Working Words At Work: Chapter 9

Working Words At Work: Law and Order

9.1. Justice and A law

Getuigen To testify
Vasthouden To detain
Een jury A jury
Een aanklacht A charge
Onschuldig Innocent
Een misdaad begaan To commit (a crime)
Een verdachte A suspect
Een strafbaar feit An offence (against something)
Een zaak behandelen To hear (a case)
Vervolgen To prosecute
 Prosecution
Beschuldigen To accuse
Een zaak schikken To settle
Overheden The authorities
Een advocaat A solicitor
Een bevel A warrant
Een proces A trial
Waarschuwen To caution
Het bewijs The evidence
Vrijlaten met borg To release on bail
Een moord/doodslag A manslaughter
Een overval A robbery
De verdediging A defence
Onderzoeken To challenge
Gezegd over de jury wanneer wordt nagegaan of ze
vooroordelen kunnen hebben
Een beklaagde/ verdachte A defendant
Een veroordeling/vonnis A conviction
Nietig verklaren To annul
Beroep An appeal
Een straf A sentence
Ondervragen To cross-examine
Burgerlijk recht The civil-law
Een schadevergoeding A compensation
Aanklagen To sue
Vrijlaten To set somebody free
Een misdaad A crime
Verdedigen To defend
Iemand veroordelen To charge somebody
Iemand berechten To put somebody on trial
Naar de rechtbank gaan To go to law
Onschuldigheid Innocence
De beschuldigde An accused
Iemand schuldig verklaren To find somebody guilty of
Een getuige To witness