SAMENVATTING NEDERLANDS-A
LES 1 + 2: INTRO
EEN BREDE BASISVORMING
Invloedfactoren: Beginsituatie, Sociaal-Economische Status (SES) en leerpotentieel
bepalen de brede basisvorming
Componenten:
Kennis
Vaardigheden
Persoonsontwikkeling
Kenmerk: taal wordt geïntegreerd in alle vakgebieden Taal = motor van leren
TAALKRACHTIG ONDERWIJS
Drie pijlers:
Taalkennis: taalgebruik en taalsysteem
Talige vaardigheden: lezen, luisteren, schrijven, spreken, gesprekken voeren
Attitudes: houding, emotie en motivatie
Samenhang: taal wordt gebruikt om te delen en om te leren
Vier functies van taal:
1. Communicatieve functie
o Taal gebruiken om informatie uit te wisselen en gedachten over te brengen
2. Expressieve functie
o Taal inzetten om gevoelens, meningen en persoonlijke ervaringen uit te
drukken
3. Conceptualiserende functie
o Taal gebruiken om kennis te ordenen, begrippen te begrijpen en verbanden
te leggen
4. Sociale functie
o Taal inzetten om relaties op te bouwen en sociale interacties mogelijk te
maken
VRAGEN BIJ VOORLEZEN IN DE KLAS
Voorkennis oprapen:
Waarover kan het boek gaan
o Betekenis cover
o Cover voorspellen
Beginnen lezen:
Prenten bespreken
Vragen stellen
, o Wat kan dit betekenen?
LES 3: LEESMOTIVATIE – DE 7 PRINCIPES VAN TAALKRACHTIG ONDERWIJS
INZICHT IN LEESMOTIVATIE
2 SOORTEN MOTIVATIE
1. GECONTROLEERDE MOTIVATIE “MOETEN”
Kenmerk: lezen gebeurt omdat het moet, niet vanuit eigen wil
Vormen:
Externe regulatie
o Lezen om straf te vermijden, beloning te krijgen of aan verwachtingen te
voldoen
o Bv: “Ik lees omdat het moet van mijn ouders.”
Introjectie
o Lezen om schuld, schaamte of angst te vermijden, of om trots te voelen
o Bv: “Ik lees omdat ik me schuldig zou voelen als ik het niet doe.”
2. AUTONOME MOTIVATIE “WILLEN”
Kenmerk: lezen gebeurt vanuit eigen keuze en interesse
Vormen:
Identificatie
o Lezen omdat het zinvol en waardevol is
o Bv: “Ik lees omdat ik lezen zinvol en waardevol vind.”
Intrinsieke motivatie
o Lezen omdat het plezier, passie en interesse geeft
o Bv: “Ik lees omdat ik lezen echt boeiend vind.”
LITERAIRE GENRES
Realistische verhalen: verhalen die zich afspelen in een herkenbare,
realistische wereld
Historische verhalen: verhalen gesitueerd in een historische context
Dierenverhalen: verhalen waarin dieren een centrale rol spelen
Sprookjes: traditionele of moderne sprookjes met fantasie-elementen
Fantasieverhalen: verhalen met andere wetten, wezens en veel inleving in de
hoofdpersonages
Fantastische verhalen: verhalen waarin realiteit en een andere wereld naast
elkaar bestaan
Sciencefiction: verhalen met een futuristische dimensie
Avonturenverhalen: detectieve-, griezel- of actievolle verhalen, vaak met een
queeste
Interculturele verhalen: verhalen die diversiteit in brede zin belichten
Prentenboeken: boeken met veel illustraties, vaak voor jonge lezers
Strips en graphic novels: verhalen in stripvorm of als beeldroman
, CRITERIA VOOR NON-FICTIE
Inhoud en lezer
Het boek moet duidelijk maken waarover het gaat en voor welk publiek het
bedoeld is
De informatie moet actueel zijn
Bronnen
Betrouwbare, relevante bronnen worden gebruikt
Feiten en meningen van de auteur moeten duidelijk onderscheiden zijn
Weergave van de inhoud
Inhoud moet aantrekkelijk en begrijpelijk gepresenteerd worden voor de doelgroep
Samenhang en logische opbouw zijn belangrijk
Taalgebruik
Rijk taalgebruik met gepaste terminologie, aangepast aan de doelgroep
Abstracte begrippen worden verduidelijkt met voorbeelden
Lay-out
Ondersteunende lay-out met duidelijke illustraties en verhelderende tekstblokjes
Overzichtelijke en consistente lettertypes.
