Neuroanatomie en pathologie
Het menselijk brein: informa2everwerkend orgaan è orgaan dat anders is dan bv het hart à
hersenen zijn een open orgaan à hebben de omgeving nodig om gezond en wel te kunnen
func2oneren à de omgeving bepaalt samen met de gene2ca het gedrag
Deel 1: Cellulaire neuroanatomie en neurofysiologie
Hoofdstuk 1: Conceptueel neurowetenschappelijk kader
1.1 Evolu)e hee, geleid tot een toenemende complexiteit van neurale structuren en
hersenen
Hersenen zijn super complex
We hebben nood aan dit speciaal kader = (conceptueel denkkader)
Hersenen zijn het resultaat van een lang evolu2eproces dat ons brein en ons zenuwstelsel zo
heeA gevormd, de toename van complex en intelligent gedrag gaat steeds gepaard met een
toenemende complexiteit van neurale structuren en hersenen.
Hersenen zijn miljarden circuits die samengepropt zijn è die creeren een resultaat = meeste
complexe resultaat van deze werking is gedrag
Nood aan een kader om hersenfenomen te kunnen begrijpen
Endogene processen = de processen die in ons lichaam gebeuren
Zenuwcellen samen vormen neurale circuits = netwerken
Netwerken samen op elkaar = zenuwstelsel met hersenen.
Factor 1 = gedrag
Gedrag is het gevolg van de samenwerking van het zenuwstelsel en de hersenen
, - Motoriek
- Cogni2e = basis van de informa2e verwerken, aandacht geheugen taal
- Emo2es
- Viscerale func2e = autonome func2es: ademhaling, bloeddrukregeleing
Gedragfunc2es worden mogelijk gemaakt door alle hersenen en de hersenen worden mogelijk
gemaakt door alle zenuwcellen
Voor ac2viteiten moet je alle gedragsfunc2es inschakelen, heb je nodig om een ac2viteit uit
te voeren à bv thee maken, volgorde kennen, en ook moto2sch in orde zijn (2 handen nodig
hebben)
Factor 2: Exogene = omgevingsfactoren
Interac2e tussen de omgeving en de endogene processen, alles wat vastligt en gene2sch
bepaald is
Factor 3: 2jdsfactor
Fylogenese = proces van miljoenen jaren evolu2e
Ontogenese = brein groeit vanaf de foetus (gedurende ons hele leven ernaar kijken)
Neuroplas)citeit = veranderingen door heel de dag en brein leert van ervaring = unieke
persoon gevormd, belangrijk aspect in de revalideit want mensen maken nieuwe concec2es
aan na een stoornis in de hersenen (verlamming)
Factor 4: persoon
Een persoon is ook een factor
à bv: draaglast dragen gevormd door heel de ontwikkeling
Cellulaire neurofysioloie = we gaan proberen begrijpen hoe een cel het doet om gedrag te
vormen.
De zenuwcel verandert elke seconde en is elke seconde aan het herprogrammeren =
neuroplas2citeit. En neuroplis2citeit is de basis hoe leren ontstaat, hoe meer je herhaalt hoe
meer verbindingen er ontstaan in het brein. Ook leren we vanuit eigen ervaringen.
Elke zenuwcel heeA zijn eigen enditeit verworven = zenuwcel heeA een bepaalde func2e
Het geheel van alle cenuwcellen is meer de de som van alle zenuwcellen
Heel veel cellen samen vormen neurale circuits, deze maken concec2es met elkaar aan en zo
ontstaan onze netwerken in onze hersenen, verbindingen = biologische basis hoe
gedragsfunc2es ontstaan.
