een val, dan zitten ze nog niet meteen onder deze grens en ongetrainden wel.
VO2 max is in alle groepen ongeveer gelijk.
4