Elementen van kostprijsberekening
Theorie
Kostprijsberekening = deel van management accounting, heeft als doel informatie te geven voor
internen ↔ terwijl boekhouden als doel heeft informatie te geven aan externen.
Kost ~ opportuniteitskost
= de waarde van het meest waardevolle dat men niet meer kan doen omdat de middelen besteed
werden aan dit product of deze dienst.
4 soorten kosten:
1) Vaste directe kost
2) Vaste indirecte kost
3) Variabele directe kost
4) Variabele indirecte kost
Vaste kosten = blijft vast gedurende bepaalde tijd.
Variabele kosten = kunnen veranderen (stijgen of dalen).
Direct = kunnen we direct linken aan een productieproces, bv arbeidskosten.
Indirect = kunnen we pas indirect linken aan een bepaald product, bv elektriciteit.
PRACTICUM 18: Verschillenanalyse
Flexibel opbrengstenbudget
• B = gebudgetteerd = wat je geschat hebt
• A = actueel
• Statisch budget = gebudgetteerde prijs (PB) x gebudgetteerde hoeveelheid (QB)
• Flexibel budget = gebudgetteerde prijs (PB) x de actuele hoeveelheid (QA)
• Werkelijkheid = actuele prijs (PA) x de actuele hoeveelheid (QA)
• Verkoopvolumeverschil = het verschil tussen statisch budget en flexibel budget
o Meet de effectiviteit: zijn de doelstellingen bereikt?
• Flexibel budgetverschil = het verschil tussen flexibel budget en werkelijkheid
o Meet de efficiëntie: zo veel mogelijk, met zo weinig mogelijk middelen
• Statisch budgetverschil = verschil tussen statisch budget en werkelijkheid
1
, Oefening 1a
• F = vaste kost
• v = variabele kost
• v x Q = totale variabele kost
• F = favourable = positief (een hoge opbrengst/resultaat of een lage kost)
• U = unfavourable = negatief (een lage opbrengst/resultaat of een hoge kost)
o Om F of U te weten, moet je steeds van links naar rechts vergelijken!
• Contributie = opbrengsten (P x Q) – totale variabele kosten (v x Q)
• Brutoresultaat (BR) = contributie – vaste kosten (F)
• Statisch budgetverschil moet enkel berekend worden voor het brutoresultaat (BR)!
Je wilt de variabele
kost per eenheid
Wat kunnen we concluderen?
• Verkoopvolumeverschil
• Minder banden verkocht dan verwacht
• Invloed groter op opbrengsten dan op variabele kosten → winst daalt
• Niet effectief
• Flexibel budgetverschil
• Hogere verkoopprijs
• Veel hogere variabele kosten: overtreft de rest
• Lagere vaste kosten
• Niet efficiënt → verder onderzoeken
2
Theorie
Kostprijsberekening = deel van management accounting, heeft als doel informatie te geven voor
internen ↔ terwijl boekhouden als doel heeft informatie te geven aan externen.
Kost ~ opportuniteitskost
= de waarde van het meest waardevolle dat men niet meer kan doen omdat de middelen besteed
werden aan dit product of deze dienst.
4 soorten kosten:
1) Vaste directe kost
2) Vaste indirecte kost
3) Variabele directe kost
4) Variabele indirecte kost
Vaste kosten = blijft vast gedurende bepaalde tijd.
Variabele kosten = kunnen veranderen (stijgen of dalen).
Direct = kunnen we direct linken aan een productieproces, bv arbeidskosten.
Indirect = kunnen we pas indirect linken aan een bepaald product, bv elektriciteit.
PRACTICUM 18: Verschillenanalyse
Flexibel opbrengstenbudget
• B = gebudgetteerd = wat je geschat hebt
• A = actueel
• Statisch budget = gebudgetteerde prijs (PB) x gebudgetteerde hoeveelheid (QB)
• Flexibel budget = gebudgetteerde prijs (PB) x de actuele hoeveelheid (QA)
• Werkelijkheid = actuele prijs (PA) x de actuele hoeveelheid (QA)
• Verkoopvolumeverschil = het verschil tussen statisch budget en flexibel budget
o Meet de effectiviteit: zijn de doelstellingen bereikt?
• Flexibel budgetverschil = het verschil tussen flexibel budget en werkelijkheid
o Meet de efficiëntie: zo veel mogelijk, met zo weinig mogelijk middelen
• Statisch budgetverschil = verschil tussen statisch budget en werkelijkheid
1
, Oefening 1a
• F = vaste kost
• v = variabele kost
• v x Q = totale variabele kost
• F = favourable = positief (een hoge opbrengst/resultaat of een lage kost)
• U = unfavourable = negatief (een lage opbrengst/resultaat of een hoge kost)
o Om F of U te weten, moet je steeds van links naar rechts vergelijken!
• Contributie = opbrengsten (P x Q) – totale variabele kosten (v x Q)
• Brutoresultaat (BR) = contributie – vaste kosten (F)
• Statisch budgetverschil moet enkel berekend worden voor het brutoresultaat (BR)!
Je wilt de variabele
kost per eenheid
Wat kunnen we concluderen?
• Verkoopvolumeverschil
• Minder banden verkocht dan verwacht
• Invloed groter op opbrengsten dan op variabele kosten → winst daalt
• Niet effectief
• Flexibel budgetverschil
• Hogere verkoopprijs
• Veel hogere variabele kosten: overtreft de rest
• Lagere vaste kosten
• Niet efficiënt → verder onderzoeken
2