Neurale circuits leiden tot het zenuwstelsel inclusief de hersenen
Immergente eigenschappen = ze staan opzich
Bv:
- je kan perfect over de hersenen spreken zonder dat je alles van de zenuwcellen moet
weten
, - je kan over gedrag spreken zonder de hersenen uit te leggenen dat komt omdat het
immergente eigesnchappen zijn/ func2es
Biopsychosociaal model = hoe we naar de hersenen en gedrag gaan kijken
Klinische implica)es à als er iets misgaat binnen de hersenen
Oorzaak van een aandoening = e2ologie = dat is de reden waarom iets gebeurt
Gedragsdesfunc)es = stoornissen binnen gedragfunc2es
Stress kan de structuur van de zenuwcel veranderen
Hoofdstuk 2: Cellulaire fylogenese
Fylogenese = evolu2e
2.1 Onstaan van het leven
- Heelal: 13,7 miljard jaar geleden ontstaan
- Zonnestelsel : 4,6 miljard jaar geleden.
(Kort daarna kwam over een periode van 100-200 miljoen jaar de planeet Aarde tot
stand uit de geleidelijke accumula2e van stof en brokstukken)
- Eerste gesteenten en oceanen : 4,4 miljard jaar geleden
- In die oceanen ontstond het leven : 545 miljoen jaar geleden
2.3 De cel als morfologische en func)onele eenheid van leven
Mijlpaal voor als we over echt leven beginnen spreken à bij het onstaan van een cel
Biologen beschouwen de cel als de func2onele eenheid van het leven
Celmembraan: afscheiding tussen een intracellulaire ‘binnenwereld’ en een
extracellulaire ‘buitenwereld’
2.5 Evolu)e als basis van eenheid in diversiteit
, Cellen krijgen steeds meer vorm
We kunnen het leven verdelen in 2 categorieën:
- Prokaryoten: geen celkern, het DNA ligt gewoon los in de cel.
- Eukaryoten: hebben een celkern waarin het DNA zich bevindt
2.6 Organisa)e van een eukaryote cel
Voorbeeld eukaryote cel: schimmel
Eukaryote cel:
- Hebben een celkern of nucleous
- Andere organellen binnen het cytoplasma van de cel: mitochondrion, ribosomen,
endoplasma2sch re2culum
- Vezelach2g cytoskelet
- Microtubuli speelt een rol bij de ac2eve verplaatsing van celcomponenten
Het menselijk brein: informa2everwerkend orgaan è orgaan dat anders is dan bv het hart à
hersenen zijn een open orgaan à hebben de omgeving nodig om gezond en wel te kunnen
func2oneren à de omgeving bepaalt samen met de gene2ca het gedrag
Deel 1: Cellulaire neuroanatomie en neurofysiologie
Hoofdstuk 1: Conceptueel neurowetenschappelijk kader
1.1 Evolu)e hee, geleid tot een toenemende complexiteit van neurale structuren en
hersenen
Hersenen zijn super complex
We hebben nood aan dit speciaal kader = (conceptueel denkkader)
Hersenen zijn het resultaat van een lang evolu2eproces dat ons brein en ons zenuwstelsel zo
heeA gevormd, de toename van complex en intelligent gedrag gaat steeds gepaard met een
toenemende complexiteit van neurale structuren en hersenen.
Hersenen zijn miljarden circuits die samengepropt zijn è die creeren een resultaat = meeste
complexe resultaat van deze werking is gedrag
Nood aan een kader om hersenfenomen te kunnen begrijpen
Endogene processen = de processen die in ons lichaam gebeuren
Zenuwcellen samen vormen neurale circuits = netwerken
Netwerken samen op elkaar = zenuwstelsel met hersenen.