Duidelijk mens- en maatschappijbeeld
Genuanceerde, niet-clichématige en niet-stereotyperende benadering van
onderwerpen
Humor
Humor helpt om moeilijke of delicate onderwerpen te relativeren, in tekst en/of
illustraties
LES 1 + 2: INTRO
EEN BREDE BASISVORMING
Invloedfactoren: Beginsituatie, Sociaal-Economische Status (SES) en leerpotentieel
bepalen de brede basisvorming
Componenten:
Kennis
Vaardigheden
Persoonsontwikkeling
Kenmerk: taal wordt geïntegreerd in alle vakgebieden Taal = motor van leren
TAALKRACHTIG ONDERWIJS
Drie pijlers:
Taalkennis: taalgebruik en taalsysteem
Talige vaardigheden: lezen, luisteren, schrijven, spreken, gesprekken voeren
Attitudes: houding, emotie en motivatie
Samenhang: taal wordt gebruikt om te delen en om te leren
Vier functies van taal:
1. Communicatieve functie
o Taal gebruiken om informatie uit te wisselen en gedachten over te brengen
2. Expressieve functie
o Taal inzetten om gevoelens, meningen en persoonlijke ervaringen uit te
drukken
3. Conceptualiserende functie
o Taal gebruiken om kennis te ordenen, begrippen te begrijpen en verbanden
te leggen
4. Sociale functie
o Taal inzetten om relaties op te bouwen en sociale interacties mogelijk te
maken
VRAGEN BIJ VOORLEZEN IN DE KLAS
Voorkennis oprapen:
Waarover kan het boek gaan
o Betekenis cover
o Cover voorspellen
Beginnen lezen:
Prenten bespreken
Vragen stellen
, o Wat kan dit betekenen?
LES 3: LEESMOTIVATIE – DE 7 PRINCIPES VAN TAALKRACHTIG ONDERWIJS
INZICHT IN LEESMOTIVATIE
2 SOORTEN MOTIVATIE
1. GECONTROLEERDE MOTIVATIE “MOETEN”
Kenmerk: lezen gebeurt omdat het moet, niet vanuit eigen wil
Vormen:
Externe regulatie
o Lezen om straf te vermijden, beloning te krijgen of aan verwachtingen te
voldoen
o Bv: “Ik lees omdat het moet van mijn ouders.”
Introjectie
o Lezen om schuld, schaamte of angst te vermijden, of om trots te voelen
o Bv: “Ik lees omdat ik me schuldig zou voelen als ik het niet doe.”
2. AUTONOME MOTIVATIE “WILLEN”
Kenmerk: lezen gebeurt vanuit eigen keuze en interesse
Vormen:
Identificatie
o Lezen omdat het zinvol en waardevol is
o Bv: “Ik lees omdat ik lezen zinvol en waardevol vind.”
Intrinsieke motivatie
o Lezen omdat het plezier, passie en interesse geeft
o Bv: “Ik lees omdat ik lezen echt boeiend vind.”
LITERAIRE GENRES
Realistische verhalen: verhalen die zich afspelen in een herkenbare,
realistische wereld
Historische verhalen: verhalen gesitueerd in een historische context
Dierenverhalen: verhalen waarin dieren een centrale rol spelen
Sprookjes: traditionele of moderne sprookjes met fantasie-elementen
Fantasieverhalen: verhalen met andere wetten, wezens en veel inleving in de
hoofdpersonages
Fantastische verhalen: verhalen waarin realiteit en een andere wereld naast
elkaar bestaan
Sciencefiction: verhalen met een futuristische dimensie
Avonturenverhalen: detectieve-, griezel- of actievolle verhalen, vaak met een
queeste
Interculturele verhalen: verhalen die diversiteit in brede zin belichten
Prentenboeken: boeken met veel illustraties, vaak voor jonge lezers
Strips en graphic novels: verhalen in stripvorm of als beeldroman
, CRITERIA VOOR NON-FICTIE
Inhoud en lezer
Het boek moet duidelijk maken waarover het gaat en voor welk publiek het
bedoeld is
De informatie moet actueel zijn
Bronnen
Betrouwbare, relevante bronnen worden gebruikt
Feiten en meningen van de auteur moeten duidelijk onderscheiden zijn
Weergave van de inhoud
Inhoud moet aantrekkelijk en begrijpelijk gepresenteerd worden voor de doelgroep
Samenhang en logische opbouw zijn belangrijk
Taalgebruik
Rijk taalgebruik met gepaste terminologie, aangepast aan de doelgroep
Abstracte begrippen worden verduidelijkt met voorbeelden
Lay-out
Ondersteunende lay-out met duidelijke illustraties en verhelderende tekstblokjes
Overzichtelijke en consistente lettertypes.
Duidelijk mens- en maatschappijbeeld
Genuanceerde, niet-clichématige en niet-stereotyperende benadering van
onderwerpen
Humor
Humor helpt om moeilijke of delicate onderwerpen te relativeren, in tekst en/of
illustraties