Factor 1 = gedrag
Gedrag is het gevolg van de samenwerking van het zenuwstelsel en de hersenen
, - Motoriek
- Cogni2e = basis van de informa2e verwerken, aandacht geheugen taal
- Emo2es
- Viscerale func2e = autonome func2es: ademhaling, bloeddrukregeleing
Gedragfunc2es worden mogelijk gemaakt door alle hersenen en de hersenen worden mogelijk
gemaakt door alle zenuwcellen
Voor ac2viteiten moet je alle gedragsfunc2es inschakelen, heb je nodig om een ac2viteit uit
te voeren à bv thee maken, volgorde kennen, en ook moto2sch in orde zijn (2 handen nodig
hebben)
Factor 2: Exogene = omgevingsfactoren
Interac2e tussen de omgeving en de endogene processen, alles wat vastligt en gene2sch
bepaald is
Factor 3: 2jdsfactor
Fylogenese = proces van miljoenen jaren evolu2e
Ontogenese = brein groeit vanaf de foetus (gedurende ons hele leven ernaar kijken)
Neuroplas)citeit = veranderingen door heel de dag en brein leert van ervaring = unieke
persoon gevormd, belangrijk aspect in de revalideit want mensen maken nieuwe concec2es
aan na een stoornis in de hersenen (verlamming)
Factor 4: persoon
Een persoon is ook een factor
à bv: draaglast dragen gevormd door heel de ontwikkeling
Cellulaire neurofysioloie = we gaan proberen begrijpen hoe een cel het doet om gedrag te
vormen.
De zenuwcel verandert elke seconde en is elke seconde aan het herprogrammeren =
neuroplas2citeit. En neuroplis2citeit is de basis hoe leren ontstaat, hoe meer je herhaalt hoe
meer verbindingen er ontstaan in het brein. Ook leren we vanuit eigen ervaringen.
Elke zenuwcel heeA zijn eigen enditeit verworven = zenuwcel heeA een bepaalde func2e
Het geheel van alle cenuwcellen is meer de de som van alle zenuwcellen
Heel veel cellen samen vormen neurale circuits, deze maken concec2es met elkaar aan en zo
ontstaan onze netwerken in onze hersenen, verbindingen = biologische basis hoe
gedragsfunc2es ontstaan.
Neurale circuits leiden tot het zenuwstelsel inclusief de hersenen
Immergente eigenschappen = ze staan opzich
Bv:
- je kan perfect over de hersenen spreken zonder dat je alles van de zenuwcellen moet
weten
, - je kan over gedrag spreken zonder de hersenen uit te leggenen dat komt omdat het
immergente eigesnchappen zijn/ func2es
Biopsychosociaal model = hoe we naar de hersenen en gedrag gaan kijken
Klinische implica)es à als er iets misgaat binnen de hersenen
Oorzaak van een aandoening = e2ologie = dat is de reden waarom iets gebeurt
Gedragsdesfunc)es = stoornissen binnen gedragfunc2es
Stress kan de structuur van de zenuwcel veranderen
Hoofdstuk 2: Cellulaire fylogenese
Fylogenese = evolu2e
2.1 Onstaan van het leven
- Heelal: 13,7 miljard jaar geleden ontstaan
- Zonnestelsel : 4,6 miljard jaar geleden.
(Kort daarna kwam over een periode van 100-200 miljoen jaar de planeet Aarde tot
stand uit de geleidelijke accumula2e van stof en brokstukken)
- Eerste gesteenten en oceanen : 4,4 miljard jaar geleden
- In die oceanen ontstond het leven : 545 miljoen jaar geleden
2.3 De cel als morfologische en func)onele eenheid van leven
Mijlpaal voor als we over echt leven beginnen spreken à bij het onstaan van een cel
Biologen beschouwen de cel als de func2onele eenheid van het leven
Celmembraan: afscheiding tussen een intracellulaire ‘binnenwereld’ en een
extracellulaire ‘buitenwereld’
2.5 Evolu)e als basis van eenheid in diversiteit
, Cellen krijgen steeds meer vorm
We kunnen het leven verdelen in 2 categorieën:
- Prokaryoten: geen celkern, het DNA ligt gewoon los in de cel.
- Eukaryoten: hebben een celkern waarin het DNA zich bevindt
2.6 Organisa)e van een eukaryote cel
Voorbeeld eukaryote cel: schimmel
Eukaryote cel:
- Hebben een celkern of nucleous
- Andere organellen binnen het cytoplasma van de cel: mitochondrion, ribosomen,
endoplasma2sch re2culum
- Vezelach2g cytoskelet
- Microtubuli speelt een rol bij de ac2eve verplaatsing van celcomponenten